flntirmutionai? nieuw- en Advertentieblad Zeeland. 000Ï Uit de Pers. Uit de Tweede Kamer. No. 1077 Zaterdag 13 December 1913. He Jaargang. Franco ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond uitgezonderd op sstdagm, bïj den Uitgever D. H. L1TT001J Az. te TER NEUZLft. Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regei meer ƒ0,10 Bïj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver rentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN EN'ADVERTENTÏfei TE BEZORGEN BIJ DEN U-TUEVEg. iN Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. V Een zondebok. We'hebben bet den lieeren wel voorspeld, dat „iets groots" te willen doen, zonder op de financiëeie zijde der zaak te letton, een gevaarlijk werk is. Blijkens het verhandelde in de laatste zitting van Neuzen's Raad begint men nu toch zoo langzamerhand in te zien, dat die financiëeie zijde zich niet laat wegredeneeren. Het hinkend paard komt ook bij dit groot-doen achteraan Behalve de 60,000 gulden, die geleend werd en de 5000 gulden, die 't Rijk bijdraagt in de bouwkosten, moet er nog al 10,000 gulden voor geleend worden. Er zullen wel meer verrassingen komen omtrent die veelbesproken financiëeie zijde der groote zaak Wat nu evenwel niet mooi van de heeren is Dat ze in plaats van te erkennen we hebben door de onzinnige overijling, waarmede we onze plannen hebben doorgedreven, ondanks de waarschuwingen van alle zijden, ons zelf al die financiëeie misrekeningen te wijten een zondebok zoeken, wien men de schuld kan geveu. Bij den een is hetja, ziet u, de regeering wilde, dat we een H. B. S. zouden bouwen van het type, als we er nu een hebben en bovendien moeten volgens de wet op bet Lager Onderwijs de privaten aan zekere voorschriften voldoen en dergelijke praatjes meer. Het lust ons thans niet, den woordenvloed, die dienen moest, om de eigen fouten en die der vriendjes te bemantelen, nader te bezien. Dat zou te veel eer zijn. We bepalen ons dus tot de simpele vraag wist ge nog niet eens, toen ge uw plannen hebt opgemaakt, dat school-privaten aan zekere voorschriften moeten voldoen Bij een andere was de stads-bouwmeester de zondebok, want hij had 't te druk, om op tijd opgaven van meerder werk in te leveren. We mogen ons hierin niet mengen, omdat we er geen verstand van hebben. Toch komt het ons voor, dat het al een heel gemakkelijke methode is, een onderge schikt ambtenaar, die zich in den Raad niet kan verdedigen, eerst door gebrekkige hulp te overladen met werk en dan hem te ver wijten, dat zekere opgaven wat lang weg blijven. Maar wat heeft dit toch te maken met het groote bedrag, dat de H. B. S. boven de begrooting heeft gekost Komt dit niet veeleer voort uit de omstan digheid, dat de heeren door hunne overijling zich ietwat hebben vergist omtrent de sommen die een H. B. S. en een M. U. L. O.-school aan een gemeente kosten Zoo ja is het dan wel fraai, een ambte naar, die wegens zijn positie wel zwijgen moet, tot zondebok te kiezen V Slimme heeren. Dat het gat, geslagen in de gemeentekas ten behoeve van de 6 of 7 leerlingen der II. B. S moet gestopt worden, ligt voor de hand. En dat dit op den duur, als de overschotjes van vorige jaren verbruikt zijn en ook andere behoeften om voorziening zullen vragen, steeds moeilijker gaan zal, kan zelfs een kind be grijpen. Het verwondert dan ook memand, dat de heeren op het stadhuis steeds uitzien naar nieuwe bronnen van inkomsten. Eu dat ze voortaan op de kleintjes zullen passen, al evenmin. Maar dat ze ons de behulpzame hand zouden bieden, om 't iedereen duidelijk te maken, hoezeer de nood nijpen gaat en we dus vol komen in ons recht waren, toen we protes teerden tegen het bekende „groot-doen hadden we nauwelijks durven verwachten. Eu toch deden de slimme heeren dit. Als straks de betrekkelijke verordening de Koninklijke goedkeuring heeft verkregen kunt ge om geen enkele inlichting op 't stadhuis komen, of betalen is de boodschap. Men had geen beter middel kunnen bedenken, om heel Ter Neuzen aan 't verstand te brengen, dat we wel degelijk gelijk hadden in onze oppositie tegen de grootsche plannen, die de kracht van eene gemeente gelijk de onze te boven gaan. Er moet nu geld komen al brengt ook de Verordening op de leges slechts een luttel bedrag op, alle beetjes helpen, denken de heeren. Het ware o. i. wijzer geweest; indien men liet voorstel eerst eens beter hekeken had. Men stopt er liet gat toch niet mee. En men is zelf oorzaak, dat ieder die straks het Gemeentehuis verlaat, heengaat mot dc gedachteje kunt wel zien, dat die mooie school geld kost. We vinden 'thoel vriendelijk van dc hoeren, dat ze zoo in onze kaart spelen. Doch of 'tzoo bedoeld is? V Een verkeerde beweging. Algemeen wordt niet alleen van Katlio lieke zijde de strijd aangebonden tegen het gevaar dat de bioscoop oplevert. Zelfs heeft de Vrijzinnige minister van bin- nenlandsche zaken, de heer Cort v. d. Linden, de gemeentebesturen aangeraden om veror deningen uit te vaardigen, gelijk Rotterdam en Sittard tegen het bioscoop-gevaar hebben vastgesteld. Waar derhalve ook van Vrijzinnige zijde het gevaar is erkend, dat de zenuwprikkelende, trillende bioscoopbeeldcn opleveren, daar moeten de Katholieken in de allereerste jilaats bedacht zijn om te vermijden „de naaste ge legenheid" tot „de hegeerlijkheid der oogen Wij moeten het dan ook hoogelijk afkeuren, dat een paar Katholieke vereenigingen in onze streek zich er toe geleend hebben om het „bevend" gevaar inheemsch te maken. Men verschuile zich er niet achter, dat mr. Aalberse is de „impressario" en dat de films onschuldig zijn, welke Futura ter wille barer goede z a k te aanschouwen geeft. Wil men werkelijk niet de goede zak maai de goede zaak dienen, dan trachtte men zooveel mogelijk te vermijden de naaste ge legenheid, dan' tracht men de begeerlijkheid der oogen niet op te wekken. Wanneer men w e r k e 1 ij k Katholieke doel einden wil beoogen, dan bewandele men niet een verkeerden weg, waardoor de „begeer lijkheid der oogen" wordt geprikkeld. Zelandia De leiding der Tweede Kamer. De hand van den heer Borgesius blijkt maar aldoor te kort om de noodige rust te ver schaffen die aan de rechtsche Kamerleden gelegenheid geeft tot behoorlijke uiting hunner gedachten. Zoo bar liep het dat de heer Van der Molen den Voorzitter moest verzoeken niet zoo luid met andere leden te spreken, daar diens stem hem voortdurend hinderde. Eveneens was het ongehoord dat hij machte* loos was of willoos stond tegenover de erger lijke wijze waarop men Mr. Rutgers ,het spre ken trachtte te bemoeilijken. Politicus in de Oprechte Haarlemmer Cou rant spreekt van „eene krenkende onhoffelijke ^°En de verslaggever van de Nederlander geeft dit relaas! Of de heer Treub luistert if? niet uit te maken. Meestal gaan de debatten wel langs hem heen, doch ook als dit niet zoo is, als z ij n naam genoemd, z ij n houding gecritiseerd wordt, blijft hij zitten waar hij zit, achter zijn stukken, blijkbaar stukken van het Departement, die hij leest met van alles om hem heen onbe wuste belangstelling. Misschien leest lnj niet, en is zijn gebaar slechts u iter 1 ij k onverschillig! maar onverschillig is het, tot in het grove toe. Tegenover den een erger dan tegenover den ander, maar tegen enkelen zoo bijzonder opvallend onver schillig, dat men gerust kan zeggen dat d i t althans extra parlementair is. Nog nimmer hebben wij van een Minister zoo iets bijgewoond tegenover leden der oppo sitie. Toen de heer Tydeman aan het woord was, luisterde de heer Treub zóó vol aandacht, dat hij precies op het juiste oogenblik een interruptie als een kleine redevoering plaatsen kon er waren toen blijkbaar van het Departement geene belangrijke stukken gekomen maar gisteren had de heer Treub zoo finaal gebrek aan belangstelling voor hetgeen de heer Rutgers, speciaal over de ver- zekerings-voornemens der Regeering op merkte, dat de spreker het eindelijk waag de in een bescheiden opmerking de aan dacht van den Minister te vragen. De heer Treub echter bleef doof aan dat oor, en een gewillige groep hoogstaan- de mannen van de lifikerzrjde vond dit blijkbaar zóó kostelijk, dat zij precies ge noeg praatzin vertoonde om het toch al nieTsterke stemgeluid van den heer Rut gers onhoorbaar te maken. W aarop deze zijn pogingen om zich verstaanbaar te ma ken staakte, en wat hij verder te zeggen had, juist luid genoeg zeide om door de stenografen gehoord te worden. De voor zitter, waarschijnlijk wederom van gevoe len dat 't ej- niet zoo erg op aan komt, om dat de redevoeringen immers „toch opgc- teekend" worden, hield de teugels niet strak en liet alles maar begaan, zoodat't een, werkelijk ons Parlement onwaardig tooneel werd. Eerst na de pauze, toen de heer Rutgers rondweg zijn meening uit sprak over de demonstratief-onverschillige houding van den Minister,'deed de Voor zitter althans wat hij kon om den spreker de aandacht van de Kamer te verzekeren. Het was toen rustig, de banken aan links waren trouwens leeg, slechts een paar sociaal-democraten luisterden, terwijl eenige vrije-liberalen en Dr. Bos naar rechts waren uitgeweken. Deze houdmg van Minister Treub voor spelt voor de komende debatten weinig goeds, men zou haar eerder van een fel partij-Minister dan van een lid van dit Kabinet verwachten, dat immers prijs moet stellen op een alzijdige samenwerking met de Kamer. Op de afkeurenswaardige houding door Mi. nister Treub en den Minister-president tegen over het belangrijke door Mr. Rutgers aange voerde vraagstuk aangenomen, komen wij morgen nader terug. Nu signaleeren we slechts de presidiale tekortkomingen. We zullen dit blijven doen, zoolang ze zoo ergerlijk blijven als ze in het korte tijdsbestek van zijn presidiaal bestaan reeds waren. (De Rotterdammer). Zitting van Dinsdag 9 December. De algemeene beschouwingen over de staatsbegrooting worden hervat. De heer Van der Molen (A.-R.), zijir Maandag afgebroken rede voortzettende, acht de verhouding van het kabinet tot de sociaal democraten met het oog op de militaire be- grootiugen een voortdurend ernstig gevaai voor de levenskracht van het kabinet. Van enorme beteekenis voor die levenskracht acht hij echter het standpunt der regeering, om dc herziening van art. 192 der Grondwet, het onderwijsartikel, niet met de herziening in zake liet kiesrecht aan de orde te stellen. Spr. beroept zich op uitlatingen van de heeren Tydeman en Troelstra, 0111 aan te toonen, dat de regeering in dezen zwak staat. Op zijn gezegde, dat liet ministerie de oplos sing van het onderwiis-vraagstuk naar een latere periode verschuift, interrumpeert de minister van binnenlandsche yaken in ont- kennenden zin. De lieer Van der Molen, voortgaande, wijst er op, dat in elk geval gebleken is, dat de regeering van den arbeid der staatscommissie voor dc evenredige ver tegenwoordiging nog wenscht partij te trekken hij de grondwetsherziening met betrekking tot de staatscommissie voor het onderwijs bleek dit tot dusver echter niet. Spr. zet dan de verhouding van liet openhaar tot liet bijzonder onderwijs, o.a. met betrekking tot de kosten, uiteen, en meent-, dat er vooral in de groote steden ongelijke berechting van de burgers van hetzelfde land is. Do vredes voorwaarden tussclien rechts en links moeten z. i. worden vastgesteld na vastlegging van de basis in de Grondwet. Wil de regeering dit niet, dan kan ernstige strijd niet uitblijven. De lieer Rutgers (A.-R.) vraagt aan den voorzitter van den ministerraad, of liet niet op den weg der regeering ligt, om de ver zekeringswetten van de vorige regeering loyaal uit te voeren. Voorts bespreekt hij de staats- pensionneering en de positie van den minister van landbouw enz. in het kabinet. Spr. her innert aan het standpunt van den heer Treub in dezen, zooals dat indertijd door den tegen- woordigen minister is aangegeven, en ontkent bovendien, dat liet staatspensioen geëischt wordt door den uitslag van de algemeene verkiezing. De sociale verzekering is naar liet oordeel van spr. niet klakkeloos uit te breiden tot niet-arheiders dat vraagstuk is nog in inter nationale studie. Spr. betwist, dat de stem van den lieer Treub voor het amendement-Drncker-Borge- sius-Tydeman een stem voor het staatspen sioen is geweest. Hij acht het een mystifi catie zich daarop te beroepen. Spr. behan delt dan o.m. de herstemmingsvragen der S. D. A. P., in het hijzonder de vraag aangaande de positie van de Eerste Kamer. Daarna wordt in stemming gebracht het Maandagavond ingediende amendement- De Monté Ver Lore 11, op art. 14 der waterstaatsbegrooting, om de gelden tot ver hooging van de tractementen der hoogere waterstaatsingenieurs niet toe te staan. Het wordt verworpen met 58 tegen 15 stemmen. De heer Rutgers, zijn rede vervolgende, beklaagt zich over het gebrek aan aandacht bij den minister van landbouw enz. Hij gaat dan voort met het bespreken van de herstemmingsvragen der S. D. A. P. en vraagt zich af, of de antwoorden uit een staatsrechtelijk oogpunt te verdedigen zijn of men hier niet met een imperatief mandaat te maken heeft. Voorts dringt hij op publi catie aan. De heer Vliegen (S. D. A. P.) beant woordt eerst den heer Bos op een enkel punt en bespreekt dan de financiën, in liet bijzonder de gemeentefinanciën. Het geld moet z.i. komen uit de directe belastingen en van de bezittende klasse. De minister moet spoed maken met de herziening van de belastbare opbrengst van de opgebouwde eigendommen. Voor de herziening van de successie-be lasting beveelt spr. aan de navolging van het Engelsche stelsel, belasting naar de estate duty. Hij hoopt, dat de minister het suiker potje niet zal aanraken en de suikerbelasting zoo spoedig mogelijk zal verlagen. Spr. betreurt zeer, dat de regeering het wetsontwerp tot belasting van naamlooze vennootschappen door de gemeenten niet doorzet. De heer Ter Spill (V. L.) bestrijdt uit voerig de leden, die hem verweten hebben het jnediken van anti papisme bij de verkie zingen. Wat spreker heeft gedaan en nog doet is bestrijden van de beginselen der katholieke partij, die niet zijn van natioualcn bodem.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1