Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. De opening onzer II. B. S. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. No. 1054 Woensdag 24 September 1913. 11' Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Eeestd.igen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN Inzending van advertentiBn vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlKl TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. Wij hebben sinds maanden gezwegen over de inrichting, die in Ter Neuzen zooveel onte vredenheid heeft verwekt en ook onze pen reeds zoo dikwijls in beweging bracht. We zwegen, niet omdat we ten opzichte van de Hoogere Burgerschool van opinie waren veranderd, maar omdat liet o. i. geen zin heeft, over een zaak, als die eenmaal beslist is, te blijven napleiten. Bovendien brengt een vraagstuk van ge meentelijke politiek ons direct in aanraking met personen, die men dagelijks op straat ontmoet en 't is zoo'n aangenaam haantje niet, te moeten ageeren tegen stadgenooten, met wie men liefst op goeden voet blijft, tegenover wie men althans liefst de burgerlijke beleefd heid in acht neemt. In een kleine stad als de onze dient een discussie over gemeente zaken niet te lang te duren, of men beloopt groote kans, dat de gewenschte verstandhou ding gestoord wordt. Daarom hadden we ons voorgenomen over de H. B. S. nu maar te zwijgen. Toen het tijd was, hebben we lang en ernstig gewaar schuwd, doch nu meenden we ook in dezen onzen plicht gedaan te hebben. Ons persoonlijk hindert het groote gebouw, dat van de Ter Neuzensclie belastingschuldigen zooveel vergen zal, heelemaal niet: we hebben nooit voor- deeliger tijd in ons leven gekend, dan toen we woonden in een stad, waar een H. B. S., een Gymnasium en degelijke Openbare scholen waren. Al zouden we mettertijd allicht aanleiding gevonden hebben, eens te herinneren aan onze waarschuwing van vroeger indien men ons bij de opening met rust had gelaten en zich tevreden gesteld met het schitterend begin van eene II. B. S. met hare zes (zegge zes 1) leerlingen, wij hadden voorloopig in ons zwijgen volhard en de zaak eens achternagekeken. Evenwel de Ter Neuzensclie vernuften, die bij de opening der school hun lesje kwamen opzeggen, of hun getypte oratie voorlezen, vonden de gelegenheid te mooi, om zich zelf te verheerlijken en mensclien die een anderen kijk op de dingen hebben dar. zij, te beleedigen, dan dat zij de oude koeien in de sloot konden laten. Dit noopt ons, ons aanvankelijk voornemen te laten varen en ook nog een woordje mee 32) door ZELANDIA. De wrevel was al sinds maanden gekoesterd, gegroeid de wrevel tegen zijn vaderZijn eigen toestand en dien zijner moeder en zuster, liij had het alles geweten aan zijn vader en zelfs de gedachte aan eigen schuld was niet opgekomen. En daarom moest hij Kaatje wel tegenspreken. Zij ging te ver. Dat ze terug naar huis verlangde, naar moeder ten minste, goed hij verblijdde er zich zelfs over, maar daarom behoefde zij zich zelf niet geheel weg te werpen. Zij en hij, ze waren geen misdadigers, ze waren slachtoffers. „Och Frans," zei ze, „laten we daar niet over twisten. Laat vader schuld hebben, wij hebben de onze, ik de mijne. En daarmee heb ik alleen te maken. En die zal ik te verantwoorden hebben mijn zonde." Frans haalde de schouders op. Ilij was niet van die meening. „Wie heeft je dat alles aangepreekt zei hij een beetje ruw,'maar 't volgende oogenhlik had hij er al spijt vanKom, laten we er niet meer over praten. Vertel me liever eens, hoe jij het gemaakt hebt en wat je nu van te spreken bij de opening der II. B. S. van Ter Neuzen. Van de redevoering van den heer Huizinga zullen we niet veel zeggen. Om bijzondere redenen staat liet ons tegen de borst we hebben dit reeds meermalen gezegd dat we herhaaldelijk genoodzaakt waren, tegen zijne woorden en daden te pro testeeren. En waar we vreezen, dat we binnen enkele dagen opnieuw en thans een voel ernstiger grief tegen zijn optreden moeten hespreken, willen we ditmaal wat zijne rede betreft, het slechts bij een paar kantteekeningen laten. De lieer Huizinga heeft het noodig geoor deeld, de geschiedenis van de stichting der school in den breede mede te deelen. Naar veler meening zou hij blijk hebben gegeven van meer tact en kieschheid, indien hij als hoofd der gemeente bij deze gelegenheid, zoowel als bij zijne installatie, den strijd die over deze inrichting is gevoerd, had verzwegen. Doch als hij die geschiedenis wil ophalen, moet hij volledig zijn. Hij had bij deze gelegenheid eens moeten vertellen, hoe hij ons in eene bijeenkomst ten huize van den heer Jansen te Driewegen heeft geprest, om een comité te vormen tot op richting van een bijzondere H. B. S. Hoe we lang tegenspartelden niet uit gebrek aan sympathie voor een dergelijke inrichting, maar omdat we niet alles kunnen doen en omdat we meenden, dat het voor liet welslagen van dit plan beter was, indien een ander zich hiervoor spande, terwijl we beloofden zoo krachtig mogelijk te steunen. Eindelijk gaven we ons gewonnen en toen luidde het uit zijn mond ja ziet u, nu trek ik me terug ik heb u uitgenoodigd, omdat mij zulks door de Axelsche kiesvereeniging was opgedragen ik kan echter als Burgemeester niet ijveren voor een Bijzondere H. B. S. en hen lid van het Comité, dat eene gemeente-, of rijks- Hoogere Burgerschool tracht te stichten. Als de heer Huizinga het noodig oordeelt te herinneren aan hetgeen hier de laatste jaren is voorgevallen, moest hij zoo eerlijk zijn, zijn eigen dubbelzinnige houding eens in het daglicht te plaatsen. Beter zouden we het evenwel vinden, als hij de geschiedenis van den laatsten tijd maar geheel onbesproken liet. In de tweede plaats moeten we hem op merken, dat hij, waarschijnlijk ondanks zich- zeiven, ons reeds volkomen gerechtvaardigd heeft in onze oppositie tegen de onmogelijke en dure inrichting, waarvoor de penningen der belastingbetalende burgers van Ter Neuzen zullen gebruikt worden. plan bent. En zeg, viel hij zich zelf in de rede, „kan ik vannacht hier ergens onder dak. De trein gaat niet meerheb-je hier een hotel of logement of zoo iets. 't Lijkt me hier zoo'n gat." Ze lachte tóch om zijn stadstrots. „Stel je maar gerust hoor. Als het niet anders kan, kun je wel bij ons logeeren van nacht." „Bij óns?" kwam hij verwonderd. „Ja, ik noem dat zoo maar. De mensclien waar ik hèn, bedoel ik. Ze zijn zoo goed en vriendelijk voor me. 't Is alsof ik thuis ben daarom zei ik „bij óns." „Nu, gelukkig, dat-je 't zoo goed hebt ge troffen. Maar ik zou toch liever de mensclien geen overlast aandoen." „Och nee, overlast zou dat heelemaal niet wezen. Juffrouw Harder heeft al meermalen tegen me gezegd, dat ik gerust eens een paar dagen naar huis kon gaan maar ik durfde nog niet. En toch heeft ze aangeboden als er eens een van mijn familie wou komen, die wel hij haar kon logeeren. Dus last is het heelemaal niet. Alleen maar een beetje on verwacht." „Nu, als ik maar onderdak benik verlang naar rust. „Willen we dan maar gaan Ik hen on gemerkt een heel eind van huis geraakt en Volgens hem dient deze school niet voor kinderen, die hunnen weg zullen kiezen in arbeidhandel of industrie evenmin voor lien, die den wetenschappelijken meg kiezen." Alleen voor hen die hun weg zoeken in administratieve betrekkingen is deze school speciaal ingericht volgens den heer Huizinga. We willen dit op zijn gezag nu maar aan nemen, doch dan zeggen wij: 'tis zonde van 't geld, dat daarvoor uit de gemeentekas wordt genomen. Want vooreerst zou verreweg het grootste deel van lien, die zulke administratieve be trekkingen zoeken, veel heter gediend zijn met goed ingericht M. U. L. O., dat niet gedwongen wordt zich te richten naar de H. B. S., zooals hier het geval is. Immers, hoeveel ouders zijn er in Ter Neuzen, die het kunnen uithouden, hunne kinderen tot hun 17de jaar te onderhouden en ze dan voor niet, of de eerste vier, vijf jaar voor een heel klein loon op een kantoor te brengen? Vergeet niet, dat voor die administratieve betrekkingen honderd sollicitanten zijn, waar ééne plaats bezet moet worden. We gaan hier thans niet dieper op in binnen een paar jaar zullen de oogen van velen, die zich nu nog aan den schijn vergapen, wel open gaan en wij gelijk krijgen. Maar tegenover elk deskundige durven we de stelling verdedigenals inrichting van onderwijs moge eene school, zooals men ver leden week in Ter Neuzen opende, in eene groote stad nog reden van bestaan hebben, voor een kleine plaats, die voornamelijk van arbeid in landbouw en handel leven moet, is ze gezien de zware lasten die ze oplegt een groote mislukking. En ten tweede achten we dit gebruik van de belastingen ten behoeve van zeer enkelen een groot onrecht tegenover de velen, voor wie men öf niets doet, óf hen opoffert termille van de H. B. Scholieren. Had de heer Huizinga op dit gebied meer kennis van zaken, hij zou de loftrompet niet zoo gestoken hebben over hetgeen hij en anderen thans zoo in hun eigen werk bewon deren. En dat alles afgedacht van het feit, dat men van iemand die, zooals hij, aan den grooten strijd voor het vrije ondorwijs heel zijn positie te danken heeft, een heel andere houding mocht hebben verwacht. Dat ook de heer Drost bij deze gelegenheid nog eens van leer zou trekken, kon verwacht worden. Men neme het hem niet al te kwalijk, dat hetgeen hij voorlas, nu juist niet van fijnen we hebben wel een half uurtje werk om er te komen." „Ja, en onderhand kunnen we nog wel over een en ander met elkaar spreken. Maar ik doe er toch dien mensclien, waar je bent, heusch geen overlast mee aan „O Fransch, heelemaal niet. Ze zijn wer kelijk voor me als een vader en moeder „Beter," zei Frans bitter. Kaatje deed, alsof ze het niet merkte. „En Frans," zei ze, ,,'t is misschien wel een beetje dwaas van me, maar ik heb juffrouw Harder al zoo dikwijls opmerkzaam aange keken, aan moeten kijken, en dan trof me de groote gelijkenis metmoeder." Frans stond eensklaps stil en keek Kaatje verbaasd en ernstig aan. „Vreemd hé," zei Kaatje. „Ze is alleen een twintig jaar jonger dan moeder. Maar moet je daarom nu zoo stokstijf blijven staan Is 'er iets voegde ze er plotseling op onge rusten toon aan toe. „Kaatje," zei Frans, „wat je me daar vertelt, brengt me het gesprek in herinnering, dat ik vanmorgen met moeder heb gehad. Luister En Kaatje hoorde met groote verbazing het korte verhaal van Frans aan. Het kwam haar zoo vreemd voor, dat ze zelfs haar broer een paar maal in de rede viel, om hem te vragen, of hij wel goed geluisterd had. smaak getuigde. Elk vogeltje zingt zooals liet gebekt is en in zijne positie is hem wel iets te vergeven. Wanneer iemand zooals hij een groot werk tot stand brengt, waarvoor volgens zijn vriend Huizinga zeker wel 90 procent der ingezetenen dankbaar is gestemd, en men wordt ondanks die dankbare stemming toch weggezonden van een zetel, waarop men met zooveel zelfbe hagen troonde, dan is liet geen wonder, dat zoo iemand een beetje gortig wordt. Veel zullen wij er dus niet van zeggen, dat hij waarschijnlijk andoren afmetende naar zich zelf lien, die deze stichting niet be wonderen, indeelt in de groepen, die zich daardoor persoonlijk benadeeld gevoelen, van hen die openbaar onderwijs in het algemeen en openbaar middelbaar onderwijs in het bijzonder uit den booze achten en van hen, die uit beginsel het licht van anderen verre houden of uit eigenbelang hun het meerdere licht misgunnen." Voorzoover die vriendelijke indeeling ook ons geldt, willen we den heer Drost even zeggen, dat wij persoonlijk geen cent nadeel lijden door de stichting der nieuwe school en dit nadeel in 't vervolg evenmin tegemoet zien. Wat ons betreft kan hij dus in dit opzicht gerust zijn. Voorts, dat wij liet openbaar onderwijs in 't algemeen en liet openbaar middelbaar on derwijs in 't bijzonder, ofschoon wij voor ons zelf uit beginsel er geen gebruik van kunnen maken, gaarne gunnen aan hen, die het ver langen, mits ze daarbij geen riemen snijden uit andermans leer en dan nog, evenals de heer Drost, terwijl ze anderen voor zich laten betalen, een groot woord voeren op den koop toe. Die groot-doenerij ten koste van anderen zullen wij, of 't den lieer Drost gevalt of niet, naar verdienste aan de kaak blijven stellen. Eindelijk, wat het licht betreft, waarover de -heer Drost bij zijn indeeling in de laatste plaats sprak, weet hij wel, welk licht liet Openbaar Middelbaar onderwijs in Nederland het liefst verspreidt De man, met wien het grootste deel der leeraren dweept, schreef in zijn beminnelijke» eenvoud „Tot de voornaamste karaktertrekken van de 19e eeuw behoort de toenemende scherpte der tegenstelling tussclien weten schap en Christendom. Dit is zeer natuur lijk en noodzakelijkwant in dezelfde mate, waarin de zegevierende vooruitgang der moderne natuurkennis alle weten schappelijke veroveringen van vroegere eeuwen 'overvleugelt, is tevens gebleken hoe onhoudbaar al de mystieke wereld- „En dus denk-jevroeg ze, toen Frans geëindigd had. „Dat juffrouw Harder onze tante, moeders eigen zuster is." „Maar is een opvallende gelijkenis in liet uiterlijk dan niet een te losse grond om zoo iets te onderstellen? Al we ons eens ver gisten „Ik kan en durf liet ook niet mot zekerheid zeggen, maar het is toch zeer opmerkelijk. In elk geval kunnen we liet onderzoeken. „Maar," voegde hij er weer bijna ruw aan toe, wat kan liet ons ook eigenlijk schelen, en, bovendien, wat kan het haar schelen. We kunnen waarlijk niet erg grootsch zijn op zulk een ontdekking en wat zal zij er zich om bekommeren of ze hoort van haar zuster, die haar altijd vreemd is gebleven. Bij kennis making is de schande altijd aan ónzen kant Kaatje lei haar hand op zijn mond. „Stil," zei ze, „zóóniet, Frans. „Je vergeet, dat je over moeder spreekt. Heeft ze ge dwaald, dan zeker niet met opzet. En je weet, dat vader „Ja, vadergrimde Frans. Kaatje bewaarde eenige oogcnblikken een smartelijk stilzwijgen. „En," begon ze toen weer, „juffrouw Harder, je kent ze natuurlijk niet, is een echte vrome vrouw, die(Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1