Biimeiilandsch Nieuws.
Biiitenlaudsch Overzicht.
Uit Stad en Provincie.
Kerk m S c h o o 1.
Toespraak van de Koningin tot het leger.
Woensdagmorgen te kwart over achten zijn
II. M. de Koningin en Z. K. H. de I'rins, ver
gezeld van de hofdame baronesse Sloet van
Marxveld, de adjudanten Ridder van Rappard,
kapitein jlir. Sickinghe, kapitein Ruys enden
ordonnans-officier luitenant Sixma baron van
Heemstede, naar de kazerne te Groningen
gegaan, alwaar de troepen van het 12de re
giment infanterie met de stafmuziek van de
eerste infanteriebrigade onder commando van
luit.-kol. Staal waren opgesteld.
Na een inspectie over de troepen liet Hare
Majesteit het carree formeeren en hield daarna
de volgende rede
Officieren, onderofficieren, korporaals en
soldaten, het is Mijn wensch, enkele woorden
tot u te richten naar aanleiding van het sneu
velen van uwen wakkeren kameraad en chef.
Sedert die droeve mare tot ons kwam, trilt
in ons de snaar van vaderlandsliefde. Neder
landsche harten kloppen sneller, volk en leger,
wij allen gevoelen ons op een g a n s c h b ij-
z o n d e r e w ij z e één, in rechtmatige» trots
op den zoon van onzen stam, die in den
vreemde getoond heeft, wat oud-vaderlandsche
plichtsbetrachting en moed beteokenen, op
zijne krijgsmakkers in Albanië, die een schoone
taak op de schouders namen in dienst dei-
beschaving.
Van ooggetuigen vernam Ik van de onver
schrokkenheid en volharding, waarmede zij hun
zwaren en gevaarvollen plicht vervullen, van
de ontbering en moeite, welke zij zich ge
troosten, waarvan wij hier wellicht nooit iets
zullen vernemen. Hun allen onzen dank voor
hetgeen zij voor den roem van vaderland en
leger doen. Zij herinnerden ons aan de veel
omvattende roeping, welke aan ons dapper
Indisch leger en onze vloot, aan het corps
bestuursambtenaren is toevertrouwd in ons
groote Nederland onder de keerkringen. Wie
zoude de tallooze offers kunnen vergeten, die
daar gebracht zijn en iederen dag opnieuw
worden gebracht, die schitterende wapenfeiten,
die daden van zelfverloochening en moed in
den dienst van het vaderland verricht. Ook
dezen gedenk Ik met groote waardeering en
dankbaarheid, die mannen van graniet en
van staal. Zij allen gaan ons voor op den
weg van plicht, van veerkracht en van moed.
Dat zij ons mochten bezielen, groot te zijn
als zij. Voorwaar de dagen van Coen en De
Ruijter, zij behoeven, zij mogen niet tot het
verleden behooren.
Na deze toespraak werd door de stafmuziek
het Wien Neerlandsch Bloed ingezet, en
keerden Hare Majesteit en Z. K. II. naar het
gouvernementshotel terug.
De gebeurtenissen te Durazzo.
De Nederlandsche officieren.
De Konstautinopolitaansche correspondent
van de N. R. C. schrijft dezen brief
In verband met de paniek door de vlucht
der - Malisoren en Mirdieten pakte ik alzoo
weer fluks mijn bagage bijeen, en nu al
voor de vierde maal in drie etmalen zeulden
we valiezen en beddegoed naar het Duitsche
gezantschap. 'Daar dit echter geen bewaking
meer had, besloot de zaakgelastigde alras met
ons allen naar het gezantschap van de Donau-
monarchie terug te trekken, alwaar het in den
hof al tjokvol met vluchtelingen van verschil
lenden landaard was. Daar was ook de
Engelsche vice-admiraal gekomen, die juist een
wandeling door de stad deed, en kort daarna
kwam daar ook de Oostenrijksche, en warempel
vervolgens ook de Italiaansche schout-bij nacht,
de laatste omdat hij meende het eigen, wat
verder in de stad gelegen gezantschap niet
meer tijdig te kunnen bereiken verder waren
daar ook nog de diplomatieke vertegenwoor
digers van de landen welke nog geen eigen
huis hebben. Een uitgelezen gezelschap dus,
dat zich verdrong op het terras boven het
gebouw, van waar men den geheelen omtrek
overziet.
Na een kwartier zag men van daar evenwel
nagenoeg niets meer. Men hoorde wat zwak
geweergeknetter, men zag nog wat groezelig
witte stippen (de Albaneezen dragen allen eène
kleeding van een dikke, maar tamelijk poreuze
stof, welke oorspronkelijk wit, in het gebruik
al spoedig groezelig wordt en bij gebrek aan
wasschen zelfs een chocolade-bruine kleur
aanneemt) tusschen het struikgewas van het
moeras heen en weer trekken, en te één uur
was er overal rust ingetreden. Op het markt
plein en in de gebouwen, waar de katholieke
hulptroepen zijn ondergebracht, trokken dezen
zich te zamen en legden,zich te slapen, alsof
ze in plaats van een volslagen nederlaag te
hebben geleden, de vijand zoo totaal verslagen
hadden, dat die als geheel onschadelijk ge
maakt kon gelden. Hadden de rebellen gewild,
waarschijnlijk hadden ze ook op dat oogenblik
de stad kunnen binnendringen.
Den geheelen namiddag hadden we het
treurige schouwspel van het binnenbrengen
van de gewonden, die ditmaal ook aan onze
zijde veel talrijker waren dan vei leden Maandag
zóodat het een na het ander alle openbare
gebouwen, de moskeeën en de baden tot
lazaretten moesten worden ingericht en steeds
meer geneesheeren en verplegingspersoneel
van de oorlogsschepen moest gevraagd worden
om al die gekwetsten te kunnen helpen.
Tegen den avond waren er 123 gewonden,
meest allen zwaar gewond, te zamen gebracht
de chefs der Mirdieten en der Malissoren
schatten hun gedoode krijgers op ruim 150.
De tegenpartij moet wel evenzeer gehavend
zijn, daar zij dien dag en ook den volgenden
van elk aanvallend optreden afzag.
Het bewijs was alzoo nu nogmaals afdoende
geleverd, dat er met de katholieke hulptroepen
niets te beginnen is, zij voor een aanvallend
optreden geheel onvertrouwbaar zijn, en ten
hoogste zullen vechten om hun eigen hachje
te verdedigen als ze worden aangevallen. Dat
echter de Nederlandsche commandant en de
Duitsche en Oostenrijksche vrijwillige artille
risten zich, om dat nu eindelijk aan een ieder,
ook aan het hof, afdoende te bewijzen, zich
wederom aan het grootste levensgevaar hadden
moeten blootstellen* twee der vrijwilligers
ernstig gewond waren, en zij en ook de Neder
landsche majoor als koelie's hadden moeten
werken om het geschut en de munitie te
redden, werd allerwege als een schandaal
gebrandmerkt. De gezant van een der meest
geïnteresseerde mogendhoden bij het Alba-
neesche geval sprak zijn verontwaardiging
daaromtrent dan ook luide uit in de volgende
kernachtige woorden, waaraan ik wel niets
meer behoef toe te voegen „Het zoo kostbare
leven van die uitstekende Nederlandsche
officieren op zulk een roekeloos baldadige wijze
op te offeren, die officieren met geheel onver
trouwbare krijgers en onvoldoende krijgstoe
rusting als hot ware in den dood te jagen,
is niet alleen onrechtvaardig, onbehoorlijk en
ongeoorloofd, het is eenvoudig misdadig."
Na den moord op den Oostenrijkschen
troonopvolger.
De aartshertoginnen Maria Theresia en
Maria Annunciata zijn naar Chemnitz ver
trokken, om de kinderen van aartshertog
Frans Ferdinand ter zijde te staan en hen
naar Weenen te brengen.
In tegenwoordigheid dés Keizers en aarts
hertog Karei Frans Jozef is door den opper
hofmaarschalk het testament van Frans Fer
dinand geopend.
Frans Ferdinand laat zijn roerende en on
roerende goederen aan zijn drie kinderen na.
Het Servische persbureau maakt, daartoe
door de regeering gemachtigd, de volgende
verklaring openbaarServië is evenals de
heele beschaafde wereld vervuld van afschuw
over den aanslag op den Oostenrijkschen
troonopvolger en over de daders.
Wij verwonderen ons er over, hoe het
mogelijk is, dat Duitsche en Oostenrijksch-
Hongaarsche bladen in de verwerpelijke daad
van ziekelijke ontaarden aanleiding hebben
gevonden om Servië te beschuldigen en aan
te vallen, terwijl Servië in den laatsten tijd
niets heeft nagelaten om de betrekkingen tot
het naburige rijk te verbeteren en vriend
schappelijk te maken, schrijft de N. R. C.
De Servische regeering is van meening,
dat de treurige gebeurtenis van Sarajewo haar
den plicht oplegt, om haar volle aandacht op
het bedrijf van verdachte elementen te rich
ten, als deze zich op Servisch gebied bevinden
en om de strengste maatregelen te nemen om
hun woelingen te onderdrukken, in zoover
dat bij abnormale en opgewonden lieden
mogelijk is.
Der Servische regeering, die alles doet om
de betrekkingen tot Oostenrijk op een vriend-
schappelijken grondslag te vestigen, zijn ge
beurtenissen, zooals nu te Sarajewö hebben
plaats gehad, even onaangenaam als de Oosten
rijksche.
De regeering, die niets wil nalaten om naar
krachten de gemoederen tot bedaren te brengen,
zal zich inspannen om de verhouding tot
Oostenrijk weer normaal te maken.
Ten diepste zou de Servische regeering het
moeten betreuren, als de ontwikkeling van
de goede politieke en oeconomische betrek
kingen tusschen Oostenrijk en Servië zouden
worden afgebroken door gebeurtenissen, waar
de Servische rogeering niet verantwoordelijk
kan worden gesteld.
TER NEUZEN, 3 Juli 1914.
In de zestig personen |hebben zich aange
meld om op de kiezerslijst voor de Kamer
van Koophandel en Fabrieken alhier te komen.
We verwijzen gaarne naar de advertentie
die in dit blad voorkomt van de Filippus-
kalender. Het schild is wederom mooi, de
inhoud van het blok is bekend als degelijk
en het premieboek is geschreven door een
man van naam.
De heer A. J. Daelman alhier redde
dezer dagen uit de middenhaven het achtjarig
zoontje van Lensen van de Dijkstraat.
Dit was de veertiende maal dat D. liet
geluk smaakte personen uit het water te halen.
Gistermorgen speelden eenige kinderen
bij het kanaal aan de Grenulaan alhier. Een
kapitein van een sleepboot wenkte hen toe
om die gevaarlijke speelplaats aldaar te ver
laten, toen hij opeens twee handjes naar boven
uit het water zag steken. Uirect bood hij hulp
en mocht het driejarig kind van loods Bal
redden van een wissen dood. Men moet er
zich over verwonderen dat in onze stad, ron
dom aan het water, niet veel vaker kinderen
verdrinken.
Voormalige vestinggronden te
Neuzen.
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een
wetsontwerp tot goedkeuring der dading met
de gemeente Neuzen betreffende den eigendom
van een gedeelte der voormalige vestinggron
den aldaar.
Bij proces-verbaal d.d. 1? Juni 1833 werden
door de gemeente Neuzen ten behoeve van
den vestingaanleg aan den Staat diverse opper
vlakten kosteloos in eigendom afgestaan „onder
vooruitzicht' nogthans dat, wanneer later het
geheel of een gedeelte dezer eigendommen
vergraven of afgeslegt zullen worden, dezelve
weder aan de stad Terneuzen zullen worden
teruggegeven."
Ingevolge Kon. Besluit van 19 Mei 1908
(Stbl. no. 136) is de vesting Neuzen inge
krompen tot de kustbatterijen bij Neuzen,
zoodat de op bovenbedoelde oppervlakten ge
legen vestingwerken thans als zoodanig zijn
opgeheven. Niettegenstaande de opheffing
kunnen sommige van de oppervlakten door
den Staat niet worden gemist, als bevattende
eensdeels gebouwen voor den dienst van het
Departement van Oorlog, anderdeels gebruikt
worden ten dienste van den Rijkswaterstaat.
De mogelijkheid acht de Regeering niet uit
gesloten dat Neuzen aan voormeld proces
verbaal zoodanige uitlegging zoude kunnen
geven als zouden de oppervlakten, hoewel nog
niet geëgaliseerd, nu zij niet meer voor de
vestingwerken dienen en dus de bestemming
dor uitgifte of beschikbaarstelling van 1833
zijn komen te verliezen, weder te barer be
schikking moet worden gesteld.
Ter voorkoming van eventueele geschillen
heeft de regeering oen dading met Neuzen
aangegaan, waardoor de aanspraken van der
Staat op den eigendom van die oppervlakten
onaantastbaar worden.
De gemeente Neuzen werd bereid bevonden
tot zoodanige overeenkomst mede te werken
op den grondslag dat door haar aan den Staat
de oppervlakten worden afgestaan, voor zoo
veel deze voor den Staatsdienst, nog benoodigd
zijn, dat de overige dier oppervlakten aan die
gemeente worden teruggegeven en dat de
Staat bovendien aan de gemeente in eigendom
overdraagt eenige hem toebehoorende percce-
len, welke thans voor eenigen tak van Staats
dienst niet worden gebruikt of gevorderd.
Door deze regeling wordt Ter Neuzen in staat
gesteld haai hoofkom uit te breiden.
Het hevige onweder dat gisterenmorgen
omstreeks 8 uur boven onze gemeente woedde
en gepaard ging met ontzettend krachtige
regenval liep, voor zoover we weten, zonder
ongelukken af. Er werd gezegd dat een twee
tal meisjes te Sluiskil door den bliksem ge
troffen waren, doch dit is gelukkig niet het
geval geweest, wel kwam daar een vuurbal
in het kanaal terecht.
Gisterenavond 'gaf het muziekgezelschap
eene uitvoering bij het postkantoor alhier.
Wegens de ziekte van een marktbewoner kon
het aldaar niet op de muziektent geschieden.
Zaamslag. Op de gisteren 2 Juli gehouden jaar-
lijksclie paarden- en veemarkt alhier waren aange
voerd als volgt33 paarden, 6 veulens, 48 koeien
en runderen en! 6 geiten. Premiën werden uitge
reikt als volgt
Axel. In de laatst gehouden vergadering
van stembevoegde ingelanden van den polder
„Buth" werd de begrooting voor 1914/1915
vastgesteld in ontvang en uitgaaf op f 12U6,3l6,
met een post van onvoorziene uitgaven, groot
f 180,445.
Het dijkgeschot werd vastgesteld op f 1,50
per H.A.
Benoemd werd tot dijkgraaf de heer P.
de Feijter Lev.z. en tot plaatsvervangend
dijkgraaf de heer P. Dekker Pz.
Geref. Kerken.
Beroepen; te Reeuwijk-Sluipwijk en te Jut-
rijp-IIommertsS. Verlare, cand. te Krabben-
dijke.
Bedankt: voor Abcoude: A) Voogel te Put-
tershoek.
Ned. llerv. Kerk.
Beroepen te Vierlingsbeek J. Ilenzel te
Boxmeer, te flaarlo (G.)J. L. Snethlage te
Ouwerkerk.
Aangenomen naar lledelB. J. Werther,
te Otterlo.
Bedanktvoor Eist,B. Klein Wassink, te
Leeuwarden.
Loop der bevolking van Ter Neuzen.
POSTER IJ EN.
L IJ S T van onbestelbare brieven en brief
kaarten van hier verzonden gedurende de
2e helft der maand Juni 1914.
Binnenland.
1. Kamoen Christine, Sas van Gent.
Buitenland.
2. Bruiten, Antwerpen.
Not, a. Aan de afzenders wordt aanbevolen,
hun adres op de stukken te vermelden, opdat
deze bij onbestelbaarheid aan hen kunnen
worden teruggegeven.
Gemeenteraad van Axel.
In de Dinsdag gehouden zitting van den
gemeenteraad was de heer Smies afwezig.
Eenige ingekomen stukken werden voor
kennisgeving aangenomen, waaronder een ver
zoek van de gemeente Boschkappelle of de
raad bezwaar heeft tegen verzetting harer
kermis in plaats van 8 en 9 September op
den 2e Zondag en Maandag van de maand
September.
De nieuwbenoemde gemeenteontvanger legt
in handen van den voorzitter de vereischte
eeden af terwijl de in functietreding wordt
bepaald op 1 Juli 1914.
De voorzitter stelt namens B. en W. voor,
do begrooting voor 1914 te wijzigen als volgt
ost
onder de uitgaven te verhoogen den
jaarwedde van den gemeente ontvanger
a pos
daar
als zijnde ter nauwste verbonden niet het vraagstuk
van stof'en geest, van groote beteekenis moet zijn
voor verschillende faculteiten, stelt hij het volgend
principieel vraagstuk
Wat is de materie in haar wezenIs zij ato
mistisch of dynamisch op te vatten Ten slotte
hebben wij te onderzoeken, wat op den grondslag
der Gereformeerde beginselen ons oordeel zal zijn
ten opzichte van het wezen der materie.
Bij het zoeken van het antwoord op de gestelde
vraag: „Wat is het wezen van de materie?'' gaat
Spr. uit van hetgeen de tegenwoordige wetenschap
ons leert aangaande den bouw der materiebe
spreekt daarna de philosopliische of metaphysische
opvatting van het wezen der materie en eindigt
met in de derde plaats te onderzoeken of de Heilige
Schrift ons aangaande het wezen der materie iets
leert, direct of indirect, waardoor wij in den strijd
der hedendaagsche theoriën tot een voor ons be
slissend oordeel kunnen komen.
Wat leert nu de wetenschap op haar tegenwoor
dig standpunt aangaande de samenstelling of den
bouw der mater je De meeste geleerden staan
volgens spreker op het automistisch standpunt,
d. w. z. zij leeren dat de stof of materie ter laatste
instantie bestaat uit ondeelbare, zeer kleine, geheel
van elkander gescheiden atoma, deeltjes, die zich
krachtens hun eigen aard steeds vrij in de oneindige
ruimte trachten te bewegen. Uitvoerig wordt daarna
door spreker die theorie behandeld, evenals de
electronen-theorie, die in de laatste jaren opgang
maakt.
Verschillende moeilijkheden, waarop deze leer
stuit, worden dan door den spreker genoemd,
waarna hij tot de conclusie komt dat de natuur
wetenschap ons zelfs ten opzichte van de constitutie
der materie, hoe diep zij ook in onze dagen in dat
onderwerp is doorgedrongen, ten slotte toch in het
onzekere laatde laatste constituenten heeft zij
niet gevonden, zij eindigt in het mysterie.
Kunnen de filosofen ons een bevredigend ant
woord geven
Spr. komt na uitvoerig historisch overzicht tot
de conclusie, dat ook de natuur-pliilosophie niet
althans nog niet, in staat is, met volkomen zeker
heid te zeggen wat het wezen der materie is.
Wat hebben we, aldus spr., op den grondslag
der Geref. beginselen te danken van het wezen der
materie Spr. noemt het eerst de 12 geloofs
artikelen het fundamenteele artikel eener natuur
wetenschap op Chr. standpunt. De materie, de
grondstof van alle dingen, bestond niet en bestaat
niet afhankelijk van God, zooals de heidenen
dachten ze is niet wat het leem is voor den potten
bakker, die wel uit dat leem naar "zijnen wil voor
werpen vormt, maar het leem zelf, als gegeven
als onafhankelijk van zijnen wil, niet maakt, maar
aanvaardt. Zij is door Gods wil voortgebracht, en
blijft door dien wil bestaan en door dien wil is de
materie gevormd tot de dingen, die wij zien. Wie
het anders opvat is pantheïst of paganist, onderstelt
niet één, maar twee absolute wezens, d. i. erkent
God niet als God, den almachtigen Schepper van
hemel en aarde.
Zeer uitvoerig wordt dit onderdeel van het
vraagstuk verder door spr. onder de oogen gezien
waarna hij uitspreekt, dat men als de leer der
Schrift, wat het wezen der materie betreft, het
volgende mag constateeren
le. De stoffelijke wereld, de hemelen de aarde,
is niet van eeuwigheid af geweest, is niet een uit
vloeisel of emanatie uit het Goddelijke wezen, veel
minder een deel of een zijde daarvan, maar zij is
voortgebracht als gevolg van Zijnen wil, door Zijne
eeuwige kracht, die haar ook in stand houdt
2e. wel zijn alle stoffelijke dingen in hunne
samenstelling en werking aan verandering en ver
gankelijkheid onderworpen, maar in hun wezen en
grondslag blijven zij bestaan:
3e. de krachten, die in de stoffelijke wereld
werken, zijn zeer verschillend in orde en rang, in
functie en doel, maar alle zijn afhankelijk van en
worden gericht door de eeuwige goddelijke kracht
4e. behalve de krachten der stoffelijke wereld,
zijn er krachten van den geest, in aard en werking
van de eerste geheel onderscheiden, en alleen in
zooverre verwant, dat beide uit God, die alleen
geest is, door Zijnen wil, haren oorsprong hebben.
Daardoor is het mogelijk, dat er tusschen „stof'
en „geest" wederkeer ig werking plaats kan
hebben.
Wegens plaatsgebrek konden we de rede van
Dr. de Moor niet meer opnemendit hopen we
in 't volgend nummer te doen.
M. de Putter van Zaamslag voor het grootste
getal paarden f4; M. de Kraker, Bosclikapelle,
grootste getal hoornvee f 4C. Swets, Axel, groot
ste getal varkens f2; K. de Koeijer, Zaamslag,
schoonste Merriepaard van 4 jaar le prijs f 3 en
verguld zilv. med. M. Dieleman, Zaamslag, idem
2e prijs f5; K. de Koeijer, idem van 3 jaar le pr.
fl,60 en verg. zilv. med.; C. F. Michielsen, Zaam
slag, idem van 3 jaar 2e prijs f3; J. J. Dees,
Zaamslag, idem van 2 jaar le prijs f3 en verguld
zilv. med.P. A. Mangnus, Boschkapelle, idem van
2 jaar 2e prijs f 2;' Wed. P. Putter, Axel, idem van
1 jaar le prijs f2,50 en verguld zilv. med.; L. A.
de Mul, Zaamslag, idem van 1 jaar 2e prijs f2,50;
S. van Hoeve, Zaamslag, voor 't beste veulen le
prijs f3; M. de Putter, Zaamslag, idem 2e prijs f 2
G. Dees, Zaamslag, beste kalfdr. koe le prijs f 4
Wed. J. Dieleman, Zaamslag, idem 2e prijs f2,50;
G. Dees, Zaamslag, beste kalfvaars le prijs f3;
8. de Klerk, Axel, vetste koe le prijs f4,— A.
Schelleman, Axel, idem 2e prijs f2,50, P. de Vos,
Zaamslag, beste rund zonder tanden le prijs f 2,50
M. de Kraker, Boschkapelle, idem 2e prijs fl,50
A. Dieleman, Zaamslag, Veer, beste geit le prijs
f2; J. Michielsen, Axel, idem le prijs f 1.
Handel gering.
Van 30 Juni tot en met 3 Juli.
Gevestigd zijn
J. Th. Maas z. b Nieuwstr. 50, uit Freiburg.
K- A. Baljeu kantoorbed. D. Visserstr. 46, uit Mid
delburg. P. E. Post opzichter L. Kerkstr. 66, uit
's Gravenhage. P. C. Maat dienstkn. Westkolkstr.
8—10, uit Hontenisse. J. W. Ch. Droppert schrp-
perskn. P 54, uit Vlaardingeu. P. IJzerman dienstb.
Markt 6, uit 's Heer Arecdskerke. J. G. Kriekaart
dienstkn. Q 233, uit Stoppeldijk. F. S. Goedhard
electricien L. Kerkstr. 29, uit Merxeni.
Vertrokken zijn
F. Th. van Meir varensgezel L. Kerkstr. 29, naar
Gent. J. Olij opzichter L. Kerkstr. 66, naar
Hengelo. G. Snap varensgezel Klaassenstr. 8, naar
Rotterdam. M. A. C. de Nijs z. b. O 185, naar
Etten en Leur. A. G. van Breen schildei; Q 218,
naar Wostdorpe. A. J. Wolfgang werkman de
Feijterstr. 7, naar Sas van Gent. P. J. Scheepers
hotelbed. Nieuwstr. 13, naar Vlissingen.