Hntirmlutionair oooi Oieuws- en fldoertentieblad Zeeland. Uit de Pers. FEUILLETON. Do 2Broed.exs_ Uit de Tweede Kamer. No. 1125 Zaterdag 6 Juni 1914 12e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen f\, per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, teuren en Brievengaarders. Franco Postdirec- Oit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LIT 5 O OU Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave ADVERTENTIËN: Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaat van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIE TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. Molest van vreemdelingen. In de Nieuwe Courant wordt meegedeeld een rapport, door een Franschman bij zijn Regeering ingediend, over molest, dat hij en zijn vrouw in ons land, en wel te Harderwijk zouden hebben ondervonden op een automobiel- tocht. Mag men den steller van het rapport gelooven, dan werd zijn vrouw door een Har- derwijkschen vfssclier bijna geworgd. Nu draagt dit verbaal de duidelijke sporen van den „Franschen slag". Fransclien zijn nu eenmaal grooter meesters in de dramatische weergave van feiten dan in nuchtere waar neming daarvan. Vooral zoodra zooals hier hun sentiment wordt opgewekt, en daarvoor is niet veel noodig, raakt de zin voor realiteit licht zoek. Docli al bleek bij nader objectief onderzoek ook maar de helft waar, dan nog ware er meer dan voldoende aanleiding, om hier ernstig te protesteeren tegen zulk aandoen van over last aan vreemdelingen, die zich ordelijk ge dragen en niemand een stroohalm in den weg leggen. Eerbiedigen zij hunnerzijds onze openbare orde en onze „goede zeden", dan mist onze bevolking alle recht om hen te plagen, ook al is hun kleeding naar onze be grippen wat uitmiddelpuntig, en al maken ze wat voor een Hollandscli hart moeilijk te verduwen is, zich naar onze begrippen schuldig aan „kouwe drukte", of „opschepperij". Aan leg en smaak loopt op dit gebied nu eenmaal uiteen, en men heeft daarin elkander te ver dragen. Anders te handelen is laf, omdat een vreem deling zich minder goed kan verdedigen. Het is onbeschaafd, omdat liet toont, dat men geen ruimte heeft voor wat niet precies overeen komt met eigen oordeel en vooroordeel. En het is dom bovendien, omdat ons land van vreem delingenverkeer niet dan voordeel trekt. Men verderft op deze manier onze reputatie buitens lands. Bijbrengen aan de schooljeugd van betere begrippen in dezen zal wel het meest doel treffende middel zijn tot voorkoming van ver der euvel. Maar ook repressief is snel feiten onderzoek en, voor zoover daartoe de gronden aanwezig zijn, krachtig ingrijpen, ommisbaar, zegt De Rotterdammer. Barbaarsch Nederland. De correspondent te Parijs van de N. R. Crt. schrijft 8 dezer 3) Sterk stak tegen deze houding het gedrag van Hendrik af. Deze geleek meer op zijn zuster. Ijverig werker, was het hem een ge not met zijn verdiensten het gezin te steunen en wanneer hij de zwakke Mien opeenigerlei wijze van dienst kan zijn of een of ander ge noegen kon bereiden, zou bij liet niet nalaten. Die twee konden het samen opperbest vinden en waren door meer dan banden des bloeds aan elkander verbonden. Gerrit van zijn kant beschouwde 'die eens gezindheid als een soort complot tegen lièm. De afgunst is altijd onredelijk en de achter docht laat zich nooit overtuigen. Een ding was opmerkelijknooit zou Gerrit zijn zuster een hard woord toevoegen; haar zachtmoedig vermaan mocht hem inwendig doen koken, hij bond zich voor haar steeds in. Te meer moest dan Hendrik het ontgelden, en al wat in zijn hart werd vergaard aan wrevel en toorn, stortte hij bij de geringste aanleiding over het hoofd van zijn broeder uit. Zoolang vader Wouters leefde, kwam het In een brief uit Den Haag in de Libertè van van avond getiteld La Hollande barbare bespreekt Pierre Long de ervaringen door den heer Jules Roumain te Harderwijk opgedaan. Hij zegt, dat hij den titel „Barbaarsch Neder land" voor rekening laat van de Nederlandsche pers die sedert kort een nieuwe rubriek onder dezen titel geopend heeft. Na een uiteenzetting van liet gebeurde en na een betoog, dat er op liet gebied van tucht der straatjeugd in Nederland en niet alleen van de jeugd, zeker nog veel te doen blijkt, eindigt hij met de geestige en voor ons land sympathieke en vriendelijke conclusie: Nederland is heelemaal niet vreemdelingenliatend en óok niet bar baarsch. Het beste bewijs hiervoor leveren juist de kolommen lange klachten in de Ne derlandsche bladen zelf over barbaarsch Neder land. Leest de Nederlandsche bladende heer Roumain wordt er heeletnaal niet' in gehoond, integendeel men bedankt hem, als een weldoener. Zijn klacht heeft hem Hier meer vrienden gemaakt dan bij zich voorstellen kon. Is dat niet verrukkelijk als barbaarscliheid? Op de schriftelijke vragen van den beer Eerdmans heeft de minister van justitie ge- antwoord, dat bedoelde klachten onder zijn aandacht gebracht en op zijn last worden onderzocht en voorts dat na afloop van dat onderzoek en na kennisneming van de juiste toedracht der zaak zijnerzijds ernst ig zal worden nagegaan, of er termen aanwezig zijn om van justitiewege tot het treffen van eenigerlei maatregel over te gaan. Zitting van Woensdag 3 Juni. De artikelsgewijze behandeling van de Boot werkers wet wordt aangevangen. De heer Spiekman (S. D. A. P.) ver dedigt een mede door hem onderteekend amendement op art. 1, om het begrip stuwa doorswet ook uit te strekken tot den arbeid in een expeditie-onderneming, voor zoover deze geschiedt ten behoeve van het haven bedrijf voor zeeschepen. Spr. zet uiteen, dat de voorstellers van liet amendement beoogen allen arbeid onder de wet te brengen, welke door zijn aard tot liet havenbedrijf behoort. Gevaarlijk acht spr. het, dat het ontworpen artikel spreekt van werk, dat „onmiddellijk' in verband staat met het laden en lossen. Daarom willen de voorstellers van liet amen dement ook dit woord laten vervallen. Óok wenschen zij in bet artikel te brengen den arbeid „in pakhuizen of opslagplaatsen.' Voorts vraagt spr. een omschrijving, waar door de arbeid van de controleurs, de wegers en de monsternemers onder de wet vallen. nooit tot groote uitbarstingen. Uiterlijk schikte hij zich naar den wil zijns vaders; bezocht ten minste nog kerk en catechisatie, luisterde naar de lezing der Heilige Schrift en onttrok zich niet aan het huiselijk godsdienstig leven. Maar weldra veranderde dit alles. De oude Wouters werd onverwachts door een felle typhus aangetast. Alle middelen, door liefderijke zorg aangewend, faalden. En boe vreeselijk de waarheid ook moclite zijn, zij liet zich niet langer verhelen. Het oogen- blik van stej'ven naderde snel. l)e lijder was bijna voortdurend buiten kennis. Hoe vreesden de kinderen, dat hij zóó zou geengaan, zonder nog eens, was het dan ook voor 't laatst, met hen te hebben gesproken. Die vreeze scheen werkelijkheid te zullen worden. De benauwd heid nam toe, en hp dien avond, dien het liefhebbend kinderliarte nooit vergat, toen buiten alles rust en vrede ademde, streed Wouters zijn laatsten strijd. Plotseling was er een merkwaardige verandering bij den lijder waar te nemen geweest. Het bewustzijn, dat hem zoo lang verlaten bad, keerde nog voor eenige oogenblikken weer. En die korte stonden had hij gebruikt, om zijn kroost te vermanen tot liefde en eensgezindheid. Eén voor éen had hij ze aangesproken. En toen Gerrits beurt was gekomen, had hij hem met zijn stervende lippen nog eens ten ernstigste De heer Nierslrasz (V. L.) licht een aantal amendementen toe, om 1. ook arbeid met werktuigen (niet alleen met machinaal gedreven inrichtingen, zooals liet ontwerp wil) onder de wet te brengen 2. hetzelfde te doen ten aanzien van liet nemen van monsters 3. onder havenarbeider te verstaan ieder, die, niet beliooiende tot de bemanning van het schip, stuwadoorsarbeid verricht, zoolang hij dat doet; 4. ook den arbeid voor binnenvaar tuigen te beschermen, wanneer liet betreft schepen, Waarin of waaruit goederen voor zeeschepen rechtstreeks worden gelost of ge laden. De heer Van Ra al te (U.-L.) heeft een amendement ingediend, om een nieuw art. Ibis in te voeren, bepalende, dat de wet alleen van toepassing zoti zijn in plaatsen, waar in liet afgeloopen jaar ten minste 20 zeeschepen hebben gelost of geladen. Spr. behandelt evenwel het voorgestelde artikel en verklaart zich tegen de amendementen- Spiekman. Het ontwerp-inkomstenbelasting wordt daarna aangenomen met 68 tegen 12 stemmen. Het wetsontwerp tot instelling van Raden van beroep voor de directe belastingen wordt aangenomen z. h. s. De artikelsgewijze behandeling van de Boot werkers wet wordt voortgezet. De heer Van Nispen tot Sevenaer (R.-K.) mist een juiste begrenzing van de werking der wet in art. 1. De aanneming van het amendement-Spiekman tot uitbreiding van die grenzen acht spr. gewenscht, omdat het meer omvat dan het regeeringsartikel. Het derde amendement-Nierstrasz zou spr. echter niet gaarne zien aangenomen. De heer Van der Voort van Zijp (A.-R.) zou liet echter niet gewenscht vinden, wanneer men zoo maar de wet ging verruimen over de aanverwante vakken van liet haven bedrijf. Spr. meent, dat de voorgestelde re dactie reeds al het stuwadoor werk, welke andere dan stuwadoorsondernemingen ver richten, omvat. Hij staat dus onverschillig tegenover liet amendement-Spiekman, doch vraagt, of de minister de wet ook opvat zooals spr. dat doet. De heer Roodenburg (V.-D.) verklaart, dat liern alle uitbreiding buiten de sfeer van den eigenlijken stuwadoorsarbeid sympathiek is. Een begrenzing is niet goed te maken. Spr. is voor het amendement-Spiekman. De lieer Eerdmans (U.-L.) zet eveneens zijn standpunt ten aanzien van het regeerings artikel en de amendementen-Spiekman uiteen, doch wenscht zich met betrekking tot deze laatste nog niet te binden, voordat hij den vermaand, toch niet zijn heil alleen te zoeken in de dingen der aarde, maar daar, waar ook lnj zelf, zijn vader, zijn schat wist. In alle zachtmoedigheid, zonder eenige bitterheid, maar met den klem, dien het gewicht der eeuwigheid, aan welker oever hij stond, op zijn woorden lei. Toen was het spoedig gedaan geweest. In vollen vrede was hij ontslapen. Na den dood des vaders, besloten de kinderen met hun drieën te blijven samen wonen. Gerrit was toen twintig. In liet eerst schenen de woorden van zijn stervenden vader wel eenigen indruk op hem te hebben gemaakt althans hij hield zich wat in. Maar al spoedig kwam de oude natuur weer boveu. Zijn on verschilligheid werd met den dag grooter. Had hij vroeger nog geregeld de kerk bezocht, nu werd dat spoedig anders. Eerst beperkte de kerkgang zich tot éen enkele maalaldra bleef bij geheel weg. „Hij had het toch maar gedaan vroeger om vaders wil," was liet ant woord, dat Mien en Hendrik kregen, toen ze hem op liet verkeerde van zijn handeling wezen. Als hij ging, meende hij er toch niets van, dus 't was immers veel eerlijker, dan maar geheel weg te blijven. Huichelen was zijn aard niet, zoo voegde gij er schamper en met zelfverheffing aan toe. Het was niet meer tegen te houden Gerrit onttrok zich ge- minister heeft gehoord. De heer Ter Laan (S. D. A. P.) ver dedigt nader het amendement-Spiekman. Van de amendementen-Nierstrasz bestrijdt spr. vooral het derde, doch hij vreest ook van het vierde ontduiking. Do minister van landbouw, n ij- verheid en handel erkent, dat de be grenzing van de wet hier een zeer moeilijk vraagstuk is en veel aan de practijk moet worden overgelaten. Spr. verwerpt die van den heer Nierstrasz, welke den arbeider buiten deze wet zou stellen, zoodra hij eet of rust. De minister neemt het amendement-Nier strasz omtrent het gebruik van werktuigen over en schrapt uit liet ontwerp de uitzondering omtrent het nemen van monsters. Het amen dement is gedeeltelijk onnoodig, maar gaat ook gedeeltelijk verder, dan de bedoeling van het ontwerp. Zitting van Donderdag 4 Juni. De artikelgewijze behandeling van de Boot- we r k e r s w e t wordt voortgezet. -De heer Van R a a 11 e (U.-L.), verdedigt zijn amendement tot invoeging van een art. Ibis, waarin de werking van de wet bepaald wordt tot de havenplaatsen, waar per jaar minder dan 20 zeeschepen gelost of geladen worden. De heer Van Nispen tot Sevenaer (R.-K.,) kan liet amendement niet steunen, aangezien liet een willekeurige grens geeft. Door de onzekerheid zou de administratieve rompslomp niet verminderen, maar vermeer deren. De minister van landbouw, n. en h., sluit zich daarbij aan en heeft andere be zwaren. De heer Van Raalte beantwoordt een persoonlijke opmerking van den minister en handhaaft zijn amendement. De minister dupliceert en nadat ook de commissie van rapporteurs de aanneming van liet amendement ontraden heeft, trekt de heer Van Raalte het in. Bij art. 2, bepalende, dat de gezagvoerder te zorgen heeft, dat alleen stuwadoorsarbeid wordt verricht door eigen bemanning of dooi personeel van een stuwadoorsonderneming, welke aan de in art. 3 gestelde eischen vol doet (1. tenminste éen hoofd of bestuurder moet ingezetene des rijks zijn2. de hoofden of bestuurders mogen niet in een andere on derneming werkzaam zijn, tenzij als hoofden of bestuurders), verdedigt de heer Van der Voort van Zijp (A.-R.,) een amendement om weder, evenais in het ontwerp-Talma, de afzonderlijke toelating te eischen. De lieer Spiekman (S. D. A. P.) ver dedigt een amendement van dezelfde hoofd- heel aan de kerk alle godsdienst was huiche larij hij was een eerlijke, flinke rondborstige kerel. Zeker deed liet gezelschap, dat sinds eenigen tijd door hem werd gezocht, aan dit alles het zijne toe. Thuis werd het leven er niet aangenamer op. Velerlei spotternijen en schimpscheuten op zg. vroomheid moesten de broeder en de zuster, maar vooral de eerste zich laten welgevallen en het was waarlijk te verwonderen, dat de vrede nog zoolang, ten minste voor de buitenwereld werdgehandhaafd. Niettemin was liet overduidelijk, dat op deze wijze het saam leven weldra onmogelijk zou worden. Het moest wel den een of anderen dag tot eon uitbarsting komen. Mien en Hendrik vermeden met opzet alles, wat hem redelijkerwijze ergernis zou kunnen geven, maar mochten toch immers hun belijdenis niet ontrouw wezen. Ze lieten hem begaan. Dat hij opstond, zoodra Gods Woord optafel kwam, en dan heenging, was al regel ge worden. In 't begin was hij daarover vol liefde vermaandwaar hij evenwel bewust zijn hart verhardde, werd er niet meer over gesproken. En hoewel hem dit aan den eenen kant juist naar den zin was, hinderde het liern aan de andere zijde. (Wordt vervolgd.) i—-a DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1