Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. Gemeenteraad. FEUILLETON. God laat zich niet bespotten. Uit de Pers. No. 1068. Woensdag 12 November 1913. lle Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars. Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond uitgezonderd or F. st dagen, bij den Uitgever D. H. LITTÖOIJ Az. te TER NEUZEN- a». Inzending vari advertentlën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 1—4 regels ƒ0,40 Voor eiken regel meer ƒ0,10 Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts hveemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN maakt bekend, dat eene Openbare Verga dering van den Gemeenteraad zal worden ge houden op Donderdag den 13 November 1913, des voormiddags te 10 ure. Ter Neuzen, den 12 November 1913. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. V Woorden en daden. Niet alleen de begrootingsdebatten in de Tweede Kamer, ook die, welke worden ge houden in de Raadsvergaderingen onzer groote steden zijn vaak zeer leerzaam. Met name was dit jaar zulks liet geval in Rotterdam. Vooral, omdat het debat hier een politiek kleurtje kreeg. De socialisten brachten dat element er in. Ze mochten willen, dat ze gezwegen hadden. Want ze waren zeer onfortuinlijk. Zoo klaagden ze er over, dat ze uit de ver schillende raadscommissiën werden geweerd. Eigenlijk ten onrechte. Want wel degelijk zitten er een paar in, en men kan toch niet eischen, dat, zoodra ergens in een stemdistrict een socialist ge kozen wordt, deze dadelijk in de een of andere commissie wordt benoemd. Mr. De Jong (a.-r.), wethouder, herinnerde er zeer ter snede aan, dat hij al zes jaar raadslid was, eer hij door de toenmalige libe rale meerderheid de eer werd waardig ge keurd, in een commissie zitting te mogen hebben. Waar de socialisten in den Rotterdamschen Raad nog een betrekkelijk kleine groep vor men, bestaat er dus voor hen nog niet direct reden tot klagen, als ze niet alle in Raads commissies zijn gekozen. Maar de socialisten vonden dat toch jammer. Want, nietwaar, juist in die commissies kan een socialist zooveel invloed oefenen op den gang van zaken kan hij met kracht en klem pleiten en opkomen voor liet heil des „volks", voor het spreekwoordelijk verdrukte proletariaat. Wat bleek echter bij het debat. Mr. De Jong deelde mede, dat de heeren Spiekman en Heykoop, elk in de commissie waarvoor zij benoemd waren, ongeveer altijd afwezig waren. Op een namiddag in de maand November 1872 liepen twee mannen gezamenlijk langs het strand van de zee, terwijl ze van het kleine marktplaatsje naar hun woningen terug keerden. Zij liepen snel voort, want het weer was guur, de regen sneed hen in 't gezicht eu een hevige Noord-Westenwind joeg reus achtige, met schuimgekroonde golven naar de kust. Toen ze waren aangekomen op het kruispunt, waar hun wegen zicli scheiden zouden, omdat de een naar het dorp moest, waar hij schoolmeester was, de ander naar zijn boerderij, hier vlak bij de zee, bleven beiden staan. De laatste, een jonge, sterke man, klopte den ouden meester gemoedelijk op den schouder en, het pas begonnen gesprek afbrekend, zeide hij„Hoor eens, meester, ik zeg het nog eens, als men alles gelooven wil wat de Bijbel zegt, dan moet men zich een blinddoek voor de oogen binden. Zij zegt bijvoorbeeldIndien gij geloofdet, gij zoudt tot dezen berg zeggen: „Word opgenomen en in de zee geworpen". „Kunt u dat gelooven Slechts een enkele maal lieten de heeren zich zien. Dat feit was niet tegen te spreken. Maar juist daarom waren de heeren er vreeslijk boos over, dat dit zoo publiekelijk gezegd werd. De heer Spiekman nam liet mr. De Jong heel kwalijk. Hij had de zaak nog eens na gegaan -en bevonden, dat hij niet de eenige was, die de vergaderingen vaak verzuimde. Maar hij zou het onthouden, dat de socia listen, zooals hij dat uitdrukte, gerechercheerd werden. Dat men, m. a. w., hun gangen naging. Ze zullen dus waarschijnlijk beter gaan op passen. Omdat ze gerechercheerd worden. Moest de lieer Spiekman daar nu zoo hoos over zijn Waar de socialisten altijd den mond vol hebben over liet behartigen der volksbelangen, die hij hen alleen veilig lieeten te zijn en waarvan ze het monopolie zich toeëigenen, mag daar niet geëischt worden, dat hun daden dan ook in overeenstemming zijn met hun groote woorden Recherche is waarlijk nog niet overbodig. Wel een beetje lastig soms, nietwaar z. V Een interessante vondst. Een tijdje geleden worden op de bezittingen van de gravin Vittoria Colodero, in Ripabianca (Italië) een groot aantal oud-Germaansclie graven gevonden. De mannen van de weten schap waren er natuurlijk dadelijk met den meesten spoed bij om deze belangwekkende vondst nader te bezien en zij achtten liet wenschelijk, meerdere opgravingen te doen in de bewuste streek, wijl de mogelijkheid groot was, dat er andere voorwerpen van historische waarde voor den dag kwamen. Werkelijk is liet de moeite waard geweest. De Corriere della Sera vertelt, volgens de Rotterd., van de opgravingen, die onder leiding van professor Dall'Ossos hebben plaats gevonden cn die nog pas weinige dagen geleden geëindigd zijn. Nadat dan in de bewuste landouwen de oogst binnen was, begon men de opgravingen. Op een diepte van een meter stiet men reeds spoedig op de overblijfselen van reeds ver nielde begraafplaatsen. Men liet zich daar- dóór niet afschrikken en vond 11a moeizamen arbeid niet minder dan tien volkomen bewaard gebleven oud-Gerrtiaansche graven. En daarin een schat van buitengewone waardefraaie kunstvoorwerpen van massief gond, gereed schappen van zilver, brons en barnsteen allemaal werk dat getuigde van gen hoog vroeg liij, wijzende op het liooge duin, dat zijn woning en schuur tegen het geweld der zee beschutte. De oude man zag hem met een meewarigen blik aan. „God is geen man, dat Hij liegen zoude, noch eens menschenkind, dat liefflem berouwen zou bedenk dit, mijn jonge vriend". „Nu, meester", antwoordde de ander, „als uw geloof dan 7.00 vast is, zeg dan eens tegen dezen berg, zich te verzet-ten in het hart der zee". „Neen, mijn vriend, want er staat ook ge schreven „Den Heere uwen God zult gij niet verzoeken", antwoordde de meester, een-ige stappen doende. „Welnu, dan zal ik het zeggen", riep de ongeloovige, en zich omkeerende naar liet duin, riep hij, zoo hard hij kon: „Berg ga, en werp u in zee". Als dit nu gebeurt, vrome meester, zeide hij daarop met een spotlach om de lippen, „dan zal ik alles gelooven, wat de Bijbel zegt. Goeden avond". „Jongeling, sprak voor het laatst de oude meester, bestraffend de hand opheffende, „ver gis u nietbedenk lietGod laat niet met zich spottenhetgeen de menscli zaait, dat zal lii] ook maaien De boer kwam thuis 't was avond geworden en de wind nam meer en meer in kracht toe boven liet geloei van den storm hoorde men ontwikkeld schoonheidsgevoel en een verge vorderde kunstnijverheid. Onder de opgegraven voorwerpep bevonden zicli tmder meer zes kleine Grieksclie kruikjes van ongeveer 6 centimeter hoogte en gelijke breedte, gemaakt uit zuiver goud tot een aan zienlijk gewichtwaarschijnlijk dienden de flesclijes voor het bewaren var. welriekende vochten. De versieringen op deze voorwerpen zijn zeer schoonsommige zijn met bloemen- ornamenten, andere met kettingornamenten verfraaid, op een er van ziet men een afbeel ding van Theseus gezeten op een groot strijd ros. Rijzonder interessant is een spiegel, die het borstbeeld van een oud-Germaansche godheid vertoont; de godin draagt een helm, versierd met drie vleugelseen rijke haartooi komt los en golvend van onder dit hoofddeksel en valt tot over de schouders. Het werk gelijkt op de beroemde buste op den grooten zilveren ketel die in het museum te Kopenhagen wordt bewaard en waarop voorstellingen uit de oud- Germaansclie mythologie zijn afgebeeld, waar van men de beteekenis nooit geheel heeft kunnen begrijpen. Ondor de voorwerpen zijn verder een groot aantal bronzen gespen, armbanden en toilet- gereedschappen, waaronder een instrument, dat de vrouwen waarschijnlijk bij het hand werken gebruikten, benevens twee bronzen spiegels, waarvan de grepen een schitterend bewijs geven van de hooge trap waarop de beeldhouwkunst in brons toenmaals stond. Verder is er een voorwerp gevonden van werkelijk groote wetenschappelijke waarde. Het is een soort houten vatde vorm is die van een cylinder, liet hout is rijk beslagen met brons en versierd met allerlei mooie ornamenten, het merkwaardigst evenwel is, dat de opening niet aan den bovenrand van den cylinder is aangebracht, zoodat liet dadelijk herinnert aan liet spongat van onze vaten. Aan de kanten zijn beweegbare hengsels aan gebracht en in het vat zijn een paar bronzen kogels neergelaten, die blijkbaar moeten dienen 0111 liet als staat dan wel ligt, op zijn plaats te houden. Het deksel der opening bestaat uit een kleine ronde metalen plaat, ook al weer met fraaie ornamenten versierd. Een vat van dergelijke samenstelling is onbekendhet is een unicum en in geen museum vindt men een dergelijk bijzonder stuk werk. De Italiaansche geschiedkundigen, die zicli verbazen over den rijkdom van doze vondst, vragen zich af wat de herkomst er van is. Ze brengen liet gevondene in verband met liet groote losgeld dat Rome aan de Sein- nonen in zuiver goud moest betalen 0111 de Germaausche veroveraars te bewegen, het liet beuken van de golven op liet strand. „Het is hot beste met zulk weer onder dak te zijn", zeide de roekelooze boer tegen zijn vrouw, toen zij, zonder een gebed om bewaring hij dit schrikkelijk weer zicli ter ruste legden. Midden in den naclit werd hij wakkerde wind was nog even krachtig, de golven beukten nog even zwaar de kusteen oogenblik meende de hoer zelfs, dat zijn heele huis opgenomen werd, zoo lievig waren de rukwinden en kraakten de gebinten maar neen, de fonda menten waren stévig eu de muren hecht. Hij sliep weer in, met liet gevoel van een veld heer, die veilig is achter de wallen zijner vesting, hoe daar buiten de vijanden ook woeden. Plotseling echter werd hij opgeschrikt door een der knechts, die buiten adem, kwam binnenstormen „Meester, meester kom oogen- blikkelijk De zee verzwelgt ons 1" Verbaasd sprong de slaper op. Reeds had. men de deuren der stallen ge opend, waar de ossen en paarden tot den buik in 't water stonden. Men had de ver schrikte dieren losgemaakt en joeg ze liet veld in, waar ze werden alleen gelaten, daar de mannen naar de bedreigde punten ter redding snellen moesten. Er was een breuk gekomen op een zeer smal punt der duinen- groep, en liet water sloeg naar binnen, in lieuveliioogo golven. -Spoedig hoorde de boer beleg van Campidoglio op te heffen. In elk geval zijn deze graven afkomstig van Semnonen en ligeen zij in een gebied waarin deze bekende Germaansche volkstam, die uit liet Noorden in Italië binnendrong, zich genesteld had. Als is liet stuk voor ons blad wat lang, toch meenen we onzen lezers onderstaande geeseling der vrijzinnigheid uit de Nederlander niet Te mogen onthouden. Ridicuul. Ze konden niet wachten, geen dag en geen nachtIndië was, door de kerstening, aan den rand van den afgrond Idenburg moest weg Of neen, hij behoefde niet wèg. Hij mocht blijven, indien hij daar voor aan de vrijzinnigheid zijn karakter ten offer wilde brengen. Hij mocht blijven, indien hij zijn medewer king wilde verleenen tot, zooals de Wereld zeide, eene „cardinale verandering" in zijne politiek. Er moet „rechts-om-keert" worden gemaakt. En meen nu niet, dat, volgens de liberale pers, dat „rechts-om-keert" voldoende ver zekerd zou zijn, wanneer een liberaal Minister den zetel op 't Plein ging bezetten. D i e stelling heeft de N. R. C r t. eerst in de laatste dagen geponeerd. Reeds 26 Juni echter had het blad zelf het onjuiste van die stelling reeds met nadruk betoogd. Zeer be slist schreef het„Die medewerking" (aan de cardinale verandering) zal n o o d i g zijn." En daarom moet een positieve verkla ring worden gevorderd. Uitvluchten als „de fictie, welke de regee ring steeds heeft volgehouden, dat zij geen kersteningspolitiek volgde" zullen worden toegelaten. „In het nauwelijks te onderstellen geval," dat de Gouverneur-Generaal zijn toevlucht tot deze fictie mocht nemen, „zou de Minister den Landvoogd moeten mededeelen, dat hij zicli met zulk een opvatting niet vereenigen kon, cn zou een landvoogd-crisis ontstaan." En ook het blad van de partij, waartoe de lieer Pleyte behoort, achtte de eenige wijze om het aanblijven van den heer Iden burg mogelijk te maken, liet stellen van een vraag aan den Gouverneur-Generaal om trent zijn in de toekomst te volgen beleid. „Maar die vraag," drong liet blad, „zou pertinent en categoriseh moeten zijn." En liet antwoord evenzoo. En bovendien „moet er," schreef het blad, „iets tot geruststelling van de Inlandsclie be- tot zijn ontsteltenis liet klotsen tegen de muren van zijn huis, weldra werden de muren gebeukt en de deur bezweek alras. Het water stroomde naar binnen. Er restte niets, dan naar den zolder te vluchten, die, op 't oogen blik, nog een veilige schuilplaats was. De muren kraakten, het huis scheen op liet punt in puin te vallen en zonder iets te ver mogen, zaten de boer en de zijnen boven, hoorende naar de beukende golven, die als slagen van een reusachtigen hamer neerkwa men op de muren van liet huis. „Erbarm u onzer" riep plotseling een der knechts, toen een vreeselijk gekraak, gevolgd door dreunende slagen zicli deed lioorcn, „we zijn verloren." De schuur was ingestort. „Ja, we zijn verloren", sprak de boer met een klanklooze stem, „nu is alle redding on mogelijk. Bij liet liooren dezer woorden begonnen de beide kinderen luidkeels te jammeren, en de vrouw trachtte een gebed op te zeggen, dat ze in vroeger jaren prevelde, wanneer ze als klein meisje naar haar bedje werd gebracht. Doch het stormde en loeide daar buiten voort, en liet scheen wel, alsof de grijnzende dood deze marteling zoo lang mogelijk wilde doen duren. De nacht begon reeds tegen het einde te loopen, maar verandering kwam er niet en de vader, hij zijn angst nog door gewetens- [I

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1