Htttirmlutionair nieuws» en Advertentieblad coor Atviauu* FEUILLETON. ELSJE. Uit de Pers. No. 1093. Woensdag 11 Februari 1914. lle Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen f\,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever 0. H. LITTOOU Az. te TER NEUZEN. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10, Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. V Met vacantie. Ue leden der Tweede Kamer hebben voor- loopig—het bijltje er bij neergelegd en zijn „huis-roe" gegaan, om eens uit te blazen. Half Maart hoopt men op nieuw bijeen te komen en dan te beraadslagen, hoe men het geld bijeen zal krijgen, dat de dreigende tekorten zal moeten voorkomen. 't Werd tijd, dat men klaar kwam met de begrooting. Er is reeds meer dan een maand van 't nieuwe jaar verstreken en de uitgaven, die natuurlijk reeds met 1 Januari begonnen, zijn gedaan zonder de vereischte goedkeuring bij de wet. Eigenlijk dus een onwettige toe stand, een gevolg van de praatziekte, waaraan vele leden blijkbaar lijden. Intusschen voorziet de minister van financiën, dat voor het loopend dienstjaar de nieuwe belastingen, die hij wenscht in te voeren, niet in werking zullen komen. Vandaar zijn voorstel, om opcenten te leggen op de reeds bestaande belastingen. Wij waren verleden jaar doodsbenauwd van eenige verhooging der invoerrechten, waaraan de buitenlander ook een goed deel had kunnen betalen en die we als indirecte belasting altijd gemakkelijker betalen dan de directe. Doch Kolkman is verjaagd en daarmede is ook zijn voorstel vervallen omtrent de her ziening van het Tarief. Evenwel moeten de millioenen er komen en zullen we in afwachting van nieuwe lasten alvast maar beginnen met opcenten te betalen. De rest volgt dan van zelf. Of op den duur de vrijzinnigen het zullen kunnen stellen zonder een grondige herziening van het Tarief, waardoor ettelijke millioenen meer in de schatkist komen, betwijfelen we sterk. Voorloopig echter wil men daarvan niets weten. De laatste dagen van de behandeling der begrooting van Binnenlandsche Zaken waren voor vele vrienden van het ministerie alles behalve aangenaam. Wij bedoelen de onderwijzers, die zoo hard geloopen hebben om 't ministerie-Heemskerk te verdrijven. Ze hadden er vast op gerekend en 't was hun eigenlijk ook beloofd door de vrienden, dat ze dit jaar nog de belooning voor zooveel vlijt ontvangen zouden in een flinke verhooging hunner jaarwedde. Minister Heemskerk had voor de gehuwden iets gedaan door zijn verhoogde bijdrage voor EEN KERSTVERHAAL - A D A M A S. Uit het Bibliotheek-bijvoegsel van de keurige week- illustratie „Woord en Beeld." 2) „Frederik," zegt hij „'k begrijp 't, beste jongen. Maar vergeet één ding niet Hij balsemt de wonden en heelt eens alle smart. Ga nu naar huis, naar Elsje en zeg haar, dat ik dadelijk na de kerk kom. Je begrijpt 't wel, dat 'k niet anders kan Ja, Frederik begrijpt 't. Hij weet ook wel, dat dominé, zoo vaak hij maar kon, Elsje heeft opgezocht, om met haar te spreken en te bidden. Nog èèn woord geeft dominé hem mee. „Zie," zegt hij, wijzend op de neerdwar relende sneeuw, „hoe rein is dit alles nu. Maar straks, morgen, zal die sneeuw worden vertreden en met de modder zich vermengen en bezoedeld worden. Juist tegenovergesteld is 't met Elsje. Haar ziel, nu nog omsloten woninghuur en kindergeld. Doch hij had er voor 't laatste de voorwaarde aan verbonden, dat een onderwijzer meer dan twee kinderen beneden 18 jaar moet hebben om er voor in aanmerking te komen. Nu zijn vele onderwijzers van zulke midden- eeuwsche begrippen omtrent groote gezinnen niet meer gediend en van de „fokpremie" moesten ze niets hebben, ofschoon we niet vernomen hebben van iemand, die ze bij de uitbetaling geweigerd heeft aan te nemen. Doch 't vrijzinnig ministerie zou royaler handelen. Het zou het salaris verhoogen, zonder al die oudervvetsche voorwaarden. Helaas 't heeft zoo niet mogen zijn. De heer Cort van der Linden, die door geene belofte zich gebonden achtte, heeft kort en goed verklaard, dat er voorloopig niets van komen kon. Misschien in 1916, doch ook daarvoor kan hij nog niet instaan. Wel hebben de vrijzinnige kamerleden, om althans den schijn te' redden, eene motie aan genomen, waarbij verklaard wordt, dat ver hooging van de minima broodnoodig is. Maar aangezien de minister ronduit verklaard heeft, dat deze motie aan de zaak niets veranderde en de onderwijzers er geen dag eerder de begeerde verhóoging door zullen krijgen omdat er geen geld is, blijft alles bij het oude. Zoo is dus de aanneming der motie niets anders dan comedie-spel, of, zooals de heer Oosterbaan het zei, ofschoon hij 't volgens den voorzitter zoo niet mocht zeggenniets dan onderwijzers-verlakkerij Dat men van rechtschen kant op deze „ver lakkerij" het noodige licht laat vallen, spreekt van zelf. Onzerzijds vindt men het allesbehalve dank baar van de vrijzinnigen, dat ze de trouwe helpers in den strijd tegen het rechtsche ministerie thans in den steek laten. Want natuurlijk, als de motio oprecht ge ineend was, zouden ze tegen minister Cort van der Linden zeggenals gij de motie niet wilt uitvoeren, verlaat dan uw plaats, dan zuilen we het zelf doen. Trouwens de minister heeft den heeren daartoe reeds de woorden in den mond gegeven en zich bereid verklaard heen te gaan, als men den moed had zijn plaats in te nemen. De heeren zijn echter naar huis gegaan, zonder het aaiibod van den minister aan te nemen. En aldus zullen de onderwijzers, die zoo vast op verhooging gerekend hadden, het met de mooie motie moeten stellen. Veel lieve woorden, maar geen geld. Merkwaardig en zelfs eenigszins vermakelijk is daarbij de houding van sommige openbare onderwijzers, die tevens courantiers zijn. door het lichaam der zonde en daardoor ver ontreinigd, zal straks omhoog worden gedragen, witter dan sneeuw Dat geloof je toch Frederik buigt toestemmend het hoofd. „Troost je dan daarmee, jongen, en maak Elsje 't scheiden niet te zwaar." Frederik gaat weer naar huis, naar Elsje. Haar vragende blik ontmoet hem reeds bij de deur. En zoo opgeruimd, als 't hem mogelijk is, zegt hij haar, dat de dominé terstond na de kerk bij haar zal komen. „Dat 's goed," zegt ze en een zachte glimlach komt er op haar bleeke gezicht, „zoo lang kan 'k nog wel wachten" Dominé bestijgt den kansel. Zoo zingt de Gemeente. In schaüw des doods Alsof hij zélf in de ziekenkamer tegenwoordig is, zóó ziet de dominé daar de lijdende, stervende Elsje voor zich. En daar herinnert hij zich, hoe hij, hier in de Gemeente gekomen, zich Natuurlijk loopt bij hen ook de gal over bij zulk een teleurstelling. Ze zouden als ze durfden, hun hart wel eens willen luchten over de schandelijke on dankbaarheid van de heeren, die ze op 't kussen geholpen hebben. Daartoe hebben ze echter den moed niet. En om nu toch 'tgeprangde gemoedeenigs- zins lucht te geven, gaan ze schelden op dn rechterzijde. Zelfs willen ze die rechterzijde zoo maar in eens 't zwijgen opleggen. „Ge moet u stil houden", lieet het, „al de ellende waarin we thans zitten is de schuld van uw ministerie. Als minister Kolkman gezorgd had, dat er geld was, zouden wij nu niet in de ellende gezeten hebben." Met uw welmeenen, mijne heeren, dat heeft Kolkman juist willen doen, maar gij hebt hem helpen wegjagen Wijt 't hem nu niet, als ge voor uw vlijt niet 'beloond wordt. Dat hebt ge te danken aan eigen lichtge- loovigheid. De heeren zitten op 't kussen en gij moogt fluiten! Mr. "Lohman over de Onderwijs commissie. Een der medewerkers van het geïllustreerde weekblad Woord en Beeld heeft op zijn ver zoek een onderhoud gehad met Jhr. Mr. De Savornin Lohman om diens gevoel te ver nemen over de Commissie, die werd ingesteld ten einde eene bevredigende oplossing der school-questie te vinden. Aan het verslag omtrent dat onderhoud ontleenen wij het volgende „Zoudt U ook willen zeggen, Excellentie, wat U van het optreden der Staatscom missie denkt, die door Minister Cort van der Linden is benoemd begonnen we. „Dat wil ik gaarne doen," was 't antwoord. „Maar laat me dan beginnen met de opmerking, dat het vorige Kabinet ook plan had, om de Onderwijs-quaestie tot een einde te brengen. Dat heeft zelfs een nieuw artikel 192 voorgesteld, om daardoor aan de Tweede Kamer gelegen heid te geven, tot een oplossing te komen. Hadden we een Concentratie-Kabinet gehad met sociaal democratische Ministers er in, dan was de oplossing der School- quaestie geheel ondenkbaar. Maar nu hetextra-parlementair Kabinet optrad, dat minder dan eenig ander aan terstond tot dat vroolijk opgewekt meisje voelde aangetrokken. Haar schalkachtige glim lach, haar van levenslust tintelend oog móest, evenals het met ieder gebeurde, ook hém voor haar innemen Mooi-Elsje noemde men haar in 't dorp en ver (daar buiten. En 't waren niet alleen de schoone lichaamsvormen, die haar dien eere- naam verdienen deed. In heel haar verschijning was ze bevallig, was ze mooi. Men gaf haar ook noj* wel een anderen naamrijk-Elsje. En rijk was ze ook. Al heel jong weeze geworden, lieten (vader en moeder haar een kostelijke boerderij en uit gestrekte landerijen na, die haar jaarlijks ruim gewin opbrachten. Maar al heel spoedig wist de dominé, dat Elsje nog in anderen, in een veel beteren zin rijk te noemen was. Kind van geloovige ouders, was ze jong reeds gewezen op den Eenige. En toen de beproeving over haar kwam en ze alleen achterbleef, zocht en vond ze Jezus. Aan den Rots der Eeuwen klemde ze zich vast. En die Rots werd haar een Toevlucht. Ze was jong, vol levenslust. Met een blijden lach kwam ze den bezoeker tegen. Vroolijk koutend was ze in den kring barer vriendin nen Maar aan hoeveel gevaren had Elsje, die mooi was en rijk, geen weerstand te bieden Wie bewaarde haar in omstandigheden, die partijen verbonden is, moest men de aan geboden gelegenheid om op den door het vorig Kabinet reeds ingeslagen weg voort te gaan, niet afslaan. Ik had wel liever gehad, dat Minister Cort van der Linden ook het bewuste ar tikel (art. 192) had overgenomen, maar hij staat wel boven, doch is niet geheel vrij van de partijen die kan hij niet ignoree- ren. En daarom is het, dat hij een midden positie heeft ingenomen. Hij heeft gezegd „Ik doe het niet, maar als gij doet, zal ik u helpen." Nu is 't een eerste eisch, om te weten te komen, hoe het mogelijk is, als men tot een oplossing der quaestie wil geraken. Aan de uitvoering zijn ongetwijfeld veel moeilijkheden verbonden. Men moet niet alleen iets willen, maar ook weten, of een kunnen mogelijk is. Daarom is het ver standig van den Minister, dat hij gezegd heeft: „Een Grondwetsherziening Goed. Maar dan moet ik eerst in groote lijnen weten: hoe!" Als nu die wijziging gelukken mag langs een practischen weg, zullen zeker ook vele libéralen er mee accoord gaan. Want bij hen heerschte vaak en heerscht nog een zeer averechtsche voorstelling van onze bedoelingen „Dus," vroegen we „er is nogal kans op, dat de arbeid van deze Staats commissie niet tevergeefs zal zijn „Er is een politieke reden voor alle partijen, om tot een oplossing te komen, omdat deze quaestie dwars door heel veel andere quaestiën heen loopt. Ieder erkent, dat voor zuivering der politieke atmosfeer een oplossing noodig is. Nu is 't een feit zeide Z.Exc. met een fijn lachje dat men zich in de Kamer beter verstaat dan er buiten. Als de pers, zoowel de rechtsche als de linksclie, nu ook opbouwend werkt, heb ik er wel idee op, dat men een goeden weg vinden kan, waarbij niemand zijn beginselen be hoeft los tè laten. De oplossing moet echter zóó zijn, dat de vrijheid van alle groepen van inenscheu zooveel mogelijk gewaarborgd blijft. En waar ons volk gevoel heeft voor rechtvaardigheid en niemand kan verlangen naar een gods dienstoorlog, daar heb ik voor mij wel hoop, dat de zaak tot stand komt. Wat mij aanbelangt mijn hoofdstre ven was steeds, de School-quaestie tot een einde gebracht te zien. Daarom alléén ben ik in de politiek gegaan. En als straks de Staats-Commissie gereed is en do School-quaestie opgelost mag zijn, dan anderen vaak reeds tot een val werden Mooi-en-rijk-ElsjeHoe gelukkig scheen niet 't leven voor haar te zullen worden Vooral, toen ze hart en hand reikte aan Frederik Wolbers, dien nobelen jongen, die niet om haar geld en goed, maar uit ware liefde tot haar was gekomen Wat scheen ze niet innig-gelukkig, toen ze 't hem kwam mee- deelen, dat 't een volgend voorjaar tusschen haar en Frederik tot een huwelijk zou komen En nu? Nu was daar de ziekte gekomen: een gevatte kou een hardnekkige hoestaf mattende koortsen Mooi-Elsje's schoonheid slonk weg. Het frissche rood maakte plaats voor die strakke, doorschijnende bleekheid met op de ras ver magerende koonen dat verraderlijk blosje en in haar oog bleef de schittering van den koortsgloed, die de krachten afmatte en bij den dag verminderde. Nu lag ze daar „in schaüw des doods" Maar óókde Zon bestraalde haar en op 't pad des Vredes mocht ze haar voeten zetten. Arm Elsje? Neen, driewerf gezegende, rijke Elsje Want zij die sterven ging, zou levenleven door item, die als een Kindeke op aarde kwam (Slot volgt.) Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave. -—53 Vï Tn oc/anr.DW Ril nRW 1 IITHPVPD INGEZONDEN STUKKEN TE DOOR „Voor elk, die in 't duister dwaalt, „Verstrekt deez' zon een helder licht, „Dat hem in schaüw des doods bestraalt, „Op 't vredepad zijn voeten richt."

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1