Antirevolutionair
mt
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
Rede van dr. Bavinck in de
Eerste Kamer.
No. 1086.
Zaterdag 17 Januari 1914.
lle Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dït blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H, Ll'lTOUlJ Az. te TER NEUZEN
Inzending van advertentlSn vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN;
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regei meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver-
entie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
s Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES! TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
II. (Slot.)
Waaraan onlleenen wij nu het recht om
onze cultuur en zoo ook het Christendom,
vergun mij het woord, „op te dringen" aan
de bevolking daarginds? Men heeft veel ge
sproken over neutraliteit en de gedachte is
menigmaal geuit, dat wij met onze cultuur,
die wij naar ginds brengen, een neutrale hou
ding konden aannemen tegenover de bevolking
aldaar, indien men daarbij den godsdienst
maar wegliet. Het komt mij voor, dat die
meening inderdaad zeer oppervlakkig is zoo
los hangen de dingen in de werkelijkheid
nooit aan elkander. Christendom en cultuur,
cultuur en Christendom staan daarvoor veel
te nauw met elkander in verband, evenals dit
ook aan de overzijde bij de Mohammedanen,
de Boeddhisten en de Confucionisten het geval
is. Daarom, neutraliteit wordt eigenlijk door
niemand onzer in Iudië in toepassing gebracht.
Dit zou wel het geval zijn, wanneer wij in
Indië waren gekomen en aan de bevolking
hadden gevraagdvindt gij goed, dat wij ons
meester maken van deze landen en bier onze
groot-industrie, ons onderwijs, onze kunst en
wetenschappen invoeren? Want naar al deze
zaken is vroeger nooit eenige begeerte te
kennen gegeven. Alle veroveringen van de
cultuur zijn geschied zonder, dikwerf tegen
den wil van de onderworpen bevolking. Van
neutraliteit is geen sprake, niet alleen bij ons
niet, maar nog veel minder aan de zijde der
Oostersche volken. Neutraliteit is trouwens
ook in werkelijkheid ondenkbaarhaar voor
standers worden er zelf de dupe van. Er is
nog pas kort geleden in Revue économique
internationale door den heer Commaerts uit
België een belangrijk artikel geschreven in
het Juni-nummer van dit tijdschrift over de
kolonisatie in Afrika en als deze dan een
overzicht heeft gegeven en heeft aangetoond,
hoe de Mohammedanen in Afrika zich uit
breiden en in alle Europeesche koloniën door
dringen, zegt hij vervolgensdit is mede een
gevolg daarvan, dat onze cultuur, onze ver
keersmiddelen, onze „tolerance", onze ver
draagzaamheid door de Mohammedanen tot
hun eigen bate geëxploiteerd worden. Zij
maken zich met die tolerantie sterk en dringen
binnen daar waar wij krachtens de beginselen
der verdraagzaamheid niet kunnen komen,
zoodat wij zelf de dupe van die verdraagzaam
heid worden. Nu wil ik daarmee niet zeggen,
dat wij moeten handelen evenals de Moham
medanen, maar ik wil alleen in het licht
stellen, dat een neutrale politiek in Indië
tegenover deze bevolking inderdaad niet denk
baar is, indien zij althans een ethische politiek
wil zijn. Vandaar dan ook, dat sedert 1885,
om een globaal jaartal aan te duiden, een
kentering in de opinie ten aanzien van de
zending is waar te nemen en dat de zending
van alle kanten is gehuldigd geworden, niet
alleen door mannen van rechts, maar ook
door mannen van links, o.a. door een man als
Charles Darwin, die een voorstander was van
de zending, in verband met de cultuur die
wij daar hebben te brengen. Waaraan ont-
leenen wij nu het recht om onze cultuur aan
de bevolking „op te dringen" en ze binnen
te dragen in haar land Aan geen andere
macht dan aan de geestelijke superioriteit die
de Christenvolken deelachtig zijn, en die ge
heel iets anders is dan een machtr van wape
nen en geweld. Geestelijke superioriteit legt
zich aan anderen op, dwingt eerbied af en
doet hun minderheid gevoelen.
Zoo staat het met onze geheele cultuur.
Wanneer wij die brengen in Oostersche landen
en bij Oostersche volken, dan gevoelen deze
hun minderheid en zoo moet het ook wezen
ten opzichte van de missie welke het Christen
dom brengt. Wanneer wij zóó cultuur en
missie te zamen brengen, dan is er niets tegen,
maar integendeef alles voor, dat de Rpgeering
met dien cultuurfactor van de zending reke
ning houdt en het daarvoor opneemt, niet in
dien zin, dat de Regeering zelf die missie ter
band moet nemen, maar wel in dezen zin,
dat zij haar gunstig gezind is en zoo mogelijk
ook financieel steunt.
De heer van Kol heeft de vorige week in
een belangrijke redevoering ons gewaar
schuwd, dat wij aau de rechterzijde toch niet
het onderste uit de kail moesten begeeren,
want dat ons dan wel eens het lid op den
neus kon vallen. Ik dank den geachten afge
vaardigde voor die waarschuwing. Ik ben
liet met liern eenswij moeten niet alles
willen. Maar het lijkt er niet naar dat wij
aan het onderste uit de kan toe zijn. Hoog
stens krijgt de zending een teug uit den rijken
beker, dien de Regcering nu en dan aan sub-
sidiën te drinken geeft. Ik geloof niet, dat
de geachte afgevaardigde die vrees behoeft
te koesteren. Overigens ben ik het met de
waarschuwing op zich zelf volkomen eens
alle schijn van dwang moet van liet terrein
der zending zoo ver mogelijk worden geweerd,
zoodat, wanneer bij een eventueele keuze
tusschen Christelijk en neutraal onderwijs de
bevolking te kennen geeft, dat zij van Christe
lijk -onderwijs niet is gediend, dan moet de
Regeering zeggendan krijgt gij neutraal on
derwijs. Wij willen geen ander „opdringen"
van de zending dan zooals wij heel onze cul
tuur daarheen brengen, door de cultuur, door
geestelijke en zedelijke aanraking, niet dooi
de macht van wapenen of uit anderen hoofde.
Wanneer wij op die manier onze taak om
schrijven, geloof ik, dat de Regeering en de
missie een verbond kunnen sluiten, dat ons
allen te zamen liefde inboezemt voor het werk
dat wij in Indië hebben te doen. De zending
is geen particuliere zaak en. mag dit niet
wezen, zij is geen zaak van rechts of van
enkele politieke partijen in Nederland, maar
een zaak van algemeen belang, zij is een
volksbelang, een Nederlandsch belang, een
internationaal belang, een belang van de
gansclie Westersche beschaving in haar hand
having tegenover de Oostersche.
Zoo bezien krijgt de zending een ander
cachet dan die van een zaak door deze of
gene partij gedreven, zoodat ook mijns inziens
een liberaal van ganscher harte de zending
zou kunnen steunen.
Daarmee kom ik terug tot mijn punt van
uitgang. De Minister heeft verklaard, dat de
subsidieregeling zooals zij tegenwoordig wordt
toegepast, naar zijn overtuiging in strijd is
met het beginsel dat daaraan ten grondslag
ligt en moet liggen. Het komt mij voor, dat
de Minister dit niet had behoeven uit te
spreken. Met liet oog op de historie was hij
liet aan zijn liberaal beginsel niet verschuldigd
dit uit te spreken. Hetzij men liberaal, anti-
revolutionnair of Roomsch-Katholiek zij, men
kan ten opzichte vau de cultuur roeping in
het Oosten een hoog en breed standpunt in
nemen, vanwaar ook de zending in haar recht
en waarde wordt erkend de zending is een
cultuurfactor van den eersten rang en heeft
daarom aanspraak op sympathie en steun.
Dit kan, omdat mijns inziens het liberaal be
ginsel, ofschoon vele opzichten verschillend
van liet anti-i volutionaire en Roomscli-
Katholieke, tocli inderdaad ook in zijn vaan
schrijft eerbiediging van de godsdienstige over
tuiging van anderen, dus ook van lien, die
het recht en de noodzakelijkheid der missie
voorstaan, zooals die door de gansche Christen
heid tegenwoordig gedreven wordt. Men zou
echter van liberale zijde hiertegen kunnen in
brengen en dat is wel geschied ik zou
die zending meer genegen zijn en steunen,
waneeer zij niet was in orthodoxe handen.
Ik kan mij dit best begrijpen, maar wensch
er toch tweeërlei op te antwoorden.
In de eerste plaats, dat men, zoo sprekende,
de schuld niet op de reclitsche partijen werpen
kan, maar de hand moet steken in eigen
boezem. Laat men de moderne roepstem van
den heer Joudstra volgen en de zaak zelf ter
hand nemen, of indien men dat niet wil, zich
aausluitcn bij bet Kartinifonds, waaruit reeds
ecu school voor adellijke meisjes te Soerabaja
is opgericht. Daardoor wordt dan ook missie
gedreven, evenals dat onzerzijds geschiedt
en al zijn wij met zulk een missie niet bij
zonder ingenomen, de reclitsche partijen zullen
baar gaarne erkennen en tot zekere hoogte
waardeeren.
In de tweede plaats, wanneer men ons te
gemoet voertdat de missie schier geheel in
orthodoxe handen is, dan antwoordt ik hierop,
dat dit van ons in zekeren zin ook geldt
immers wij zijn een coalitie, bestaande uit
verschillende partijen, de Roomscli-Katbolieke,
de anti-revolutionnaire en de Christelijk-his-
torisclie.
Nu behoeft men in het geheel niet te ver
bloemen ik wensch dit ook niet te doen,
integendeel, ik wil het openlijk uitspreken
dat onder de Roomscli Katholieken en de
Protestanten, op dit gebred. van de zending,
in weerwil van alle coalitie, een diepgaand
verschil bestaat en zal blijven bestaan. En
ook onder do Protestanten zelf is er dikwerf
een groot verschil van meening op het gebied
van de missie te constateeren, gelijk heden
ten dage in de Engelsche staatskerk, naar
aanleiding van de avondmaalsviering in
Kikoejoe duidelijk aan het licht is getreden.
Maar wat is de redeneering aan deze zijde
Dat, ofschoon dit diepgaand verschil in
werkelijkheid bestaat en niemand dit zelfs
zou willen uitwissen, of te niet doen, men
met het ontzaglijke feit in de wereldhistorie
rekening houdt, dat onze strijd hoe langer
hoe meer zich richt tegen de drie andere
richtingenhet Mohammedanisme, het Confu-
cionisme en het Boeddhisme.
Wanneer men daarop let en zich bewust
is van het diepgaand verschil, dat op het
gebied van godsdienst en cultuur tusschen
liet Christendom en die andere godsdiensten
bestaat, dan grijpen wij elkander bij de hand
en zeggen nu moeten wij ons binden, want
liet gaat tegen een gemeenscbappelijken vijand,
en bij de ontzettende tegenstelling, welke
tusschen liet Islamisme en liet Christendom
bestaat, verdwijnt wel onze onderlinge tegen
stelling niet en wordt niet uitgewisebt, maar
zij neemt kleinere proportiën aan en vertoont
een zachter tint.
Het is daarom dat ik meen, dat wij allen,
zonder onderscheid, volstrekt niet behoeven
te staan op het standpunt in het eerste ge
deelte van de conclusie uitgesproken, maar
ons allen kunnen en moeten stellen buiten en
boven de partijen op liet algemeen cultuur-
standpunt. Een van de machtigste liefboomen
van de cultuur in de historie is in ons oog
altijd geweest de godsdienst en in -verband
daarmede de moraal.
Om te besluiten. Wanneer wij deze ethische
politiek nu eens bleven voeren, niet onder
een rechts Ministerie en een rechtschen
Gouverneur-Generaal, maar altijd en onder
elke Regeering, en dus een subsidieregeling
vastlegden en handhaafden met vaste hand,
wat zou dan liet resultaat daarvan zijn
Zouden wij dan inderdaad de hope kunnen
koesteren, dat bereikt werd het ideaal, dat
de heer Snouck Hurgronje zich voor oogen
stelt en bestempelt met den naam van asso
ciatie
De Christelijke missie bescliou ik als een
voornaam middel tot die associatie, maar op
de vraag, of deze verkregen zal worden, kan
door niemand een antwoord gegeven worden
en wordt ook niet door den hoogleeraar Snouck
Hurgronje met zekerheid gegeven.
Maar ook wanneer wij deze uitkomst nooit
zouden bereiken, wanneer onze koloniën in
deze of in de volgende eeuw tot een volkomen
zelfstandigheid kwamen, en alle volken in het
Oosten gingen staan aan de zijde niet van het
Christendom, maar van het Mohammedanisme
of een anderen Oosterschen godsdienst, dan
zonden wij toch, als wij gehandeld hadden
zooals ik zooeven zeide, deze overtuiging mogen
koesteren, dat wij als Cliristennatie en Mogend
heid onzen plicht gedaan hadden.
Oorlog en Marine zullen straks aan de orde
komen en millioenen scliats zullen van de
natie gevraagd worden voor een betere regeling
van de defensie van ons vaderland en de
koloniën; en als die millioenen schats worden
toegezegd voor de reorganisatie en liet op
hooger peil brengen van liet leger en voor de
uitbreiding en versterking van de vloot, zullen
wij dan veilig staan tegenover de Mogendheden
hier en in het Oosten
Er is niemand die dit zal durven beweren.
Maar toeli zal men de voldoening hebben dat
men zijn plicht zal hebben gedaan. Bovendien
zullen wij, alzoo handelende, aan allen, die de
dragers van onze cultuur in het Oosten zijn,
weer moed, bezieling en geestdrift in de ziel
storteu voor de heilige en heerlijke taak die
ons in Insulinde wacht. En als wij dan toch
ten slotte alles moesten verliezen, dan zou
toch dc eer zijn gered. Die eer isf ook wat
waardzij is in den grond der zaak meer dan
geld en goed, zij is liet leven waard.
V Van de Kribbe tot het Kruis.
Door onbekende vriendenhand werd ons de
vorige week over de post Be Rijnlandsche
Kerkbode gezonden, blijkbaar met liet doel,
onze aandacht te vestigen op een daarin voor
komend artikel van Ds. Warmenlioven over
de Bioscoop en in 't bijzonder over liet stuk
Van de Kribbe tot het Kruis.
Aan den vriendelijken zender, die op deze
wijze zijn belangstelling toont voor onzen strijd,
ook al woont bij niet in Zeeuwsch-Vlaanderen,
betuigen we gaarne onzen dank.
Het stuk van ds. W. is belangrijk genoeg
om er een deel van over te nemen, ten einde
onzen lezers te doen zien, met hooveel recht
hier onlangs werd geprotesteerd tegen de op
voering van liet bekende stuk.
Is, vraagt ds. W., de bioscoop evenzeer te
veroordeelen als de komedie Men is aan
stonds geneigd, om te antwoorden, dat dit
geheel afhangt van den aard der gegeven voor
stellingen.
Wat is er te zien Dat kan ook iets goeds
zijn. Waarom dan de bioscoop gemeden?
„Het kan niet ontkend, dat veel afhangt
van hetgeen er te zien is.
Het is denkbaar, dat in de bioscoop goede
stukken zijn. Dat het bezoeken van zulk
een inrichting, om hetgeen er te zien en te
genieten is, niet schaadt niet alleen, maar
zelfs vormt en ontwikkelt, misschien wel
sticht.
Dat laatste zou dau beoogd worden met
de bioscopes, waar stichtelijke geschiede
nissen worden vertoond geschiedenissen,
aan den Bijbel, aan Kerk- of Vaderlandsche
geschiedenis ontleend. Zulk een bioscoop
te bezoeken wat kan daar tegen zijn
Deze vraag is dezer dagen aan een groot
aantal godgeleerden voorgelegd en op een
enkele uitzondering na, in afkeurenden zin
beantwoord.
Dat kwam zoo.
Een groote maatschappij in Londen liet
kinematograaf films maken voor een voor
stelling van liet leven van Jezus. Allerlei
gebeurtenissen uit Jezus leven werden daar
op afgebeeld, een groot aandeel werd daarbij
aan zijne wonderen gegeven. Met den pak -
kenden titelVan de Kribbe tot het Kruis"
werden deze bioscoopvoorstellingen aange
kondigd. Men rekende op een grooten 'toe
loop, vooral van liet Christelijk publiek.
Ja, daar zou ieder gaarne gebruik van maken,
wie zou dat alles niet eens willen zien, wie
daar niet eene levendige voorstelling van
hebben willen. Wat zou daar tegen zijn?
Dat zal wellicht duidelijk worden, als men
eens nagaat, hoe men aan zoo'n bioscoop
komt, hoe zoo'n kinematograaf-film gemaakt
wordt. -
Bovenbedoelde maatschappij wilde alles
zoo goed mogelijk. Het moest niet maar
wat zijn, liet moest zooveel mogelijk aan