Antirevolutionair
voor
Dieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Uit de Pers.
FEUILLETON.
£Tïet g-ed-aclxt.
Uit de Tweede Kamer.
No. 1114
Woensdag 29 April 1914
lle Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITfÜÜlJ Az. te TER NEUZEN,
Inzending van advertentlBn vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN
„ithtfm np PRnACTIR: ABONNEmI^ÜTEN ADVERTENTlfa TE BEZOROEN BIJ DEN UITOEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
Dr. Kuyper's rede te Enkhuizen,
Donderdag herdacht de centrale^ antirev.
Kiesvereeniging in liet district Enkhuizen
feestelijk haar 25-jarie bestaan.
De groote zaal van de „Westfriesche Munt",
die circa 800 personen kan bevatten, was tot
de uiterste hoeken gevuld. Zelfs werden
ettelijke aanvragen om kaarten geweigerd.
De bijeenkomst werd geleid door den heer
R. Zuidema, terwijl aanwezig waren Ds. H. II.
Oosten, van Scheveningen, en de heer N.
Oosterbaan, het Tweede Kamerlid voor Enk
huizen.
Hoewel de vergadering niet voor de I ers
toegankelijk was, schrjjft de Rott., bevat de
„Maasbode" van haren „bijzonderen bericht
gever" een verslag van Dr. Kuyper's rede,
waaraan we het volgende ontleenen
Het is voor mij een verkwikking, als ik zien
mag, dat we hier zoo vooruit zijn gegaan. In
1870 ben ik al begonnen, en toen was hier
nog geen leven te ontdekken. Neenalles
morsdood. En nu terwijl een aantal kies-
disticten ons hebben gegriefd en geërgerd door
onze beste mannen te laten vallen, heeft Enk
huizen bewerkt, dat het nog altijd Oosterbaan
afvaardigt, wel niet met groote meerderheid,
maar toch met eene die grooter was dan de
vorige maal. Hier was geen invloed te merken
van staatspensioen of algemeen kiesrecht op
onze mannen èn de bondgenooten.
Gedurig heb ik met liet district Enkhuizen
in betrekking gestaan. In Obdam bracht ik
mijn studentenvacantie doorals Minister
moest ik zelfs in Medemblik zijn. (Gelach).
Enkhuizen trekt me aan, ook om historische
feiten. Wie in de historie terugleeft, denkt
er aan, hoe hier in Enkhuizen en Hoorn de
geest van Calvijn heeft doorgewerkt. Ik denk
aan de 500 scliepen, welke Enkhuizen alleen
ter zeevaart zond, en die welstand en weelde
terugvoerden. Dat kan nu niet meer gezegd
worden, doch dat is de oude les der historie.
Eerst verkeert men in nood, waarna de energie
ontwaakt. Dan komt de welvaart, en er volgt
weelde en verslapping. De reactie blijft niet
uit, totdat de mensch, door tegenspoed ge
louterd, zich weer opricht. Deze lessen geeft
God om den toestand te zuiveren. Daarom
vooral deel ik uw vreugde.
Spr. verzekerde nog eens, wat hij reeds in
den aanvang zijner rede had gezegd, dat hij
geen politieke rede zou houden, te meer, waar
hij nu in de gelegenheid was in de Eerste
Kamer te kunnen spreken.
EEN VERTELLING
Wat ik echter ga zeggen, aldus Dr. Kuyper,
is een woord van waarschuwing, en misschien
niet vrij van een tikje pessimisme.
We mogen niet alleen denken aan Enkhuizen
maar het oog moet gericht blijven op het
geheel, we moeten eens zien, hoe het er elders
bij staat. En dan verbloem ik hier niet, dat
het er in Noord-Holland allermiserabelst
uitziet. Van de achttien Kamerdistricten
hebben we er negen aan ons gehad. Wat is
er over van die negen Een poovere twee.
Dit is, dit voelt men, zeer teleurstellend. En
wat ons in de zeven overkomen is, kan ook
in Hilversum en Eukhuizen gebeuren. En al
moge hier vastheid van overtuiging gevestigd
zijn, mannen-broeders, daarop niet vertrouwd.
Want hier, evenals elders, staat gevaar voor
de deur.
Wat is dat dreigende gevaar?
Toen ik in 1869 het eerst met de politiek
in aanraking kwam, ontmoette ik eerst Groen
van Prinsterer, toen Elout van Soeterwoude,
toen Keuchenius, toen den straatprediker
Esser en daarna Dibbets en Berckhold. Welken
indruk dronk ik van de mannen in? Waren
dat uitrekenaars, belust op posten en betrek
kingen? Welken geest ging van die mannen
uit Dat waren mannen, die den indruk
maakten van bidders, niet alleen goede
debaters, maar eerstens wezenlijk vrome
bidders.
Altijd bespeurde men in hen, dat het hun
te doen was om de zaak van hun Heer en
God. Het waren menschen, die in de almacht
van onzen God liet eenige middel zagen, om
de denkbeelden bij de menschen om te zetten
en zegen over onze wapenen te brengen en
ze zoo te leiden, dat er uit onze actie iets
geboren wordt.
Met dat denkbeeld gingen ze den strijd in.
In liet kort, liet was een kring van mannen,
die me de overtuiging schonk, dat eerstens in
onze mannen vereischt wordt vertrouwen op
God. Dat is geminderd en wanneer dat zoo
doorgaat, is er gevaar, dat die godzalige tint
van ons leven geheel weggaat. Het is waar,
we krijgen wel den indruk, dat er grooter
kring van jonge mannen met ons strijdt, dank
zij ook onze Vrije Universiteit, welke mannen
oplevert die in het debat hun man staan, en
weten te bezielen. Ik wil het hier uitspreken,
zulke mannen zijn voor ons goud waard.
Dankbaar ben ik, dat ze er zijn. Maar toch
moet het me van het hart, al is het aller
minst gericht tot die jonge werkers in onzen
tijd komt liet hoogere en heilige steeds flauwer
uit. Dit is wel eenigszins verklaarbaar. In
de dagen van Groen zaten we in nood, had
bange vrees ons bevangen, voelden we diep
onze ellende en scheen er geen hoop voorde
toekomst. Is het dan niet natuurlijk, dat de
Frits denkt onwillekeurig aan zichzelf.
Joas zeven. Hij negen. Deed hij wat recht
was in de oogen des Ileeren
VIII.
10)
(Voor Kinderen.)
„o Vader, waar is-'t-ie nou vraagt kleine
Mientje. „Dood?"
„Gelukkig niet," vertelt vader. „Nu is hij
bij Dr. Helpman."
„Hoe is liet met hem, va?"
„'k Weet liet niet," zegt vader vriendelijk,
„straks ga ik eens naar hem kijken. En nu,
jongens, aan tafel 1"
Frits heeft niet veel trek. Beschaamd zit-ie
daar tussehen z'n broertjes en zusjes. Al lieeft
vader en moeder hem 't kwaad vergeven, al
heeft hij den Heere om vergeving gebeden,
toch denkt hij er nog wel aanHij eet niet
veel. Het smaakt niet.
Na 't eten leest vader uit den Bijbel. Frits
luistert, 't Is de geschiedenis van Joas, den
koning van Juda „En Joas was zeven jaar
oud, toen hij koning werden Joas
deed, tvat recht was in de oogen des Heeren."
Greet.
IIoe is bet intussclien met den kleinen
koorddanser gegaan
Komt, laten we maar eens een kijkje gaan
nemen bij Dr. Helpman.
't Is nu morgenmorgen na een langen
nacht. In de kamer van den dokter ligt op
een helder wit bed onze kleine vriend. Is
het laken wit, niet minder wit schijnen zijn
tenger gezichtje en zijn magere handen. Nu
ligt hij rustig. Het been is gezet en mag niet
bewogen worden. Stil moet hij blijven liggen.
Nu, veel leven of beweging zal hij niet maken,
want hij is uitgeput van vermoeienis en ge
brek. Hij ziet zoo bleek, dat hij wel voor
dood kan aangezien worden. Maar dat is
toch gelukkig niet zoo. Hij leeft
Wat had de oude Greet vreemd opgekeken,
toen daar zoo laat in den avond de vreemde
stoet van dokter, dominé, Hein, met den
kleinen Gaston op de gebrekkige baar, binnen
kwam
Maar toen de dokter baar in enkele woorden
had duidelijk gemaakt, wat er gebeurd was,
mannen van dien tijd, denk aan de scherpe
resolutie meer geneigd waren tot bidden,
dan onze jongeren, die reeds drie rechtsche
Kabinetten hebben beleefd
Toch waarschuw ik ten stelligste tegen een
soort jongeren, die volgens hun zeggen niet
meer dat vrome gedoe van noode hebben. Er
mogen er niet velen zijn, die zoo spreken, ze
zijn er. Enkelen zeggen het onder elkander,
anderen meer luide. Ik ontken niet, dat er
wel eens personen zijn, die wel eens op het
gebied des gebeds te veel willen formaliseeren
doch er is in het gebed altijd een zeker for
malisme geweest.
Doch afgezien van al het formelijke, laten
we nooit zeggen dat we onzen biddenden toon
maar moeten weglaten. En daarom weiger
ik ten stelligste dien mannen gelijk te geven,
die beweren dat het gebed wel kan gemist
worden. Daarom meende ik, dat het goed
en noodig was, te wijzen op mannen van het
type-Groen.
Wie voor liet Koninkrijk Gods wil staan,
moet man des gebeds zijn, vooral nu tegen
over ons staat een groote macht, die politiek
en godsdienst van elkaar wil scheiden. Dat
is bij velen een uiting van materialisme, maar
ook een poging om doldriftig door te zetten,
dat het lot van land en volk niet van God
afhangt, maar van ons menschen. Wel willen
Drion en Kohnstamm den godsdienst niet zoo
laag aanslaan, doch alleen omdat ze voelen,
dat spotten met den godsdienst onfatsoenlijk
en niet netjes staat. Ze zijn liberaal, voelen
veel voor kunst, ook voor een zedelijk leven
en ook voor godsdienstige overwegingen.
Ten slotte nog iets over de souvereiniteit
Gods. Er is een Overheid. De groote klove,
welke ons nu van de liberalen scheidt is deze,
dat wij erkennen, dat de Overheid haar gezag
ontleent aan God, weshalve wij haar hebben
te gehoorzamen, terwijl de liberalen de Over
heid beschouwen als gesteld door de menschen.
Is het wonder, dat de socialisten dan ook den
liberalen reeds lang te kennen hebben gegeven,
dat bun Overheid een dwaasheid is, waarmee
ze niets te maken hebben? Vandaar dan ook,
dat onze jongeren nooit met die liberale theorie
besmet mogen worden, en als er ook maar
een splintertje van ons beginsel losgelaten
wordt, dienen we hen liefderijk te vermanen
met„broeders, niet alzoo".
Laten we verder onze democratische begin
selen, die altijd aan ons geweest zijn, niet
laten vervalschen door het slagwoord van
„volkswil", dikwijls aan het volk ingeprent
van den professoralen katheder. Houden we
allen rekening met den godsdienstigen geest
onzes volks, die ons groot gemaakt heeft en
verder versaagt niet en maakt propaganda.
Weest altijd op uw qui vive, want binnen-
toen was opeens de liefde in haar trouw hart
boven gekomen en ze was dadelijk ijverig in
de weer geweest om de behulpzame hand te
bieden.
Hein was gauw weggegaan, want zijn post
was buiten dominé had nog een poosje ge
wacht tot den kleinen Gaston de eerste hulp
was verleend, maar was daarna toch ook
spoedig vertrokken. Toen dokter den onge-
lukkigen knaap geholpen had, het been gezet
en verbonden was, en Gaston in een rustige
slaap geraakt, had Dr. Helpman zich ook ter
ruste begeven.
Maar oude Greet had nog voor een poosje
bij de kachel in de keuken haar plaatsje op
gezocht om over dit alles na te denken. Doch
de groote Friesche hangklok deed spoedig
waarschuwend haar twaalf slagen hooren en
ook Greet had ten slotte haar bed opgezocht.
En nu is ze al weer bij de hand.
Al is ze niet zoo jong meer, toch weet ze
van vroeg opstaan en menige jongen en menig
meisje had bij haar een lesje in die kunst
mogen nemen. (Gij ook
Haar eerste werk is, naar den kleinen zieke
of patiënt (spreek uitpasjent), tc gaan kijken.
Wat lag hij daar rustig! Beter en warmer
dan gisterenavond in de donkere, koude schuur.
Wat heeft ze medelijden met het kind
kort zelfs kunnen we voor een Kamerontbin
ding staan. Weest altijd klaar met mobili-
seeren, en toont niet, dat ge nog beginnen
moet, als de stembus reeds open staat. Mag
ik eindigen u toe te roepen, dat nooit de vlag
des Kruises in het district Enkhuizen wordt
neergehaald en dat het in lengte van dagen
een waarlijk kroondomein zij. Zing nu nog
eens: „Ze" zullen liet niet hebben"; ik zing
het van harte mee.
Donderende toejuichingen -volgden op Spr.'s
treffende rede, waarna de voorzitter met een
dankwoord tot den spreker en tot de talrijke
aanwezigen, de welgeslaagde bijeenkomst sloot.
Nieuwe posten voor Landbouw,
Handel en N ij verheid.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van de Landbouwbegrooting 1914 waarbij het
eindcijfer wordt verhoogd met f 8,293,357.
Het wetsontwerp bevat, schrijft de Midd.
Crt., in hoofdzaak posten, voorkomende op de
nota van wijziging, die door den Minister in
December j.l. werd ingetrokken in verband
met de omstandigheid, dat bij verscheidene
leden van de Tweede Kamer bezwaar bestond,
de in die Nota vervatte voorstellen in behan
deling te nemen zonder voorafgaand onderzoek
in de afdeelingen.
De Minister acht thans den tijd gekomen,
dat aan de rijks hoogere land-, tuin- en
boschbouwschool te Wageniugen de zaak van
het wetenschappelijk onderzoek
voor den tuinbouw wordt aangevat
en de grondslag wordt gelegd, betzij voor
eene afdeeling voor wetenschappelijk tuinbouw-
onderzoek aan liet voornoemde instituut,
hetzij voor een zelfstandige inrichting. Welke
van'beide richtingen zal worden ingeslagen,
maakt nog een punt van overweging uit.
Voorts bevat dit wetsontwerp, behalve een
aantal posten voor plaatselijke uitgaven nog
een eerste post voor nieuwe gebouwen der
r ij ksveeartsen ij school; en een ver
hooging van een aantal reeds op de begrooting
voorkomende posten betreffende tijdelijke
aanstelling van aspirant r ij k s t u 1 n
bouwleeraren; zaden voor landbouw-
proefvelden, rundveefokker ij, de Ned.
Tuinbouwraad, procf-fokstations voor
pluimveeteelt te Amersfoort.
Verder vermeldden we op ander gebied jiog
een verhooging van den post voor publicatie
van liet rapport over den toestand van den
middenstand.
Voor een andere regeling van liet presentie
geld voor de Kamers van Arbeid is
f4000 meer benoodigd. Het ligt in 's Ministers
bedoeling een ambtenaar to benoemen ter
Zou hij geen vader en moeder meer hebben
Zou zich niemand ongerust over hem maken
Zou geen enkel gebed voor hem opgaan naai
den Heere? Schele Leo dacht misschien wel
aan hem maar alleen, omdat bij hem noodig
had eu zeker niet met een liefdevol hart.
Maar arme Gaston, deze éene, die hier bij u
bed staat, is met medelijden voor u vervuld
en haar stil gebed rijst voor u op tot dien
God, dien ge nog niet kent.
Ja, oude Greet, ze bidt voor liet ongelukkige
kind. En terwijl ze het aanstaart, denkt ze
aan haar eigen zoon.
Haar eigen eigen zoon Had ze dan een
zoon
Dat liadt ge misschien niet gedacht En
toch is 't zoo. Ja, ze heeft een zoon. Greet
is een weduwe. Haar man is al lang geleden
gestorven. Eén kind heeft ze, haar Anton.
't Is nu ongeveer twintig jaar geleden, dat
ze hem voor liet laatst heeft gezien. Hij was
toen 14 jaar oud en moest naar zee. Ze had
hem laten gaan. Liever had ze hem bij zich
gehouden, want immers ook haar man was
op zee gebleven (d. w. z. verongelukt, en nu
vreesde ze zoo voor haar eenig kind. Maar
't was niet tegen te houden.
(Wordt vervolgd.)
DOOR ZELANOIA.