Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. Ouderdomsrente en Armenzorg. FEUILLETON. Rentetrekkers. Lit de Pers. No. 1101. Woensdag 11 Maart 1914. lle Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsfag- en Vrijdagavond, uitgezonderd Feestdagen bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN. inzending van advertentlSn vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. NGEZONDEN STUKKEN TE RICHtSn"aAN DE REDACT!EABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BU DEN UITGEVER. i. Wij zijn opgevoed in de leer, dat alleen mannen van vrijzinnige beginselen verstand genoeg hebben, om goede wetten te maken. In onze jeugd werd aan deze stelling nooit getwijfeld en wie het al waagde, in alle be scheidenheid op te merken, dat er misschien ook nog andere menschen waren, die van dit moeilijke werk eenig begrip hadden, dien werd het ingepeperd, dat zulk een onzinnige be wering in de 19e eeuw eenvoudig niet meer te pas kwam. Langzamerhand is daarin wel eenige ver andering gekomen. Wel zijn er nog velen, die 'in hun bekrom penheid nog altijd voortleven in den zoeten waan, dat er buiten hun kring geen menschen met gezond verstand gevonden worden. Menschen die ge in den omgang dadelijk herkent als discipelen der openbare school, die met de haar opgelegde onnatuurlijke neu traliteit niet in staat is, alzijdig ontwikkelde menschen te vormen menschen, die ook de talenten van anderen weten te waardeeren. Maar, zooals gezegd, er is in dit opzicht wel eenige beterschap merkbaar. Het geloof in de alleen-zaligmakende leer van het liberalisme is wel eenigszins geschokt. Er is niet meer dat onbepaald vertrouwen van vroeger in de voortreffelijkheid van alles, wat liberale kopstukken als product van hun genie aan de markt brengen. Êen nieuw bewijs voor deze laatste bewering vinden wij in de algemeene oppositie tegen het door minister Treub ingediende wetsont werp op de Ouderdoms-rente. Die oppositie komt niet slechts van recht- sclien kantook van de linkerzijde vindt het ontwerp algemeene afkeuring. Wel zijn er, die ondanks hun afkeuring blijven roepen laat ons toch oppassen, lieve menschen, dat wij door onze oppositie het ministerie niet in gevaar brengen Maar dat men teleurgesteld is in zijne verwachtingen, is tusschen de regels door zoo duidelijk mogelijk te lezen. Men had blijkbaar verwacht, dat er na liet kabaal van verleden zomer en de destijds afgelegde beloften iets zou worden aangeboden Onder dezen naam staan op dit oogenblik de mannen en vrouwen bekend, die 70 of meer jaren oud door hun gedurende de laatste tien jaren in minstens 156 weken verrichten loondienst recht hebben op een rente krachtens artikel 369 der Invaliditeits wet. Over 't onverwacht groot aantal rente trekkers is reeds veel geschreven en gesproken. Ambtenaren der Rijksverzekeringsbank zoowel als de hoogste ambtsdragers in den lande hebben in interviews mededeelingen gedaan, die licht verspreiden moesten over deze in korten tijd zoo populair geworden Wet. Woord en Beeld heeft met een Rotterdam- schen tusschenpersoon een onderhoud gehad en enkele mededeelingen verkregen over zijn ervaringen gedurende de laatste twee, drie maanden. - U hebt 't zeker de laatste weken nog al volhandig gehad vroegen we. Deze leuke mededeelingen troffen we aan in het interessante weekblad Woord en Beeld. van heel wat voortreffelijker allooi dan het ontwerp van mr. Treub. En met reden werd zulk een verwachting gekoesterd. Let maar eens op deze ééne omstandigheid aan de rechterzijde moest men zich, om sociale wetten op te stellen, behelpen met een voor- maligen dominé, die als 't pas gaf, nog wel eens uit preeken ging. Wat kon nu zoo'n dominé voor verstand hebben van wetten maken 'tWerd dan ook vóór de verkiezingen duide lijk en beslist uitgesproken: als wij de over winning behalen, trekken we Talma's wetten weer in iets wat tot dusver in de geschie denis der Nederlandsche wetgeving nog niet vertoond was. De heer Talma mocht misschien als predi kant uitmunten, als spreker op politieke meetings een heele baas zijn, dat hij verstand van wetgeving had, was al te dwaas om aan te nemen. Vandaar dat alle linksche propa gandisten of candidaten voor liet lidmaatschap der Kamer zóólang de schare voorhielden, dat Talma's wetten niet deugden, tot ze liet zelf gingen gelooven. En na Talma kwam mr. Treub Treub, de professor in de Staathuishoud kunde, een man die er zelfs dikke boeken over geschreven heeft. Professor Treub, die in het bewustzijn zijner kracht het fier dorst uitspreken, dat liet Staatspensioen een uitvinding was van poli tieke slimmelingen en die, toen Staatspensioen toch aan de schare beloofd werd, zeidan ga ik van 't politiek tooneel verdwijnen. Diezelfde prof. mr. Treub nam de taak op zich, iets beters te geven, dan de heer Talma had aangeboden. Niet waar, van zulk een professor in de Staathuishoudkunde mocht in de gegeven omstandigheden verwacht worden, dat zijn werk even algemeen zou worden geprezen, als men dat van zijn voorganger had afge keurd. Rechts een brekebeen, beter preeker en bidder dan wettenmaker links een man van 't vak, die wetten uit zijn mouw schudt, of 't niets is Welnu de arbeid van mr. Treub ligt sinds 6 Februari voof 't publiek ter beoordeeling. We zullen nu maar daar laten, hoe in de rechtsche bladen over dien arbeid wordt geoordeeld. Doch ziet men de couranten van de linker zijde in, dan is het overduidelijk, dat iedereen aan dien kant bij zich zeiven zegtdat valt toch bitter tegen Of we! was 't antwoord. Wilt u wel gelooven, dat er dagen geweest zijn, dat we met 60 a 70 menschen hebben moeten spreken? Van den vroegen morgen tot den laten avond hebben we de eerste dagen, dat men zich voor een Rente kon aanbieden, niet anders kunnen doen dan al maar door namen en adressen opschrijven van de 70-jarigen en van de werkgevers en werkgeefsters, hij wie omtrent hun loonarbeid inlichtingen konden worden ingewonnen, 's Avonds dansten dan de letters op 't papier voor je oogen en was je niet in staat om een behoorlijk gesprek met je hüisgenooten te voeren, zoo „op" als je was. Wilt u ons iets van de werkzaamheden vertellen, die u als tusschenpersoon te doen hadt? Waarom niet was 't bereidwillige antwoord. Ik zei u al, dat de eerste dagen soms 60 en meer menschen zich bij ons kwamen aanmelden, 'k Wil u wel eerlijk bekennen, dat ik voor mij meer dan eens de verzuchting geslaakt hebhoe zal 'k er toch doorkomenAllereerst moest de leeftijd worden gecontroleerd, want wie na 3 Decem ber in dit jaar 70 jaar zou zijn, viel buiten artikel 369. De menschen, die geen 70 jaar oud waren, kwamen toch niet - Om geen onheilen te veroorzaken wordt wel de raad gegeven het aangebodene maar dankbaar te slikken, doch dat men teleurge steld is, komt duidelijk genoeg aan den dag. Dat voor die teleurstelling heel wat reden is. hopen we in een volgend nummer wat nader aan te toonen. Wie hieromtrent intusschen ook eens het oordeel van een meer bevoegd man wil ver nemen, koope het werkje van den heer J. R. Snoek Henkemans, Het Ontwerp-Ouder- domswet van 6 Februari 1914, uitgave van den heer DAAMEN te 's Gravenhage. Deze brochure van 40 bladzijden, die wij bij dezen ten sterkste ter lezing aanbevelen, komt tot deze slotsom 1. dat aan liet Nederlandsche volk een zedelijk en economisch nadeel zou worden berokkend, indien de invoering der reeds vastgestelde Invaliditeits- en Ouderdomsver- zekering onzeker werd gemaakt en gedeeltelijk werd vervangen door een gratis uitdeeling van Staatsgelden; 2. dat bovendien het thans voorgestelde ontvverp-ouderdomswet zóó ernstige gebreken aankleven, dat het te-eenen-male verwerpe lijk is; ',3, dat bespoediging der maatregelen, noodig voor de invoering der Invaliditeitswet eisch is van eene goede behartiging der zedelijke en stoffelijke belangen der bevolking 4. dat,'zoo noodig, een eenvoudig wettelijk voorschrift een einde mocht maken aan geheel onjuist toepassen van art. 370, speciaal aan liet dubbel genieten van pensioen en ouder domsrente 5. dat, zoo de aangenomen organisatie overwegende bezwaren bood, in afwachting barer herziening, voor de uitvoering der wet tijdelijke ambtenaren mochten worden aange wezen, die later in de vast te stellen organi satie zouden worden ingevoegd 6. dat liet wenschelijk is onverwijld in studie te nemen de vraag, hoe de invaliditeits- en ouderdomsverzekering ware uit te breiden, zoodat-zij ook de zoogenaamde „zelfstandigen" omvatte; 7. dat in afwachting van het tot stand komen dezer uitbreiding eene voorloopige voorziening wenschelijk ware voor de behoef tige zeventigjarigen, die buiten de werking der Invaliditeitswet blijven 8. dat deze voorloopige voorziening zoo mocht worden geregeld, dat haar tijdelijk karakter blijke, en dat zij niet verstorend werke, nocli op de sociale verzekering, noch op de hand having onzer nationale beginselen ten opzichte van de verzorging der armen. Dat zoudt u denken Er zijn er heel wat geweest, die 69, 68, ja enkelen zelfs, die 65 jaar oud waren en toch probeerden, er door te sluipen. Maar daar kwamen we al dadelijk achter. Want op liet Bevolkings- bureau stonden een aanmerkelijk aantal amb tenaren te onzen dienste, om inlichtingen over de leeftijden der aanvragers te verstrekken, 'k Heb respect voor die ambtenaren gekregen. Want van duizenden 70 jarigen in Rotterdam is de juiste geboortedatum gevraagd en u voelt wel, dat van buiten Rotterdam 't aantal na vragen ook legio is geweest. En toch abuizen waren hier groote zeldzaamheden. In de kleine buitengemeenten, waar één man op alle registers in den Burgerlijken Stand is aangewezen, kwamen meer vergissingen voor. Dood leuk schreef zoo een ambtenaar eens in toch een officieel stuk, dat de aanvraagster was geboren in 1853, terwijl 't moest zijn 1843. Toen ik dat bericht kreeg, ging ik naar de aanvraagster toe. Moedertje, zei ik je bent veel jonger hoor. Je bent geen 70 maar 60 jaar oud. „Maar m'neer," -- zei 'toude vrouwtje.dat van schrik verbleekte, ,,'t is toch heusch waar. 'k Zal 'r niet om liege. Dat begrijpt u wel Nee, zei ik weer. Maar je kunt je vergissen, hè. Dat's toch mensclielijk Een foppertje. Wij lezen in de Nieuwe Prov. Gron. Courant De lieeren van de biertafel kijken wat op hun neus. Daar hebben ze verleden zomer avond aan avond geboomd over de noodzakelijk heid, dat dat akelige Christelijke Kabinet toch weg moest. Vooral om de tariefwet. En om de huichelarij. Geen schadelijker ding dan die tariefwet. Zij legt de lasten op den minderen man, Aannemen Van zulk disputeeren krijgt iemand een droge keel. Toen kwam de overwinning en natuur lijk, menig biertje werd op den mooien afloop gedronken. Toen kwam Minister Bertling. Geen tariefverhooging zei hij. Prachtig, zei de bierclub. Proost amice daar gaat ie ter eere van Minister Bertling. Nu dacht de Minister: nou, kijk eens, dat zijn fidele lui. Die lui van de vrij zinnige biertafel. Die zullen mij wel graag een handje willen helpen. En zoo komt hij met een verhooging van den bieraccijns. 't Gevolg 't biertje duurder of 't glas wat kleiner. Nu zit de bierclub 's avonds weer bij een. Maar heelemaal niet luidruchtig: Heelemaal teneergeslagen. 'tKomt mij voor, zegt er nu een, dat die Bertling een tegenvaller is. Wat blief? Nou, antwoordt een ander, en hij zet liet juist geledigd glas met een zwaren stoot neer Nou of ie. En dat die man nu net met liet bier moest beginnen. Want wij hebben er nog wel zóó op gedronken, dat ie er in kwam. De Fransche bisschoppen en de verkiezingen. De aartsbisschop van Bourges en de vijf suffragaan-bisschoppen van de kerkelijke provincie Bourges hebben een „kerkelijke instructie" gericht aan hun diocesanen met het oog op de naderende verkiezingen. In liet beginstuk verklaren de bisschoppen, dat zij zich niet zullen inlaten met programma's en politieke partijen of met bepaalde candi daten. Zij willen er alleen maar op wijzen, „En kan 'k nou subiet dat geld niet krijge vroeg de arme stakkerd met een beving in d'r stem. Als je zestig bent niet, moedertje. Of 't moest zijn, dat de menschen ginds zich vergist hadden Heb je geen papieren, waaruit je leeftijd kan blijken Trouwpapieren of zoo 't Oude vrouwtje strompelde naar een gat in den muur de bedstee waar ze van een plank een oude hoedendoos haalde. Na eenig zoeken kwamen er enkele door den tijd geel geworden papieren te voorschijn. Dat is 't juist wat ik hebben moet, zei ik, na ze even doorgezien te hebben. Hier heb ik een bewijs van trouwen. Daar staat, dat je in 1864 getrouwd bent. Dus je was elf jaar, toen je trouwde „Maar m'neer I" verontwaardigde 't ouwetje. -Stil maar moeder, stelde ik haar ge rust. Je begrijpt wel, dat 't maar een grapje is. 'k Zal dadelijk weer schrijven om je geboortebewijs. En dan komt de zaak best in orde, hoor (Slot volgt.) j, ïiBdaiutio. s "3 Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1