nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Antirevolutionai?
voor
Gemeenteraad.
No. 1058.
Woensdag 8 October 1913
11* Jaargang.
Franco
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—.
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE
REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES! TE BEZORGEN BIJ DEN UI TOEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
De Burgemeester der gemeente TER
maakt bekend, dat eene Openbare
NEUZEN
r-> Verga
dering van den Gemeenteraad zal worden ge
houden op Donderdag den 9 October 1913, des
voormiddags te 10 ure.
Ter Neuzen, den 7 October 1913.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
V Het licht breekt eindelijk door.
Eindelijk dringt tot het bewustzijn van de
Midd. Courant de waarheid door, «lat de ver
dachtmaking van den gouverneur-generaal
Idenburg, waaraan ook dit blad zicli had
schuldig gemaakt, kant noch wal raakte.
In het nummer van gisteravond neemt liet
een stuk over uit de Nieuwe Courant. Dat
stuk bevat een notariëele verklaring, waarin
een drietal voorname Javanen, behoorende tot
de oprichters van Sarekat Islam verklaren
„dat zij als zoodanig, (d. w. z. in boven
genoemde funties) reeds voor de Sarekat
Islam zijn werkzaam geweest en daardoor
met zeer veel Inlanders, die zich als leden
der Vereeniging hebben opgegeven, in
aanraking zijn geweest
dat zij, comparanten, dus kunnen worden
beschouwd op de hoogte te zijn van de
wordingsgeschiedenis Van de Sarekat
Islam;
dat zij hierbij uitdrukkelijk als hun
stellige meening te kennen geven
A. dat de wordingsgeschiedenis van de
vereeniging Sarekat Islam niets te maken
heeft met wat herhaaldelijk in de Indische
dagbladpers beweerd wordt, als zou van
overheidswege eenige pressie worden uit
geoefend op liet overgaan van Mohamme
danen tot den Cliristelijken Godsdienst
B. dat zij in hunne omgeving ook niet
bespeurd hebben, dat de juist bedoelde
pogingen (zoo die gedaan zijn) eenige ont
stemming onder de Inlanders hebben
teweeggebracht
C. dat de Inlanders niet belemmerd
worden in de uitoefening hunner Moliam-
medaansche godsdienstplichten en uit den
aard der zaak daarin ook niet belemmerd
willen worden, doch dat als vast en zeker
kan worden aangenomen, dat de vereeni
ging Sarekat Islam niet is opgericht als
een bolwerk tegen den Christelijken gods
dienst, of tegen eiken anderen gods
dienst, welke die ook zij
D. dat de bezieling van de zaak een
ganscli andere is en wel voornamelijk het
verkrijgen door samenwerking, van betere
economische verhoudingen, zoodat Java
nen, Madureezen, Soendaneezen en Ma-
leiers, ieder naar vermogen medewerkende
tot den voorspoed, die in de laatste jaren
niet in Indië te miskennen valt, ook daar
van meer voordeel zullen kunnen trekken
E. dat de volken in het Oosten in de
laatste jaren overal zijn vooruitgegaan,
waardoor ook een groot gedeelte der In
landers op Java zijn ontwaakt en begrepen
wcrdt, dat alleen door samenwerking
(allen door een band verhonden) resul
taten voor den vooruitgang kunnen worden
verwacht
F. dat de vereeniging het woord Islam
in haren naam heeft opgenomen, omdat
de oprichters begrepen, dat dit liet meest
pakkend zoude zijn en daardoor „de
noodige band" verkregen werd, terwijl
ook naast de bevordering van de materi
eele belangen der Inlanders, de vereeni
ging beoogt de bevordering van het gods
dienstig leven onder de Mahomedanen-
Inlanders, zonder dat een vijandige hou
ding tegenover andere godsdiensten be
hoeft te worden aangenomen."
De wetenschap, die de Middelburgsche
thans haalt uit de Nieuwe Courant, had ze
vóór een paar maanden ook reeds kunnen
putten uit de Nederlander. We hebben haar
daarop herhaaldelijk oogenschijulijk tever
geefs gewezen. Al komt het wat laat,
't verblijdt ons toch, dat ook in deze liberale
duisternis eindelijk het licht doorbreekt.
Natuurlijk wordt er nog wel een zwakke
poging gedaan, om de vroegere houding te
verdedigen, en het binnenstroomen van het
volle daglicht tegen te houden
„Dit stuk zal vermoedelijk wel door de
rechtsche pers gretig worden aanvaard
als een bewijs dat alle beschuldigingen
van links over de kwade gevolgen van de
kersteningspogingen ongegrond zijn.
We mogen daarom wel reeds bij voor-
haat in herinnering brengen dat door links
niet is beweerd dat die kersteningspo
gingen de eenige oorzaak van de onrust
in Indië waren. De algemeene opleving
van de zelfbewustheid der inlanders in
Oost-Azië is nooit ontkend. Maar wel is
beweerd dat de houding der door de re
geering meer dan vroeger gesteunde zen
delingen die onrust aanwakkerde.
I11 het bovenvermelde stuk wordt nu
ontkend, dat de oprichting van Sarekat
Islam daar iets mee te maken had. Het
is een gewichtige getuigenisvoor
Soerabaja. Maar laat men niet vergeten
dat Java heel uitgestrekt is, en dat Sarekat
Islam over 'theele eiland zéér voel leden
telt, die maar al te vaak door andere be
weegredenen bewogen worden dan de ont
wikkelde leiders.
Zooals de N. Crt. in 't licht stelde, is
het bovenvermelde stuk geheel in over
eenstemming met de reeds lang bekende
statuten der Sarekat Islam, zooals de lei
ders zich de beweging denken. Maar de
getuigenissen uit Indië over een anderen
geest bij de lagere bevolking zijn te talrijk
geweest, dan dat wij nu eensklaps de on
juistheid daarvan voor geheel Java zouden
aanvaarden op grond van een verklaring
van drie leiders uit Oost-Java."
Nu wat dit laatste betreft, dit verstaan
we: als de vrijzinnige pers maanden lang ge
lasterd heeft 'ziet ze niet eensklaps het ver
keerde er van in
Op dit gebied hebben we wel zooveel er
varing, dat we eenig-geduld-oefenen reeds lang
geleerd hebben.
De mist begint op te trekken in 't redactie
bureau te Middelburg en dat is al heel wat
gewonnen.
Wie weet, hoe spoedig ook hier de zon
voor goed doorbreekt
V Gemeenschappelijke Onderwijs-
Salarisactie.
Door het „Comité van Gemeenschappelijke
Salarisactie", bestaande uit vertegenwoordigers
van verschillende organisatie van openbare
en bijzondere onderwijzers, was aan Z.Exc.
den Minister van Binnenlandsche Zaken eene
audiëntie verzocht op een door den Minister
te bepalen tijd.
Zaterdag 20 September, na aiioop van de
gewone audiëntie, werd dit gehoor verleend,
schrijft de Rott., en werden door den Minister
ontvangen de heeren Th. Lancêe, voorzitter
en vertegenwoordiger van het Nederl. Onderw.
Genootschap; J. P. Vring, secretaris en ver
tegenwoordiger van de Unie van Christelijke
Onderwijzers en Onderwijzeressen in Neder
land H- J. Emous, vertegenwoordiger vau de
Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en
Onderwijzeressen in Nederland en de Over-
zeesche bezittingen H. J. Bon, vertegenwoor
diger van het Nederl. Onderw. Genootschap
P. Otte, vertegenwoordiger van de vereeniging
van Hoofden van Scholen in Nederland, en
J. van den Lisdonk, vertegenwoordiger van
de Roomscli-Katholieke Bonden van openbare
onderwijzers in de Bisdommen Breda, 's Her
togenbosch en Roermond en van den R. O. O.
Bond in het Bisdom Haarlem.
Nadat den Minister door het Comité dank
was gebracht voor Zijne welwillende beschik
king op hot verzoek om eene audiënto, werd
door den voorzitter van het Comité een over
zicht gegeven van de wordingsgeschiedenis
van deze gomeenschappeljjke actie, van de
wenschen der verbonden organisaties en van
de vrnchtelooze pogingen, die door het Comité
hij de vorige Regeering en bij de leden der
Volksvertegenwoordiging zijn aangewend om
verbetering te verkrijgen.
De kindertoeslag, zoo werd den Minister
medegedeeld, beantwoordde aan de wenschen
van geen der aangesloten vereenigmgen.
Wel was van de zijde van de vorige Regee
ring en van den kant van verschillende politieke
groepen in de Kamer erkend, d#t de verbete
ring van de bezoldiging der openbare en
bijzondere ouderwijzers urgent was, en waren
de wenschen door liet Comité geformuleerd,
herhaaldelijk in de Tweede Kamer een punt
van discussie geweest. Eene verbetering van
de materieele verzorging der onderwijzers
was dan ook door verschillende partijen
geplaatst op haar programma's voor de nieuwe
wetgevende periode.
Het was dus begrijpelijk en natuurlijk dat
de lagere onderwijzers - wat deze materieele
verbetering betreft met eenig vertrouwen
die periode tegemoet zagen.
In aansluiting hiermede drukt het Comité,
bi] monde van zijn voorzitter, de bittere
teleurstelling uit, die in alle kringen van het
Lager Onderwijs was gevoeld bij't verschijnen
van de Troonredehierin toch ontbrak ook
de minste toezegging, dat die hoognoodige
herziening der salarissen door deze Regeering
zou worden ter hand genomen. Ten slotte
sprak de voorzitter namens alle aangesloten
onderwijzers den wenscli uit, dat het weglaten
van eenige wijziging ten deze niet de beteekenis
zou hebben, dat de herzieining van de regeling
der salarissen niet eerlang door de Regeering
zou worden ter hand genomen.
De Minister wenschte in zijn antwoord op
deze uiteenzetting voorop te stellen, dat hij
den onderwijzers een goed hart toedraagt en
niemand meer dan hij zelf overtuigd kan zijn
van de wenschelijkhcid eener verbetering van
de onderwijzerssalarissen, inzonderheid ten
platten lande. De Minister acht die verbete
ring noodig voor de onderwijzers en evenzeer
voor liet onderwijs, dat met behoorljjk gesa
larieerd personeel gebaat zal zijn. Evenwel,
de Minister heeft het blijkt uit de Staats-
begrooting voor 1914 in de eerste plaats
te zorgen voor dekking van het bestaande
tekort. De nieuwe sociale wetten brengen
belangrijke uitgaven mede, waarvoor nieuwe
bronnen van inkomsten moeten worden ge
zocht.
Een belangrijke verbetering van de onder
wijzerssalarissen vraagt groote sommen. De
Minister heeft vóór zich een berekening van
de kosten, die het gevolg zouden zijn van in
williging van alle wenschen, uitgedrukt door
het „Comité voor gemeenschappelijke salaris-
actie." Daaraan kan hij vooralsnog niet
denken.
Men moet echter aannemen, dat de Minister,
zoodra hij daartoe ook maar eenige kans ziet,
de salarisactie ter hand zal nemen. Bij deze
begrooting kan daarvan uiteraard geen sprake
meer zijn en vermoedelijk ook niet hij de be-
grooting voor 1915. Daarna zal de Minister
zien wat hij kan doen.
De Minister wil daarbij gaarne in contact
blijven met het Comité, wil zooals Z.Ex.
het vriendelijk uitdrukte ten deze met het
Comité samenwerken.
Bij de gedachtenwisseling, waartoe de Mi
nister verder welwillend gelegenheid gaf, werd
door verschillende leden van het Comité nog
eens in het bijzonder gewezen op gebreken,
die de huidige regeling aankleven en werd de
nadruk gelegd op de noodzakelijkheid van een
verhooging der in de wet vastgelegde minima.
Betoogd werd o.a. dat het in onzen tijd niet
mogelijk is voor een jong onderwijzer te leven
en zijn verdere studie te bekostigen van een
salaris van f500, dat nog met 7 pCt. wordt
verminderd door de pensioenstorting.^ Die
verhooging der minima is het meest urgent.
Die urgentie wordt door den Minister niet
bestreden.
Echter, de Regeering staat ook voor andere
uitgaven, die dringend noodig zijn. Bij de be
perkte middelen, die de Regeering ten dienste
staan, moet ten slotte daaruit een keuze wor
den gedaan.
De Minister zou het op prijs stellen, wanneer
de wenschen van het Comité nog eens schrif
telijk gemotiveerd tot zijn kennis werden ge
bracht, zóó dat duidelijk blijkt welke wijzi
gingen door het Comité het meest noodig
worden geacht.
Het liefst zou Z.Ex. daaraan toegevoegd
zien een berekening der kosten aan deze
wijzigingen verbonden.
In het algemeen gaf de Minister liet Co
mité de vrijheid ter zake dienende adviezen
onder zijn aandacht te brengen.
Op een desbetreffende vraag van den Voor
zitter van het Comité geeft de Minister ver
lof tot het publiceeren van een bescheiden
verslag dezer besprekingen.
Aan het eind der audiëntie, die ongeveer
drie kwartier duurde, werd den Minister dank
gebracht voor de vriendelijke wijze, waarop
hij aan de leden vau het Comité gelegenheid
had gegeven hun wenschen voor te dragen.
V Op verzoek nemen wij het onderstaande
artikel over uit Onze Boerenstand, R. K.
Landbouwweekblad voor Zeeland.
Is de drooglegging der Zuiderzee
noodig om onzen nationalen
landbouwbodem te vergrooten
(INGEZONDEN.)
Ongetwijfeld is het er nog verre van, dat
de Zuiderzee zal worden gedempt en een groote
oppervlakte, landbouwgrond daardoor aan ons
gebied zal toegevoegd zijn.
De plannen van Minister Lely staan nog
niet veel verder dan de andere plannen, die
sedert 3/4 eeuw aangaande Zuiderzee-indijking
ontworpen zijn.
Maar, soitLaat men ook aannemen dat
de drooglegging het nu, evenmin als vroeger
verder zal brengen dan het kabinet van den
minister, te ontkennen valt niet dat het vraag
stuk er een is van kardinaal belang.
Oók voor den Zeeuwschen boer
Er zal hier te lande wellicht geen streek
te vinden zijn, die zooveel op-een-hofstede-
azenden telt als Zeeland. De emigraties naar
Noord-Holland, naar Frankrijk en Canada, de
meerdere boerenzoons, die zich op den handel
toeleggen, kunnen deze bewering voldoende
staven.
't Ligt dus voor de hand, dat niet liet minst
onder den Zeeuwschen boerenstand de Zuider-
zeeaangelegenheid met belangstelling wordt
gadegeslagen. Wellicht ware het een uitkomst
voor ons aankomend geslacht, indien ginds in
het Noorden een nieuwe klei-provincie aan
de zee kon ontrukt worden.
Dit is de gedachtengang van velen.
Oppervlakkig geredeneerd sluit dit alles dan
ook als een bus en zijn allen het erover eens
de Zuiderzee wordt gedempt! 't Is nuttig,
noodig en uitvoerbaar.
Tóch is schri]ver dezes tegenstander
van de plannen-Lely.
En wel om deze reden Het is, 0111 onzen
nationaleh landbouwbodem uit te breiden ab
soluut onnoodig, dat aan de duizende visschers-
gezinnen, die op 't oogenblik in de Zuiderzee-
vischvangst hun bestaan vinden, het brood
ontnomen zal worden.
Reusachtige oppervlakten heidegrond, thans
tot niets dienende, niets opbrengende, niemand
een bestaan bezorgend, kan Nederland nog in
cultuur brengen.
Daar schijnt niet aan te worden gedacht.
E11 toch kan, over minder jaren, met veel