Hntirmlutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
Een laatste woord.
FEUILLETON.
ID© Broeders.
Uit de Pers.
No. 1133.
Zaterdag 4 Juli 1914.
12e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen. Ter Neuzen 1,Franco
per post: voor Nederland ƒ,1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40 Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE
REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlfej TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags 1 UUR op
den dag der uitgave.
De eigenaardige persmanieren, die de Midd.
Courant er op nahoudt, maken eene discussie
met dit blad niet tot een aangename bezigheid.
Dat is liet nu wel nooit geweest en dus over
komt ons in dezen niets vreemds, doch we
hadden een stille hoop, dat onder de tegen
woordige redactie een meer verlichte geest
het blad wat beter manieren zou leeren.
Het blijkt echter dat we op dit punt te
lichtgeloovig zijn geweestde oude bekrompen
tactiek wordt'er nog evengoed toegepast als
voorheen.
Evenmin als vroeger mogen nu de lezers van
de Midd. Courant weten, wat er tegen bet
schrijven van de redactie is ingebracht. Al
hebben wij het door haar geschrevene in zijn
geheel overgenomen angstvallig wordt er
voor gewaakt, dat haar lezers van liet onze
zoo goed als niets onder de oogen krijgen.
Dat moet een nadenkend lezer wel tot de
gedachte brengen, dat de redactie zich niet
sterk gevoelt in haar argumentatie, docli geeft
aan den anderen kant het voordeel, dat men
zijn lezers omtrent het door den opponent
geschrevene alles kan wijsmaken, wat men wil.
Daar is het nieuwe stukje uit de Midd. C.
dat we thans onder ons Uit de Pers opnemen,
weder een duidelijk sprekend voorbeeld van.
De redactie had in haar nummer van 20
Juni gezegd, dat „de geloovigen door hun anti
these-leus allen die anders dachten dan zij, ver
oordeelden als heidenen.
Daarvan hadden wij gezegd, dat deze be
wering een leugen was ën dat zeggen we nog.
We hebben in ons vorig nummer rekenschap
gegeven van dat zeggen; we hebben gewezen
op hetgeen dr. Kuyper gezegd heeft omtrent
de doorwerking van „paganistische factoren" en
met feiten, die ook aan de Midd. C. bekend
zijn aangetoond, dat er wel degelijk reden
was, om van die factoren te spreken.
Maar dat is heel wat anders, dan allen die
anders denken dan wij, te veroordeelen als
heidenen.
En daarover ging onze discussie.
De redactie van de Midd. C. glijdt hier
echter handig overeen en komt nu aandragen
met wat dr. Kuyper onlangs geschreven
heeft over hetgeen thans weer bij enkele liberalen
gezien wordt, alsof wij ook het bewuste artikel
niet zouden gelezen hebben.
Zeker, dr. Kuyper wijst er hier op dat de
heidenen, evenals enkele liberalen thans doen,
zeer voor de religie zijn, maar dan voor een
religie Jvan eigen verzinning, philosophisch of
afgodisch. En dat er van dit soort voorstan
ders van een godsdienst van eigen vinding
tegenwoordig velen onder onze hoogere standen
gevonden worden.
Z ELAN DIA.
9)
Verschillend waren de beweegredenen ge
weest, welke Anna hadden geleid tot haar be
sluit. Er moest immers een man zijn, om de
zaken te bestieren. Kon ze zélf alles naloopen
Ja, al had ze ook nóg zulk een vertrouwden
bezorger van haar besognes gehad, dat was
en bleef toch altijd een vreemde. Vader was
er nog, maar hoelang? Ging hij niet gestadig
achteruit en begon hem zijn oordeel ook niet
eenigermate te begeven En als hij eens
kwam te overlijden, dan stond ze geheel
alleen. Bovendien, er was in de zaak zelf
wel een element, dat haar bekoorde. Tot
heden had ze nooit een aanzoek gehad, be
halve dan vap Van Drimmen, maar dat wilde
ze liever verbergen, dan dat ooit iemand het
wist. En nu, boe zou ze, naar ze meende,
haar belachsters en bespotsters eens troeven
Welnu, is de redactie van de Midd. Courant
nu al vergeten, wat zij zelf in haar eerste ar
tikel schreef over die menschen, die uit tegenzin
tegen het Christendom bevrediging zochten bij
Oostersche geloofsleeren
Als ze baar eigen uitdrukking nu eens in
algemeen verstaanbare taal durfde overzetten,
wat zou zij dan anders zeggen dan: er zijn
tegenwoordig velen, die uit tegenzin tegen het
Christendom zich wenden tot liet Heidendom
Want wat zij bedoelt met die Oostersche
geloofsleeren, 'dat is toch immers niet anders
dan Boedhisme, een heidensche godsdienst!
Aanhangers van Boedlia heeten toch in gewoon
Hollandsch heidenen P
En als gij nu zelf een feit constateert, waarop
ook dr. Kuyper wijst, welk recht hebt gij dan,
om uwe tegenstanders naar aanleiding van
dat eenvoudig geconstateerde feit te beschul
digen, dat zij door hun antithese-leus allen
die anders denken dan zij veroordeelen als
heidenen
Wij herhalenwe blijven die beschuldiging
een leugen noemen, want dat is zij.
Laat de redactie van de Midd. Courant zich
nu eens niet verbazen over de onnoozelheid
van iemand, die waarschijnlijk „De Standaard"
beter leest dan zij, doch laat zij haren lezers
eens voorleggen, wat wij naar aanleiding van
baar artikel schreven.
Daarvoor wacht zij zich echter wel
Niet veel beter gaat het haar af, waar zij
onze bewering, dat het zoo'n vaart niet loopt
met de wetenschappelijke kennis van velen,
die 't hardst liet voorvaderlijk geloof verlooche
nen, een „oppervlakkige generalisatie" noemt.
Al weder vergeet zij, dat zij zelf begonnen
is met te zeggen, dat er, „o, zoo velen" zijn,
wier kennis van de natuurwetenschap het hun
onmogelijk maakt, nog langer te gelooven in
de oud-godsdienstige leerstellingen.
Juist tegen die generalisatie kwamen wij
op, toen wij schreven, dat het bij het gros
van hen, die dit beweren, zoo'n vaart niet
neemt met die kennis van de natuurwetenschap.
En om haar te bewijzen, dat we ons aan
geen „oppervlakkigheid" schuldig maakten,
zooals zij schrijft, toen wij zeiden, dat zij geen
recht heeft, liet ongeloof goed te praten met
een beroep op de kennis der natuurwetenschap,
zullen wij voor haar eene passage overschrij
ven uit de rede, waarmede prof. dr. J. D.
van der Waals Jr. immers toch geen man
van de rechterzijde in 1909 zijn ambt als
professor in de natuurkunde aanvaardde.
De professor heeft het over het tijdvak van
30 jaren dat aan die aanvaarding voorafging
en zegt dan op bladzij 7
„Het is juist kenmerkend voor de ont
wikkeling der natuurkundo in de laatste
dertig jaren, dat de overmoedige stemming,
die aan het begin van dat tijdperk nog de
lieerschende was, plaats heeft gemaakt voor
Want ze wist het heel goed, men spotte met
haarmen schold ze voor een monster men
doodverfde ze als oude vrijster; en nu? Was
Wouters niet iemand, waarmee ze voor den
dag kon komen hoefde hij voor iemand onder
te doen? Ze konden toekijken, die allen, 't Is
waar, en dat was een groot bezwaar, hij had
geen geld; maar zij had immers voor twee?
Men ziet, dat haar drijfveeren vele waren
maar tevens, dat de eenige, ware drijfveer,
die haar had mogen leiden, een oprechte liefde,
totaal ontbrak.
En niet alleen bij haarOok bij Gerrit was
liet zuivere berekening, gelddorst, zucht naar
gewin. Het was voor hem slechts de gelegen
heid zijn ideaal te bereikenhooger te
stijgen rijk te zijn
Dit huwelijk was niet anders dan een ven
nootschap, waarbij de een kapitaal, de andere
werklust en vakkennis inbracht.
„Men" vond Anna een zottinGerrit een
sluwe, gemeene ventanderen oordeeldon,
dat Anna hem had genomen uit gebrek aan
beter, en dat Gerrit nog zoo'n lompen zet niet
gedaan had de ouden, die tevens verstan
diger waren, schudden hun hoofd de vromen
en oprechten, die Gerrit hadden zien opgroeien
en zijn vader en moeder hadden gekend,
zagen er het bewijs in, dat Gerrit hoe langer
een meer bescheidene, veelal al te beschei-
dene. Was in den aanvang van dat tijdvak
onder de natuurkundigen de meening nog
lieerschende, dat de wijsbegeerte had afge
daan, en dat haar plaats zou ingenomen
worden door de natuurkunde, die met haar
begrippen van kracht en stof in de diepste
geheimen van het bestaande was doorge
drongen, thans wanhopen de meeste natuur
kundigen er wel eens aan, iets over den
waren aard der lichamen te weten te komen,
en beschouwen zij onze voorstellingen van
moleculen, atomen en electronen niet als
gegevens aangaande ons, wel niet met zeker
heid maar dan toch met groote waarschijn
lijkheid, bekende realiteiten, maar beschou
wen zij die voorstellingen enkel als beelden,
die oris misschien kunnen dienen om de
verschillende waarneembare verschijnselen
gemakkelijker in verband met elkaar te be
schouwen en te overzien, maar die op zich
zelf geen kenwaarde bezitten."
Zooals de redactie ziet, zijn de wezenlijk-
wetenschappelijke natuurkundigen tegenwoor
dig zéér bescheiden
En het pleit niet voor hare degelijkheid,
als zij in 1914 nog spreekt, alsof oen man als
prof. Van der Waals niet reeds in 1909 aldus
omtrent don overmoed van voor ruim 30jaar
had gesproken.
Het wil ons daarom voorkomen, dat de
geachte- redactie van de Midd. Courant ver
standig zou doen, als zij alvorens een boom
op te zetten omtrent de kennis van de natuur
wetenschap hij „o, zoo velen", en iemand die
daartegen opkomt te beschuldigen van opper
vlakkigheid eerst een beetje meer studie
maakte van den tegenwoordigen stand der
natuurwetenschap.
Zij is, blijkens het gezegde van een autoriteit
als prof. Van der Waals, met haar verouder
den overmoed omtrent die kennis haar tijd
meer dan 30 jaar ten achter.
Maar dit mogen haar lezers natuurlijk
evenmin vernemen, als de rest van hetgeen
wij schreven.
hoe vaster in de strikken der gierigheid was
gevangen geraakt.
Ook in het kleine huisgezin van broeder en
zuster, was de tijding natuurlijk spoedig door
gedrongen. Indien ze ook de gedachte hadden
gekoesterd, dat Gerrit hen wel zou komen op
zoeken, om hun het nieuws zelf mee te deelen,
dan kwamen ze bedrogen uit. Een eerste
voorwaarde, welke Anna Aarsen had gesteld,
alvorens de zaak voorgoed haar beslag kreeg,
bestond hierin, dat Gerrit moest beloven, van
nu aan en voorgoed alle gemeenschap met
zijn verdere familie af te snijden. Mien en
Hendrik moesten dood voor hem zijn. Zij,
Anna, wilde ei wel in toestemmen met hém
te trouwen, maar niet met zijn familie
Gerrit had hierin toegestemd. Hij liet zich
reeds niet veel aan hen gelegen liggen^ zouden
ze dan nu het struikelblok worden op den
weg naar den rijkdom Geen oogenblik dacht
hij daarover. Eigenlijk liep liet zóó juist naar
zijn heimelijke wenschenliet strookte vol
komen met zijn verborgen verlangens. Bij
deze voorwaarde had Anna de waarschuwing
gevoegd, dat ze niet „fijn" was. Ze wist, dat
Gerrit uit een gezin kwam, dat, naar de ter
minologie van haar en haarsgelijken bij die
fijnen werd ingedeeld, daar moest ze niets
van hebben in ieder geval behoefde Gerrit
Vrije Universiteit.
„Het wezen der materie".
zich niet in te heelden, dat zij zich daaronder
schikken zou. Helaas, het was voor hem een
gansch overbodige waarschuwing en dit punt
zou voorwaar geen beletsel wezen.
Mien en Hendrik begrepen al spoedig, dat
zij thans in 't geheel niet meer op eenige toe
nadering hadden te hopen. Gerrit liet zich
in liet geheel niet zien, ofschoon hij, om van
den Eikenhof naar het dorp te komen, nood
zakelijk hun huisje moest passeeren. Hij wist
het zoo te schikken, dat hij bij avond voorbij
ging, wanneer de blinden waren gesloten
het was immers de voorwaarde tot zijn „ge
luk", geen omgang meer te hebben met die
hem liet naast bestonden Daar was buiten
dien nog een andere reden, die hem zijn
broeder en zijn zuster deed mijden. Hij
vreesde, dat wanneer hij met hen in gesprek
mocht raken, liet zeker niet zonder een ernstig
woord zou gaan, of, gelijk hij liet noemde,
niet zonder preeken en vermaningen. En
hoezeer hij die ook voorgaf te verachten, toch
was hij er innerlijk meer beducht voor, dan
voor Jeen flinke ruzie. Het was de stem des
gewetens, dat nog niet geheel met een brand
ijzer was toegschroeid.
(Wordt vervolgd.)
Inzending vnn advertentiCn vóór uren op den dag der uitgave.
•5
Nadruk verboden.
DOOR
Men leest in de Midd. Courant van Donderdag 1.1.
HEIDENEN.
„Luctor et Emergo" beschuldigt ons van een
leugen, omdat we in ons artikel over „Nieuwe
stroomingen" schreven dat de „geloovigen door hun
antithese-leuze allen die anders dachten dan zij,
veroordeelden als heidenen."
Die bewering is volgens genoemd blad onwaar.
Wel heeft dr. Kuyper gesproken van bet stuiten
der verdere doorwerking van „paganistische fac
toren in ons volksleven", en hebben zijn volgelingen
ook in dit opzicht zijn voorbeeld gevolgd, maar
ten andere zijde zouden zij steeds ten sterkste ont
kend Lebben, dat zij hun tegenstanders voor hei
denen hielden.
Het spijt ons voor de redactie van „Luctor et
Emergo dat die bewering volslagen gelogenstraft
wordt door een nog niet eens zoo heel oud hoofd
artikel in de „Standaard". Ongeveer 15 April jl.
verscheen in het blad van dr. Kuyper een beschou
wing waarin, zelfs met duidelijke toespeling op
dezelfde beweging onder de vrijzinnigen waarop
ook wij doelden werd betoogt dat de naam
„Heiden" niet slechts op stofaanbidders, en op
materialisten slaat, maar ook op menschen die
religie willen, maar anders deuken dan dr.
Kuyper en zijn volgelingen over de religie van
Jehova.
We lezen daarin toch letterlijk het volgende
waarin de spatiëering van ons is
„Ongodsdienstige menschen en stofaanbidders
staan lager dan de Heidenen. „Heidenen" zijn
lieden die religie willen, die voor religie pleiten,
die 't voor religie opnemen, gelijk 'took nu
weer bij enkele Liberalen gezien
wordt, maar die met dat al weigeren zich aan
dan Christus als hoogsten Leeraar en Koning te
onderwerpen. De Heidenen hadden wel religie,
maar een religie van eigen verzinning, philoso-
phis of afgodisch. En tegenover deze speudo-
religie van de Heidenen staat nu de „Vreeze
Gods", gelijk de H. Schrift de religie van Jehova
noemt, en in verband hiermede de religie, die,
daaruit voortgekomen, zich noemt naar den Chris
tus. Het is dan ook een besliste leemte in de
prediking, dat men veeal dezen term niet toelicht
noch toepast. Gevolg hiervan toch Is, dat bijna
een ieder, die als woord van Jezus leest„alle
deze dingen zoeken de Heidenen", daarbij aan Chi-
neezen of aan Negers denkt, en geen zweem
van vermoeden heeft, dat deze Heidenen, waar
van Jezus spreekt, veelszin in onze steden de
villa's en hoofdstraten bewonen, en evenzoo
onder de leiders van de Linksche sociale ijveraars
in zeer grooten getale gevonden worden."
We hebben hieraan niets toe te voegen, dan een
uiting van verbazing, dat iemand die toch ook de
„Standaard" wel lezen zal, onze opmerking een
leelijke leugen" durfde noemen.
Tegenover het verdere protest van het blad
tegen onze poging om „het verlies van het voor
vaderlijk geloof te verklaren en goed te praten met
een beroep op de beoefening der wetenschap"
stellen we eenvoudig het feit dat velen daardoor
het geloof verloren hebben.
De bewering van „L. et E" „dat het bij 'tgros
van hen die aldus spreken, met die wetenschappe
lijke kennis zoo'n vaart niet loopt, maar veelal
niets meer is dan oppervlakkige napraterij", is ons
een te oppervlakkige generalisatie om er op in te
gaan.
[Van den bijz. verslaggever van de Nederlander\.
Utrecht, 1 Juli.
De jaarvergadering der Ver. voor Hooger Onder
wijs op Geref. Grondslag werd dit jaar voor het
eerst voorafgegaan door een z g. wetenschappelijke
bijeenkomstalleen zij, die instemming betuigen
met de beginselen der Vereeniging en een weten
schappelijke opleiding hebben genoten, hadden er
toegang,
Als sprekers traden op prof. dr. J. Woltjer en
dr. J. C. de Moor.
Prof. Woltjer had tot onderwerp zijner rede
Na een korte inleiding, hoe Spr. gekomen is tot
de keuze van zijn onderwerp, een onderwerp, dat,