m
nieuws- en flüuertentieblad
Zeeland.
Hntirenolutionair
CÖOf
De Bijbel op de School.
FEUILLETON.
IDe Broeders.
Lit de Pers.
No. 1122.
Woensdag 27 Mei 1914-
lle Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Oit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond.
uitgezonderd op Feestdagen.
bij den Uitgever D. H. LITT00IJ Az. te TER NEUZEN,
Inzending van aüvertentlSn vóór uren op den dag der uitgave^
ADVERTENTIËN
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIE:
TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
II. (Slot.)
Zooals we in ons vorig artikel zagen, bewees
de heer Van Oyen in zijn redevoering te
Oostburg, dat men zeer godsdienstig kon zijn,
zonder dat men zijn godsdienst ontleende aan
den Bijbel.
Daarom achtte hij de Openbare school, waar
men den Bijbel weert, veel beter dan de
Christelijke, die den Bijbel gebruikt als middel
ter opvoeding.
Ja, zelfs achtte hij die Chr. school een
gevaar voor de ordelijke samenleving en voor
den Staat.
In stelling X luidde het: „De zoogenaamd
Christelijke school levert geen waarborg tegen
polygamie, communisme noch socialisme,
de openbare wel."
Geen waarborg tegen polygamie (het hebben
van meer dan ééne vrouw), want„wel staat
er in de tien geboden Gij zult niet echtbreken,
maar dat gebod is geenszins op te vatten in
de beteekenis, gij zult maar ééne vrouw te
gelijk hebben."
Evenmin een waarborg tegen socialisme en
communisme.
Immers„Jezus leefde met zijne discipelen
van eene gemeenschappelijke beurs, iets dat
ons herhaalde malen wordt medegedeeld.
Voorts weten wij, hoe hij de volmaaktheid
vond in het weldoen der armen. Zijne leer
kenmerkt zich dan ook door de reinste men-
schenliefde."
De eerste Christenen verkochten have en
goederen en verdeelden ze aan allen, naardat
elk van noode had.
„Wat leeren ons," vroeg de spreker, „die
voorbeelden anders, dan dat de eerste Chris
tenen Communisten waren
„Indien de bijbel nu Gods Woord is, dan
is liet onze plicht ook Communist te worden".
Jacobus keurt het af, dat in de vergade
ringen der gemeente de rijke zou worden
voorgetrokken boven den arme.
„Wat leert de apostel hier? Is het niet
de volkomen gelijkheid van allen
„Wat Jacobus schrijft was bruikbaar voor
zijne tijdgenootenware hetgeen hij schrijft
Gods Woord, dan moest het ook voor ons
van toepassing blijven.
„En dat is eene onmogelijkheid immers
't zal wel geen betoog behoeven, dat gelijke
verdeeling van goederen, gelijke eerbewijzingen
onmogelijk zijn."
i)
De zon schoot haar laatste stralen over de
geblakerde velden en de.stoffige wegen, liet
landwerk was afgeloopen en de arbeiders
hingen de ledige driukflesch over den schouder,
waar ook de sikkel, welke dien dag zooveel
dienst had gedaan, een plaatsje vond.
In kleine groepjes begaven ze zich met
moeizame schreden dorpwaarts. De hitte was
drukkend geweest en ze voelden zich afge
mat en óp. Het avondwindje dat opgestoken
was voelden ze als een luwe adem strijken
en koozen, langs gelaat en hals, maar ze
wisten, dat ze er zich, bezweet als ze waren
door de urenlange inspanning fel bezónde
akkers, voor in acht moesten nemen. Toch
bracht het eenige verkwikking en maakte het
de rust, die beidde, te aanlokkelijker.
Als de spaken naar de as, liepen de ver
schillende wegen op het dorp aan, dat over
dag in dezen drukken tijd van maaien en
oogsten wel uitgestorven scheen, maar dat nu
voor een poos weer ging herleven in de rus-
„Maar weet ge wat een zegen is van den
tegenwoordigen tijd?
„Dat hij ons leert, dat alle menschen gelijk
zijn voor de wetdat er zonder wettelijke
bepalingen geen vrijheid bestaan kan en de
openbare school, het schoonste voortbrengsel
onzer eeuw, leert als eerste zedeles, dat men
aan de wetten van den Staat volkomen ge
hoorzaamheid verschuldigd is.
„Degenen, die den bijbel als Gods Woord
beschouwen en als zoodanig een overwicht
willen toekennen, komen ten gevolge van
hunne leuze „men moet Gode meer gehoor
zamen dan den menschen' voortdurend in
verzet tegen maatschappelijke verordeningen,
die zij beschouwen als voortkomende uit den
booze zij kunnen gevaarlijk worden voor den
Staat, zij' zijn liet meermalen geweest."
„Volstrekte gehoorzaamheid aan de wetten
van den Staat, zooals de openbare school die
predikt, is de grondslag eener ordelijke maat
schappij.
„Erkenning van den bijbel als Gods W oord,
eerlijk verlangen om naar Gods Woord te leven
en de daarin gegeven voorbeelden op te volgen,
voert tot veelwijverij, communisme en socia
lisme daardoor kan de zoogenaamde Christe
lijke school gevaarlijk worden voor den Staat".
Zooals men ziet, de redeneering sluit als
een bus, er is geen speld tusschen te krijgen
wat trouwens bij een wiskundige als de heer
Vorsterman van Oyen niet verwondert.
De openbare school zonder Bijbel is een
waarborg voor een ordelijke maatschappij,
voor gehoorzaamheid aan de wetten van den
Staatde Christelijke school met den Bijbel
ondermijnt de grondslagen der maatschappij
en levert een gevaar op voor den Staat.
Dat de heer Van Oyen destijds in deze
meening niet alleen stond, bewijst wel het
feit, dat de uitgave van zijn Oostburgsche
lezing reeds binnen een paar jaren den 4en
druk beleefde.
Het was in die dagen bet toppunt van
wijsheid, het Nederlandsche volk op te kweeken
zonder Bijbel en een geslacht groot te brengen,
dat buiten den invloed bleef van dit in velerlei
opzicht verderfelijk gekeurd boek.
Dat noemde men dan„een wetenschappe
lijke opvoeding geven, vrij van alle dogma's
en vooroordeel".
Vraagt de lezer, waarom wij deze Oost
burgsche lezing van voor bijna 40 jaar nog
eens weer in herinnering brachten
Omdat het ons in de eerstj plaats niet
ondienstig voorkwam, de merkwaardige lezing
van dezen bestrijder der Christelijke school
tige vroolijkheid, als straks na den maaltijd
avondkout' en buurpraat worden vernomen.
Dan groepen ze zich samen, ouden en jongen,
in gemakkelijke houding en de lach .schalt
helder uit boven het meer kalme gesprek der
ouderen of de levendige conversatie der jon
geren.
Dat uurtje is er een, 't welk iedereen aan
trekt en bekoorteen van de aangenaamste
van den dag, en het vooruitzicht doet mee
den al te loomen pas versnellen.
Bij de laatsten, die hun koers nemen naar
liet dorp, behoort een tweetal nogjonge mannen,
't Is, alsof ze met opzet wat achter gebleven
zijn; toch zijn ze niet in een druk gesprek ge
wikkeld integendeel, zwijgend stappen ze
naast elkander voort.
Ze zijn broeders en wanneer men hen aan
ziet, verloochent zich de familietrek niet. De
oudste, Gerrit, moge wat forscher en breeder
gebouwd zijn, terwijl Hendrik, die slechts een
jaar verschilt, iets kleiner en tengerder is,
'toch herkent men beider oogenblikkelijk als
kinderen van dezelfde ouders.
Op het gelaat van den oudsten teekent zich
een min of meer wrevelige trek, om den mond
groeft zich een ontevreden plooi. Het gezicht
van Hendrik vertoont bezorgheid en onrust
af en toe kijkt hij zijn broeder van ter zijde
aan, als wil hij de gedachten lezen, die dat
nog eens in herinnering te brengen, nu een
geslacht in dien geest is opgekweekt, en dus
de bewering, dat de Openbare school eene
leer predikt, die de grondslag is voor eene
ordelijke maatschappij, aan de feiten kan
getoetst worden.
En in de tweede plaats, omdat er in den
laatsten tijd ook onder de voorstanders der
Openbare school stemmen opgaan, die wijzen
op eene kentering, eene verandering van opinie
ten opzichte van dit punt.
Als merkwaardig voorbeeld van die veran-
derde opinie en als bewijs, boe noodig het is,
dat men in dezen een anderen weg gaat in
slaan, wijzen wij op het stukje uit Het Vader
land dat wij ónder Uit de Pers opnemen.
We herinneren er nog aan, dat de redacteur
van genoemd blad de heer Roodhuyzen is.
Een onverdacht getuige dus.
Y Onze Partijdag.
Donderdag a. s. zal D. V. opnieuw onze
jaarlijksche Partijdag gehouden worden. Beter
gezegd: liet' Provinciaal Comité belegt dan
weder zijn Buitengewone Vergadering, waartoe
alle geestverwanten in deze provincie worden
uitgenoodigd.
Een jong, doch hoogst bekwaam Kaïnerlid,
mr. Rutgers van Hilversum, zal ons voorlichten
omtrent den politieken toestand, waarin we
tengevolge de verkiezingen van 1913 zijn
geraakt.
Vergissen we ons, wanneer wij zeggen, dat
ons politiek leven na de inspanning van 't vorig
jaar niet bijster opgewekt is?
Dit is het gewone verschijnsel na eene
verkiezings campagne en is dus op zich zelf
niet erg verontrustend.
Doch onze lusteloosheid mag niet te lang
duren deskundigen raden ons zelfs aan,
voortdurend op onze hoede te wezen en ons
kruit droog te houden. Niemand kan voor
spellen wat de naaste toekomst ons brengen
zalwe moeten op alles voorbereid wezen.
We kunnen dan ook niet nalaten, onze
partijgenooten in deze streek dringend uit te
noodigen en op te wekken tot het bezoeken
-van den Partijdag.
Wie maar eenigszins gelegenheid heeft, ga
Donderdag naar het Schuttershof in Middel
burg.
We hebben noodig, elkander te bemoedigen
en aan te vuren, om niet te verslappen in
den strijd.
Onze tegenstanders slapen niet, ze doen
alles, wat ze kunnen, om den leiders een riem
onder 't hart te binden.
Laten velen onzer hun voorbeeld volgen.
Dat 't noodig is. durven we onzen lezers
zonder eenig voorbehoud verzekeren.
trots opgeheven hoofd vervullen.
„'t Is nog warm," zegt hij. En den blik
naar 't westen richtende, vervolgt hij „ik
vrees, dat we onweer krijgen, zie eens, wat
donkere wolken."
,,'k Mag het lijden," is 't antwoord. „Dat
zal tenminste wat opluchting geven. Zóó is
het haast niet om uit te houden. Slaven is
het en dat voor een slavenlóón."
„Kom kom," tempert Hendrik, „nu althans
is er toch wel wat te verdienen. Wc mogen
dankbaar zijn, dat we gezond zijn en in staat
ons werk te doen. Denk eens toen vader
„Dankbaar, dankbaar," smaalt de ander.
„Dankbaar óok nog. 'k Zou wel eens willen
weten, waarvoor. Zéker, dankbaar
Hendrik oordeelt het verstandiger, niet op
dit onderwerp door te gaan. De stemming
van zijn broer is verre van aangenaam 't lijkt
hem tóe, dat een tegenwerping slechts olie in
't vuur zal zijn.
Al blijft li'ij echter zwijgen, dit heeft niet
de gewenschtè uitwerking.
Gerrit mokt voort.
„Dankbaar! Jaar en dag dezelfde ouwe
knecht blijven nooit vooruitkomen blijf dan
maar dankbaar!"
„In elk geval
„O, ik weet wel, wat je zeggen wil. Ik
ken je. Natuurlijk hé, we hebben niets ver-
De Bijbel op de Openbare School.
De lieer Frans Netscher, in 1913 nog Con-
centratiecandidaat voor het district Elikhuizen,
dus mee een van de lieden die, als toen
beweerd werd, de Ned. Herv. Kerk zouden
verdedigen, beeft dezer dagen nog wel in de
Opr. Haart. Crt. verteld, dat Daniël een
Christen was, en hij daarom niet door de
leeuwen werd verslonden, wijl hij een leeuw
een splinter uit een poot had gehaald. Dit
sjaaltje van gemis aan ook maar eenige
Bijbelkennis is niet nieuw bij de linksche
héeren. Het Vaderland vindt liet zelfs niet
erg.
Wij voor ons vinden liet geval echter niet
zoo erg. En dat niet, omdat liet ook ons
niet zou treffen, dat deze begaafde man zoo
geheel leek is op het gebied der gewijde
geschiedenis, maar omdat hij, zooals zijne
gelieele generatie van Links dit met vele
andere hoogstaande mannen gemeen heeft.
Wij zouden toch niet gaarne de vele mannen
die op allerlei gebied in ons land vooraan
staan als ze uit niet-confessioneele kringen
voortkomen, aan een examen in de Bijbelsche
geschiedenis onderwerpen, want het zou
onvoldoende cijfers regenen.
Dit alles is het gevolg van de rationalistische
levensbeschouwing, die 50 jaar geleden en
nog lang na dien overheerschende was, en
die den oorlog verklaard had aan alles wat
niet „wetenschappelijk" was.
De naweëen van die rationalistische richting
zijn we nog niet te boven-. Zoo verhaalt het
artikel het volgende
Gebeurde liet niet, dat een canaidaat voor
de liulpakte naar de beteekenis van het
woord „aartsvaderlijk" gevraagd, daarbij blijk
gaf nooit van Abraham, Isaac en Jacob
gehoord te hebben moest men niet onder
vinden dat een kweekeling aan een onzer
Universiteiten maar één Paulus kende, te
weten Pieter Paulus, en heeft schrijver dezes
zelf niet ondervonden, dat in den zin„Hij
was zoo blijmoedig, als Jozef, toen diens
leed geleden was", Jozef werd aangezien voor
den broeder van Napoleon, en diens
blijmoedigheid verklaard uit het feit, dat lnj
koning van Spanje was geworden. En men
noeme deze gevallen geen uitzonderings
gevallen de kennis aan Bijbelsche geschiedenis
laat in niet-confessioneele kringen veel te
wensclien over.
Het Vaderland zou dc „groote paedagogische
en zedelijke kracht die var. zoo vele Bijbel
die n d en we genieten zulke voorrechten boven
velen. Heet het zoo niet? Nietwaar? Maar
zoo lijdzaam ben ik nu eenmaal niet. En zoo
vroom óók niet."
Zijn oogen zoeken met een gramme uit
drukking die van zijn broeder.
Deze kijkt hem met een weemoedigen
blik aan.
„Waarom moet dat er nu bij?" vraagt hij
met zacht verwijt.
„Waarom Ot'ndat ik je gekwezel niet kan
uitstaan, jij en Mien, je bent allebei net een
der. Tevreden en dankbaar, dat is bij jullie
schering en inslag. Dank je, ik ben daar niet
mee gediend."
„Wat wil je dan?" kan Hendrik zich niet
weerhouden te vragen.
„Wat ik wil?" Vooruit komen in de wereld
en niet altijd dezelfde ondergeschikte te blijven
en arm."
„Rijk worden
„Ja, rijk worden. Je hoeft dat niet op zoo'n
bijzonderen toon te zeggen. Waarom niet?"
„Als je een jongen van een jaar of tvvaalf
was, zou ik zeggen je bent nog niet wijzer.
Zet dat idee nu toch eeus uit je hoofd en
wees verstandig en jaag geen hersenschim
men na."
(Wordt vervolgd.)
DOOR ZELANDIA.
HOOFDSTUK I.