Hntirmlutionai! voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. De Laagste Plaats. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. Uit de Pers. Binneiilandsch Nieuws. No. 1063. Zaterdag 25 October 1913. lle Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen Franco per post: voor Nederland 1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. L'^TOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE ppn.rTIR: ABONNEMENTEN EN WeRTENTiKJ TE BEZORC1EN BIJ DEN U[TOEVER. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. In dit leven is een pad, Slechts door weinigen betreden Maar, die ooit dien weg betrad Wordt geleid naar 't hemelsch Eden. 't Is een weg van droef geween. Maar van zoete vreugde tevens, Vaak door donkre neevlen heen 't Is de nauwe weg des levens. Heer, dat mij de laagste plaats Op dien heilweg zij gegeven Niemand ooit heeft zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. Op den heuvel Golgotha Staat een kruispaal opgeheven, Als ik daarheen de oogen sla, Wordt mij alle schuld vergeven. Onder de ijzeren nagelpunt, Die Uw voeten houdt gebonden, Zij een plaatsje mij vergund, Waar 'k mag treuren om mijn zonden. Geef me er de allerlaagste plaats, Zoo Gij mij een plaats wilt geven Nooit heeft iemand zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. In dit aardsche jammerdal Is een volk van naakten, blinden. In hun oogen niet met al, Zijn ze in Gods oog welbeminden. Vaak gehaat, veracht, verdrukt, Vloeien tranen uit hunne oogen. Door het lijden neergebukt, Gaan zij onder 't kruis gebogen. Heer, dat de allerlaagste plaats Onder hen mij zij gegeven Niemand toch heeft zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. Maar, hoe ook door smart bezwaard, Hoe ook in zich zelf verloren, 'tls een volk van U gespaard, Eeuwig van U uitverkoren. Rein gewasschen in Uw bloed, Met Uw bruiloftskleed omhangen, Hebben zij in 't eeuwig goed Van Uw liefde deel ontvangen. Heer, en laat de laagste plaats Onder lien mij zijn gegeven. Nooit heeft iemand zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. 36) door ZELANDIA. Zóó stond hij daar op den smallen weg in den killen avond. Als een berooide zwerver, Eenzaam en alleen. Hij, de zoon van den beschaafden, ontwikkelden notaris Bekkers, thans een schooier zonder huis en zonder geld. Hier, in dezen omtrek was hij geboren in weelde en grootschheid des levens waren hier zijn eerste levensjaren voorbijgegaan. Zélf had hij nooit zijn vader gekendmaar het groote portret in de huiskamer had zijn beel tenis bewaard hij zag het eensklaps duidelijk voor zich, maar de groote oogen waren neer geslagen als van schaamte. Rijk, voornaam te zijn, was zijn ideaal ge weest het zou hem met zijn goede vermo gens niet onmogelijk gevallen zijn, door noeste werken en stalen volharding het te bereiken. Maar een vijand van alle inspanning, niet door een krachtige hand geleid, had hij de fortuin willen dwingen zich naar hem toe te keeren. Het was hem niet gelukt. Hij voelde zich uitermatige ellendig. Want hoe diep hij ook was gevallen, zijn trots bleef In het welgelegen land Staat een schitterende woning, Ze is gebouwd door Godes hand 't Is 't paleis van mijnen Koning. Wie dat huis wordt ingeleid Door den stoet van Gods getrouwen, Mag des Heeren lieflijkheid, Mag den Zoon van God aanschouwen. Heiland, dat de laagste plaats In dat huis mij zij gegeven! Nooit heeft iemand zooveel kwaads Tegen zooveel licht bedreven. Nooit heeft iemand zooveel kwaads Zooveel gruwelijks bedreven Maar 't besluit Uws grooten Raads Riep mij uit den dood in 't leven. Welk een wonder van gena, Als ook ik, verlost, geheiligd, Eens die feestzaal binnenga, Eeuwig voor het kwaad beveiligd Geef me er de allerlaagste plaats, Groote God van dood en leven 1 Nooit werd iemand zooveel kwaads Zooveel gruwelijks vergeven. P. HU ET, Afrikaansche gedichten. Onder Concentratievrienden. Men schrijft van welingelichte zijde aan de Tel. In militaire kringen wekt het optreden van den nieuwen minister van oorlog groote ver bazing, vermengd met ergernis. De nieuwe titularis toch heeft de generaals Tonnet, Bruce, Kleinhens en Fabius, respectievelijk comman danten van de 2e en Be divisie, der nieuwe Hollandsche waterlinie en stelling van Amster dam, voorgeschreven, dat zij met 1 November den dienst met pensioen moeten verlaten. Dit optreden is te meer bevreemdend, daar al deze opperofficieren een zeer goeden naam hebben en dat hun ontslag geschied is zonder medeweten of goedkeuring van den chef van den staf, generaal Snijders, en de twee eerste bovendien pas ervaringen als divisie-comman dant bij de manoeuvres hebben opgedaan. Men 'meent dan ook, dat het minister Bos boom vooral te doen is geweest om generaal Snijders te dwarsboomen. De minister, hoewel geen onbekwaam officier, heeft de, vooral voor een hoofdofficier, lastige eigenschap, geen meening naast de zijne te kunnen dulden. Zijn bijnaam is daarom ook „je sais tout". Hoe het zij, kolonel Bosboom, destijds commandant der veldartillerie in Den Haag, werd door generaal Snijders niet be noemd tot sous-chef van den generalen staf, zich er tegen verzetten, met het uitvaagsel der maatschappij gelijk gesteld te worden. Maar ook zijn trots was niet sterk genoeg ge weest, hem van zijn glibberig pad af te houden en als hij voelde, dat hij eiken dag dieper zonk, had alleen de gedachte, dat hij straks, indien eenmaal de kansen maar gunstig waren, zooveel te hooger zou stijgen, hem doen vol harden in zijn heilloos streven. Thans zag hij nergens meer een uitweg. Hij had dezen dag gehoord van zijn vader, wat de liefheb bende moeder nog steeds voor haar zoon had verzwegen. En in de stemming waarin hij verkeerde leek het hem een aansporing, het voorbeeld zijns vaders te volgen Wat bood hem hot leven nog aan! Kon hij nog lager zinken En nog steeds stond hij op den smallen weg. De maan was opgekomen en goot haar bleek licht over het landschap. Hij rilde. Het was zoo stil; zoo spookachtig in deze vreemde eenzaamheid. De avondkilte verstijfde hem. Voetgangers naderden. Instinctmatig stapte hij verder; een gevoel, alsof hij verre moest blijven van elk menschelijk wezenwas over hem gekomen. Waar hij heen ging, liet hem koud. Spoedig bevond hij zich op den grooten, breed,en landwegden eersten den besten zijweg sloeg hij in. Hier zou hij zeker geen waarover hij zich zoo gebelgd toonde, dat hij onmiddellijk zijn ontslag nam. Van toen af probeerde hij opvolger van minister Colijn te worden. Nauwelijks was hem dit dan ook gelukt, of de gepensioneerde kolonel Bosboom liet zich door den minister raad tot generaal benoemen en stuurde den bovengenoemden generaals hun ontslag thuis. Ook kolonel De Vries, commandant der Vile infanterie-brigade, wien door minister Colijn, dus indirect door generaal Snijders een gene- raalsplaats beloofd was. Deze laatste heeft zich echter gebelgd over het onhebbelijk op treden slechts drie weken te voren kreeg hij bericht van zijn ontslag niet, zooals de anderen, gehaast om pensioen te vragen, maar zich met een request tot de Koningin gewend. Óver het heengaan van generaal Fabius is reeds veel te doen geweest. Inderdaad was er scherpe critiek op de manoeuvres geleverd, maar in een vergadering van opper- en hoofd officieren heeft generaal Fabius zich schitterend kunnen rehabiliteeren, en kunnen aantoonen hoe de gemaakte fouten zijn schuld niet waren. Er is dan ook voor 't ontslag van den stelling, commandant, die nog zeer jong is en een goeden naam als militair heeft, geen andere uiterlijke oorzaak, dan zijne goede verstand houding met minister Colijn en generaal Snijders. Men beweert echter, dat de politieke mee ning van generaal Fabius die zeer vooruit strevend is, hem bij den minister die bekend staat- als zeer conservatief, verdacht heeft gemaakt. Een iuterpellatie in de Tweede Kamer over deze Nederlandsche Faurey-zaak zal dan ook niet uitblijven. Partijdige overheid. Onder dit opschrift lezen wij in het Huis gezin (r.k.) De heer" F. v. d. Goes springt den heer Duys, den Zaandamschen wethouder van onderwijs, bij. Deze magistraatspersoon had den Bond van Nederlandsche onderwijzers tot zijn officieelen adviseur in onderwijszaken gepromoveerd. Partijgenooten Gerhard had dit bedrijf als partijdig gewraakt. De heer Van der Goes neemt in het Weekblad van „Het Volk" den handschoen voor den zwijgenden Duyseen zeldzaam verschijnselop. Socialistische bestuurders, zegt hij, kun nen, mogen niet onpartijdig zijn. last hebben van voorbijgangers. Hij passeerde een kleine hoeve. Een waakhond begon luid keels te blaffen. Hij doolde verder. Daar rees een donker gevaarte ter zijde van den weg. Het was een hooiberg. Hij liet zich er achter neervallen, en leunde er tegen met den rug. Glazig staarden zijn oogen voor zich uit. Angst en" uitputting vermeesterden hemen met een vaag pogen om zich weer op te richten, viel hij bewusteloos zijwaarts neer Een kille mist hing over weide, weg en water, en maakte de nachtelijke duisternis nog zwaarder en dikker. Nog altijd lag Bekkers bewusteloos tegen den hooiberg. De morgen bracht weinig veranderingiets lichter werd het, men kon bemerken, dat de nacht voorbij wasmaar dik bleef de mist hangen over het landschap. De stilte werd bijna in 't geheel niet ver broken. Het scheen, dat de mist alle geluid dempte, alle leven verstikte, alle vroolijkheid bande. Eenzaam bleven de wegenslechts hier en daar kraaide overmoedig een haan en kefte af en toe schor een waaksche hond tegen vermeende vreemden. Bekkers bewoog zich niet. Zwakte en uit putting hielden hem in doodelijke verdooving Zij moeten den klassestrijd blijven voort zetten en zich bewust blijven, dat zij ver tegenwoordigers zijn van een partij en een klasse. De heer Duys is flus een rechtvaardig man naar het hart van den marxistischen grootmeester der sociaal-democratie. En de gezellen, die te eeniger tijd, als thans Duys, in overheid zullen worden geplaatst, zien de te volgen gedragslijn getrokken. Socialisme is synoniem met eenzijdigheid en partijdigheid het is voor ons geen nieuws, maar niet zonder belang is het, dit thans door een der voormannen tot socialistisch dogma verheven te zien. Men verzoekt ons opname van het vol gende 2 5-jarig bestaan der Midder- nachtzending. De welbekende arbeid der Middernacht zending hoopt binnenkort het 25-jarig bestaan te gedenken. Het is naar aanleiding daarvan, dat er, door 't geheele land (en dezer dagen ook hier) een circulaire zal worden verspreid, waarin op dit feit de aandacht wordt gevestigd. Bij ver nieuwing wordt daarin om belangstelling ge vraagd voor dat werk tot heil van den naaste, en wordt voor een „feestgave", tot steun voor het werk, en tot dekking van een bestaand tekort, een beroep op de sympathie van ons volk gedaan. We hopen, niet tevergeefs, en bevelen de lezing dier circulaire aan. „W onderen." Op j. 1. Zondag trad de WelEerw. Heer Ds. de Walle van Zaamslag voor de Geref. Jong.-Vereen. „Ora et Labora" te Axel op tot het houden eeuer rede over „Wonderen." De vergadering werd door den Voorzitter der J.-V. geopend. Ds. de Walle wees er op dat wie studie maakt van het Woord, ook letten moet op de Wonderen Gods. Te meer omdat evenals het Woord, ook de Wonderen sterk bestreden worden. Een machtige lieirkraclit voert het ongeloof aan tegen den sterken burcht van het wonder. En Satan de aanvoerder dier lieirkraclit, steekt zich in Gods kleeding door Gods wonderen na te apen. De resultaten van de natuuronderzoekers worden er tegen uitgespecht. De ontdekkingen vast. Zijn hoed was afgevallen, zoodat het geheele gelaat in zijn marmerwitheid zicht baar was. In zijn ronddolen was hij, zonder het zelf te weten, weer terechtgekomen op den grooten weg, die van het dorp naar het station leidde. Maar op dezen donkeren, mistigen morgen was hij, schoon hij slechts eenige stappen ter zijde van den weg lag, nog door niemand op gemerkt. Daar naderden vlugge voetstappen. Het waren Frans en Kaatje, die zich naar het station spoedden. Met den eersten trein zou Frans vertrekken en Kaatje vergezelde hem naar het station. Het was nog vroeg genoeg, maar de koude morgen noopte onwille keurig tot spoed. Veel was ondertusschen nog te bespreken, want na de blijdschap van het terugvinden rees met te meer klem de over legging, wat vader zou doen Kaatje was be reid, schuld te bekennen, ook aan hèm. Frans in geen geval. Maar ook dan nog als Kaatje vergiffenis vroeg, zou de stugge man zijn eens gesproken woord breken, en haar weer willen aannemen. Zij vreesde, want zij kende hem zoo goed. En dat pijnde haar tegelijk in het hart. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1