Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. a 40 cent, De Engel des Verbonds gekomen. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. No. 1080. Woensdag 24 December 1913. 11s Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland 10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd c'p Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentlSn vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlföi TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Wegens het Kerstfeest zal Luctor et Emergo Vrijdagavond (2e Kerst dag) NIET verschijnen. De volgende week zal ons blad Maan dagavond inplaats van Dinsdag ver schijnen. Het nummer van Vrijdag 2 Januari zal Nieuwjaarsmorgen verschijnen in extra groote oplage. H. H. Adverteerders en Correspon denten gelieven er dus op te letten, dat alles Maandagmiddag vóór 1 uur en Woensdag 31 Dec. vóór 2 uur ingezonden moet worden. plaatsen evenals vorige jaren, worden beleefd verzocht hiervan, liefst spoedig, opgave te doen bij den Uitgever. liet Nieuwjaarsnummer wordt in extra groote oplage verspreid. Snellijk zal tot zijnen tempel komen die Heere, dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan welken gij lust hebtzie hij komt, zegt de Heere der heirscharen. Mal. 3: 1. Het was voor den geloovigen Israëliet een droeve tijd in de dagen, waarin Maleachi's troostwoord weerklonk. Het overschot zijns volks, onlangs uit Babels gevangenis ontkomen, kon zicli nauwelijks staande houden in 't land der vaderen. Het was aan alle zijden omgeven door vijanden, die bet belaagden en bedreigden in zijn be staan. Wel mocht het weder wonen in de steden en dorpen, voorheen door de vaderen bewoond wel mocht het weder den akker bebouwen, dien het voorgeslacht steeds als erfdeel bad bezeten, maar ach, als volk bestond het slechts Zou het haar mogelijk wezen, om buiten en behalve de vele zorgen voor baar eigen huis houding, die een zeer drukke was, ook nog den plicht van ziekenverpleegster op zich te nemen Daar was een stem in haar binnenste, welke haar zei, zich niets van Emile aan te trekkenhij was immers een vreemde voor haarja, eigenlijk waren aan zijn naam niet dan bittere herinneringen voor haar en haar man verbonden. Maar oogenblikkelijk ook legde zij deze stem het zwijgen opzoo liefdeloos overdenken paste geen Christin. Werd ze als het ware niet geroepen, vurige kolen te hopen op het hoofd van den tegenpartijder En toch bleef haar toestand uiterst moeilijk. Ze kon niet vergen, dat Kaatje langer bleef, en haar gezin kon haar tegenwoordigheid evenmin ontberen. Tegelijkertijd verlangde zij zelve ernaar haar zoo lang verloren zuster te zienen nu scheen het wel alles tegen te loopen. bij de gratie van een vreemden vorst, een heiden. Waar waren de dagen van weleer, waarvan de heilige rollen getuigden, de dagen van David en zijn grooten zoon Toen was de naam van den Israëliet geducht tot ver in 't rond thans was hij een bespotting zelfs bij de verachte Samaritanen. Men had ja, weder eenen tempel, maar hoe weinig geleek deze op 't heerlijke kunstge wrocht, dat Salomo eens bouwde Voorheen begaven zich de duizenden en tien duizenden al juichende naar 't heiligdom, als van de grenzen des rijks de blijde scharen zicli opmaakten, om in de heilige stad hun feesten te vieren. Thans waren het slechts weinigen, die op den feestdag zicli verzamelden in 't huis des Heeren en den vreugdepsalm aanhieven. Alles waarop een rechtgeaard Israëliet voor heen zich kon verheffen, alles wat getuigde van de grootheid zijn volks, was verdwenen. Het overschot van Jacobs kroost was een voorwerp van spot bij den een, van medelijden bi] den ander. Vanwaar die droeve verandering, dat groote verschil tusschen voorheen en thans Israël had 't verbond zijns Gods verbroken. Het was Jehovah ontrouw geworden en had geweigerd naar Zijne stem te hooren. Toen was geschied, wat Hij hen had ge dreigd te zullen doen, indien zij Zijne wegen verlieten Hij had Zijn volk overgegeven in de handen der vijanden. Die vijanden hadden over hen geheerscht met harde hand, hun juk had loodzwaar op Gods volk gedrukt. En slechts dit arme, verachte overschot was ontkomen uit de verdrukking. Het had zoo niet gehoefd. Was Israël zijn God getrouw gebleven en had 't zich gehouden aan 't verbond, dat Hij had opgericht met hunne vaderen, geen vreemde vorst zou ooit over het volk des Heeren hebben geheerscht, geen vijand had zicli kunnen verheugen over zijn val. En verlies van eigen volksbestaan, van eer en aanzien onder de volken, verlies van groot heid en roem was nog weinig in het oog van den geloovigen Israëliet. Wat oneindig erger was, wat hem 't bange hart beknelde, was de wetenschap, dat Israël zoo min na als voor de geduchte strafoefening het verbond des Heeren zou kunnen en willen houden. Als God niet tusschenbeide kwam met Zijn genade, zou het op nieuw denzelfden weg gaan zou Israël weder de rechte wegen ver laten en zijn God ontrouw worden. En wat zou dan het einde zijn, welke straf zou daarna volgen Ze schikte zich, maar niet met bijzondere blijmoedigheid. Er moes't toch op de een of andere wijze raad geschaft worden. 't Was nu morgen Kaatje deed het ge wone werk in huis en zij haastte zich, om de verpleegster, die den verloopen nacht bij den zieke had gewaakt, af te lossen. Daar bezorgde de postbode juist een brief, 't Was er een voor Kaatje. Aan het schrift op liet adres herkende ze de h£nd van Frans. Ze ontroerde, zonder te weten waarom. Was het dan zoo vreemd, dat Frans haar schreef Ze opende bevend den brief. En nauwelijks had ze eenige regels gelezen, of haar tante zag het haar aan, dat de brief bijzonder nieuws moest bevatten. „Is er iets vroeg ze met medelijden, toen ze de tranen bemerkte, die over Kaatjes wangen stroomden. Zwijgend reikte Kaatje den brief over. „Lees het maar voor," zei juffrouw Harder. „Lees het zelf maar, tante, 'tgaat u ook aan." Juffrouw Harder nam den brief en las hem. „Je moet [natuurlijk dadelijk vertrekken, Kaatje," zei ze, toen ze inzage genomen had van het schrijven. „Wie weet, of maar de rest van den zin hield ze binnen. Kaatje begreep wel, wat tante erbij wilde voegen. „Ja," zei ze, „wie weet, of het al niet te laat is. o, Dat zou vreeseiijk wezen. En Doch God lof 1 Jehovah gedacht aan Zijn verbond Hij zelf wilde zorgen, dat dit verbond in stand bleef. En daarom zou straks de Engel des ver bonds tot zijnen tempel komen. Snellijk zou hij komen, Hij aan wien de geloovigen in Israël lust hadden, naar wien zij met smachtend verlangen uitzagen. Hij zou Zijn volk bezoeken met Zijn genade en voor hen Zijn leven geven. De dienst der schaduwen, die geen wezen lijken vrede kon geven aan het door schuld gevoel geprangde hart zou zijn vervulling er langen. Die Engel des verbonds zou 't eigen bloed laten vergieten tot eene verzoening van de zonde Zijns volks. En Zijn Geest zou 't weerbarstige hart neigen tot Zijn dienst en Zijn volk bereid willig maken zich voor Hem te huigen. Die Engel is gekomen Elk Kerstfeest predikt ons op nieuw, dat Maleachi's troostwoord vervuld is. Vervuld niet slechts voor 't aloude bonds volk, dat grootendeels nog in zijn blindheid dien Engel miskent, maar ook voor ons, tot wie het Kerstfeest spreekt van vrede en wel behagen. Die Engel is ook voor ons de Engel des verbonds. Het verbond van Gods genade met den armen verloren zondaar. Een verbond, waarvan Gods trouw de on wankelbare grondslag is, dat het in stand zal blijven. Een verbond, dat zich niet slechts uitstrekt tot de personen van allen die gelooven, doch ook tot alles wat 't hunne is. Als God Zijn verbond sluit en Zijn genade bewijst, doet Hij 't niet karig, maar koninklijk, met ruime hand. Niet slechts Rachab wordt gered bij Jeri- chq's val en opgenomen in 't verbond met Israël, maar alles wat in haar huis is. Zoo doet God nog. Zijn verbond omvat met ons, ons zaad, ons huis, ons werk, onze talenten en gaven, die Hij opeischt in Zijnen dienst. Zoo predikt elk Kerstfeest ons niet alleen Zijn onuitsprekelijke genade, ten toon gespreid in 't Kind in de kribbe, maar roept ons tevens op tot Zijnen dienst met alles wat Hi] ons gaf. Als wij onzen lust vinden in dien Engel des verbonds, waarnaar 't geloovig Israël met smachtend verlangen uitzag, dan zal ook 't Kerstfeest ons hij vernieuwing herinneren aan onze heilige roeping, om hem te dienen met alle gaven en krachten, die Hij in Zijn gunst ons verleende. moeder, wat zal die in de ellende zitten." „Die arme Marie," beklaagde tante. „Och, als ik vader nog maar eens zien en spreken mochtal was het nog maar één keer I" „Kom," troostte juffrouw Harder, „je moet het nu niet al te donker inzien. Wie weet, komt je vader er niet door. Je moet dadelijk het ergste niet denken Maar in ieder geval, je moet nu direct weg. Laat je werk nu liggen en maak je gereed je kunt dan met den trein van elven weg. Je moeder zal zeker met ongeduld je verwachtenvooral nu." „Eu u'dan?" wierp Kaatje tegen. „Kan ik u dan maar, voor alles alleen laten zitten 't Eert je goede hart, dat je er aan denkt maar 't kan nu niet anders", was't antwoord, „Niet waar, man voegde ze er aan toe, toen baas Harder binnentrad en zij dezen de treurige tijding had medegedeeld. Baas Harder bleek natuurlijk van dezelfde opinie. Kaatje begaf zich naar haar kamertje om zich gereed te maken. ,,'t Treft alles wel heel ongelukkig," zei Harder tot zijn vrouw. „We zullen moeten zien, of we er niets op kunnen vinden je wat te verlichten; maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik niet weet hoe." Juffrouw Harder wist evenmin een uitweg. Emile Bekkers was er eenmaal en er kon V Onze Overheid en de Cinema. In een ingezonden stukje in ons blad werd geprotesteerd tegen het verlof, door Neuzen's Burgemeester verleend, om in de Cinema Pa- risien Van de Kribbe tot het Kruis te ver- toonen. Wij plaatsten daaronder een paar regels, waarin wij in de veronderstelling dat de in zender juist was ingelicht, den Burgemeester eerbiedig verzochten, het gegeven verlof tot die vertooning weder in te trekken. Dat eerbiedig verzoek geschiedde in het vertrou wen, dat we spraken namens een groot deel van Neuzen's ingezetenen. Dat dit vertrouwen niet geheel misplaatst was, is meenen wij, sinds dien overvloedig gebleken. Een man, in dezen nog meer tot oordeelen bevoegd dan wij, deed van den kansel een ernstig en waardig woord van protest hooren. Ook op andere wijze is'den Burgemeester gebleken, dat zijne 'opvatting van liet ambt der Overheid in zake publieke vermakelijkheden aan een groot deel zijner gemeentenaren oorzaak tot ergernis heeft ge geven. Naar aanleiding van eene interpellatie in den Raad heeft de Burgemeester op die pro testen een antwoord gegeven, van welk ant woord wij in ons vorig nummer een uitvoerig verslag gaven. Of dat antwoord veler ergernis zal hebben weggenomen en de protesteerenden van on gelijk heeft overtuigd, meenen wij vooralsnog ernstig te mogen betwijfelen. Wij staan hier echter buiten. Wij hadden in dezen niet meer gedaan dan, in de veronderstelling dat de inzender juist was ingelicht, een eerbiedig verzoek te doen. Dat de Burgemeester liet tot zijne verde diging noodig geoordeeld heeft, waar anderen dan wij hem aanvielen, liet karakter van den redacteur van Luctor et Emergo als voor lichter van het publiek in verdenking te bren gen, deert ons niet en verwondert ons van lieui evenmin. Dergelijke goedkoope insinu- saties zonder eenig bewijs blameeren alleen den persoon, die ze uitspreekt. Alleen behou den wij ons liet recht voor, hem, zoodra wij eens over meer tijd te beschikken hebben dan in deze drukke dagen, daarop van ant woord te dienen. Althans, indien we dit der moeite waard achten. Waarvan we op 'toogenblik nog zoo zeker niet zijn. Intusschen zij ter bevordering zijner zelf kennis in dit opzicht de aandacht van den Burgemeester gevestigd op achterstaand Inge zonden stukje. Het is zeer leerzaam voor hem, naar wij meenen. niet aan gedacht worden hem te vervoeren. Volstrekte rust had de geneesheer als een eerste eisch gesteld. Op dit oogenblik kwamen een paar der jongste kinderen de kamer binnenstormen met de boodschap, dat er een juffrouw buiten stond, die naar den smid had gevraagd. „En ze huilt, moevoegde de vierjarige Anneke er met groote, ernstige oogen aan toe. Baas Harder keek zijn vrouw eens aan. Ze begrepen wie de bezoekster was. Hij opende de deur en moeder Harder hielp gauw de kinderen met een boodschapje naar buiten. De smid noodigde de weduwe Bekkers uit te gaan zitten. Ze durfde de oogen bijna niet opslaan. Haar tanden klapperden als van iemand, die in een harde koorts ligt. „Ik ben de weduwe Bekkers," bracht ze met moeite uit, terwijl haar gansche lichaam zenuwschok te. Harder en zijn vrouw voelden een innig medelijden met de ongelukkige. Armoedig en sjofel gekleed, met een gelaat, waaruit alle kleur verdwenen was, als een schuldige met neergeslagen oogen, zat ze daar. (Wordt vervolgd.) Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. Zij, die een NIEUWJAARS-ADVER TENTIE in dit blad wenschen te 44) DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1