Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Gemeenteraad.
FEUILLETON.
Langs eigen Spoor.
Uit de Pers.
Biimenlandsch Nieuws.
Buitenlaiidsch Overzicht.
No. 1037.
Zaterdag 26 Juli 1913.
lle Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOblJ Az„ te TER NEUZEN,
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10,
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN
AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES
TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
--f
De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN
maakt bekend, dat eene Openbare Verga
dering van den Gemeenteraad zal worden ge
houden op Maandag den 28 Juni 1913, des na
middags te 2'/i ure.
Ter Neuzen, den 25 Juni 1913.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
V J. W. Bergansius. t
Na een langdurig lijden is op bijna 77 jarigen
leeftijd overleden de minister van staat, ge-
pensionneerd luitenant-generaal J. W. Bergan
sius, oud-minister van oorlog.
Hij was te Delft geboren en had zich de
militaire loopbaan gekozen.
De artillerie was zijn uitverkoren wapen en
die keuze sloot zich aan bij den wetenschap-
pelijken aanleg, dien hij reeds als cadet aan
de Koninklijke Militaire Academie te Breda
toonde.
In de verschillende officiersrangen diende
hij bij de vesting-artillerie, de Pyrotechnische
School, de commissie van proefneming, het
departement van oorlog en de artillerieschool
te Oldebroek.
Hij was daarna majoor en luitenant-kolonel
en directeur van laatstgenoemde school.
In April 1887 werd bij benoemd tot kolonel
en directeur van de artillerie-inrichtingen te
Delftin April 1888 nam hij zitting in het
kabinet-Mackay als minister van oorlog.
Tijdens zijn eerste ministerschap ('hij ver
vulde het tweede in het laatst afgetreden
kabinet-Kuyper) verdedigde hij met warmte
in de Tweede Kamer het beginsel van den
persoonlijken dienstplicht tegen het gevoelen
van de meerderheid zijner katholieke geest
verwanten, zoowel in als buiten de Kamer.
Na zijn aftreden als minister van oorlog
werd hij, als generaal-majoor, tot welken rang
hij in 1890 was bevorderd, benoemd tot com
mandant van de Stelling van Amsterdam en
commandant van de vesting-artillerie.
Ten slotte was hij van Februari 1894 tot
1 November 1898, als generaal-majoor en luite
nant-generaal, inspecteur van het wapen der
artillerie.
Na den militairen dienst te hebben verlaten
en in 1901 eerst gekozen te zijn tot lid van
de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Eist,
trad hij met 1 Augustus van hetzelfde jaar
als minister van oorlog in het kabinet-Kuyper.
Zijn hoofdtaak was toen de uitvoering van
de landweerwetten, de invoering van snel-
Ze moest nu wel eenige uitlegging geven
en ze deed het met de grootste soberheid. Toch
kon de waarheid niet geheel en al verborgen
blijven moest het haar niet een pijnlijke ge
waarwording zijn, toen ze de verwondering
bemerkte, die haar mededeelingen op haar
zoon maakten Deden ze zijn vader, zeker
deden ze haar-zelf niet dalen in de achting
van haar eigen kind Frans liet het niet
merkendaarvoor had hij zijn moeder te lief,
maar het was toch niet te verwonderen, dat
de wrevel, die in zijn hart groeide tegen hem,
die het voorwerp had moeten zijn, van zijn
eerbied en vertrouwen, er door toenam.
Mocht ook de herinnering aan haar geboorte
plaats al geen zoete voor moeder Gravels zijn,
niettemin stemde ze er volgaarne in toe, dat
Frans zijn onderzoék voortzette en Kaatje
opspoorde. En de gevolgen
Ze wilde er zich niet mee kwellen. Zeker,
dat alles moest bedisseld buiten haar man,
buiten den vader, maar het kon haar toch
niet weerhouden, liet te doen. De liefde tot
haar kind was sterker. Voor 't minst wilde
vuurgeschut en de herziening van militaire
strafwetten en van de bevorderingswetten
voor officieren. In verband met den uitslag
van de verkiezingen trad hij in 1905 met het
kabinet af. Eenige maanden later werd hij
benoemd tot lid van den Raad van State.
Zijn gezondheidstoestand noopte hem dit ambt
neer te leggen. In 1903 volgde zijn benoeming
tot minister van staat.
Tijdens de jaren van zijn ambteloos leven
is generaal Bergansius o. a. voorzitter geweest
van de Vereeniging ter Beoefening van de
Krijgswetenschap.
Herhaalde malen is hij belast geweest met
buitenlandsche zendingen en zijn hem hooge
onderscheidingen te beurt gevallen.
Hij was o. a. commandeur in de orde van
den Nederlandschen Leeuw, bij de troonsbe
stijging van de Koningin in 1898 werd hij
benoemd tot adjudant i. b. d. van Hare
Majesteit. (N. R. C.)
De draai.
De liberale pers is er nog altoos op uit, om
te beweren, dat Dr. Kuyper inzake het Tarief
een valschen draai genomen heeft.
Niet dat hij eerst het Tarief verdedigde en
het thans wenscht los te laten, is haar grief.
Zij erkent zelf uitdrukkelijk, dat een staatsman
door den uitslag van een stembusstrijd kan
genoopt worden een punt van zijn programma
om tactische redenen te schrappen.
Neen, wat Dr. Kuyper deed, was veel erger.
Het was een principieel vergrijp, dat hij beging.
Eerst had hij in zijn rede op 30 Mei te
Amsterdam verkondigd, dat het Tarief een
uitvloeisel was van een ordinantie Gods voor
het leven der volkeren. En even daarna laat
hij het los op gronden van zuivere utiliteit.
Een principieelen eisch alzoo verloochenen uit
tactische berekening, dat was zijn vergrijp.
Van heel deze aantijging nu is geen woord
waar.
Niet tegen den vrijhandel van dit oogenblik,
maar tegen den vrijhandel als dogma ging de
redeneering.
Na een uitvoerig betoog op grond van allerlei
feitelijke gegevens, dat het dogma van „den
vrijhandel voor alle tijden en alle plaatsen"
onjuist is, ging de spreker aldus voort
„Toch zij hier geen misverstand en geen
uwer versta mij verkeerd. Immers ik denk
er niet aan te zeggen, dat er geen landen
en tijden denkbaar zijn, die van Godswege
om den vrijhandel roepen. Voor een land
met grondstoffen overvloed, in vetten bo
dem rijk, met alzijdigen toegang en uitgang
en met een technisch vaardig ras bevolkt,
ware een tol anders dan op exotische waar
ze in de gelegenheid zijn, haar kind, haar
kinderen, te zien, was het dan ook maar ter
sluiks.
En zoo begaf Frans zich op weg. Eerst
moest hij een eind per spoordaarna zou hij
te voet de reis verder moeten afleggen. Wat
hij eigenlijk zou doen, zou zeggen, wanneer
hij Kaatje ontmoette, wat hij haar zou voor
stellen, hij wist het op dit oogenblik zelf nog
nietmaar in elk geval, als hij ze maar vinden,
maar spreken kon.
Het was een onaangename dageen tamelijk
sterke oostenwind maakte het inderdaad reeds
guur, terwijl de fijne motregen, die begon te
vallen, zeker de onplezierige stemming, waarin
Frans Gravels zich bevond, niet verbeterde.
De drukte aan het station liet hem geheel
onverschillig. Zoodra de trein vóór was, zette
hij zich in een leegen coupé in een hoekje
neer, zonder acht te slaan op de gewone be
drijvigheid van loopen en draven, roepen en
schreeuwen, die onafscheidelijk zijn verbonden
aan het vertrek van een trein op een druk
station.
Evenmin nam hij notitie van de reizigers,
die de coupé geleidelijk vulden. Nauwelijks
merkte hij de binnentredenden op hij schonk
volstrekt geen aandacht aan wat om hem
gebeurdezijn gedachten waren bezig met
het ééne onderwerp, dat hem altijd vervulde.
vanzelf contrabande. Doch daarvan is hier
geen sprake. Wat men ons looft en aan-
preekt is Vrijhandel als eenig stelsel, Vrij
handel als dogma
Vrijhandel als exceptie kan kostelijk
zijn, maar bij de geheel ongelijke gesteld
heid der zaken is de Vrijhandel, tot dogma
geijkt, de niets sparende vijl, die alle eigen
aard vereffenend, de spier zelf verslapt,
die ook ten onzent 't volksleven nationaal
spant."
Deze enkele aanhaling is reeds genoeg om
te doen zien, hoe onwaar de liberale voor
stelling in deze is. De strekking van het
betoog was niet meer dan dit, dat de leer
van „vrijhandel overal en altijd" het wezen
der nationale ordening miskent, dat integen
deel de vraag vrijhandel of protectie naar de
feiten en omstandigheden moet worden be
oordeeld, waarbij liet nationale leven een
groote rol speelt.
Die feiten en omstandigheden achtte Dr.
Kuyper door de verkiezingen zóó gewijzigd,
dat de antirevolutonaire partij beter deed,
voorloopig niet meer tariefsherziening op haar
programma te plaatsen.
Nu kan men hier al of niet mee eens zijn,
maar waar schuilt hier eenig principieel ver
grijp
Nu ook in onzen kring een enkele scheen
ttr gaan gelooven, dat Dr. Kuyper een „prin
cipieelen draai" genomen had, is het goed,
eens met de stukken aan te toonen hoe onjuist
dit is.
Over de verdere houding onzer partij inzake
de Tarief-kwestie spreken wij thans overigens
niet.
Dat punt komt vanzelf later aan de orde.
(De Rotterdammer).
De Kabinetscrisis.
De Tel. heeft den heer H. van Kol, socia
listisch lid der Eerste Kamer, die juist Maandag
van zijn reis is teruggekeerd, naar zijn mee
ning gevraagd over het besluit van de leiders
der S. D. A. P., om de drie aangeboden mi-
nister-portefeuilles te weigeren. De heer Van
Kol deelde mede, dat hij zich met dit besluit
volstrekt niet kan vereenigen. Zijn meening
is, dat de S. D. A. P. de portefeuilles had moeten
aannemen, natuurlijk met een scherp om
schreven doel en op zeer duidelijke vastge
stelde voorwaarden. Zij had dat moeten doen
terwille van het algemeeu kiesrecht en staats
pensioen. Dat de Sociaal-democraten aan de
totstandkoming van die zaken zullen mede
werken achtte hij in de gegeven omstandig
heden niet geheel voldoendeze hadden ze
zelf kunnen en moeten brengen. De heer
De trein zette zich in beweging zijn mede
reizigers begonnen onder het horten en stooten
der wagens door hun gesprekkende een
praatte, de ander lachte, een derde rookte;
hij onderhield zich met niemand en toonde
niet de geringste neiging zich in de conver
satie te laten betrekken.
Of het kwam door de drukte der laatste
dagen, dan wel door zijn zwaarmoedige en
sombere gepeinzen, zeker is het, dat hij in
slaap geraakte en bij zijn wakker worden
spoedig de onaangename zekerheid bekwam,
dat hij zijn station reeds was voorbijgestoomd.
Het hielp, zijn stemming nog wat vreveliger
te maken. Alles liep tegen. Een extra lange
reis in 't vooruitzicht zonder de zekerheid te
hebben, dat hij met den avond weer „thuis"
zou kunnen zijn. Bovendien al de rompslomp,
die hem zijn verzuim van op de juiste plaats
uit te stappen, zou bezorgen. Inderdaad,
wilde hij ten minste nog eenige kans hebben
iets uit te richten op dezen dag, dan moest
hij blijven zitten tot bet eerstvolgende groote
station en vandaar met de eerste de beste
gelegenheid weer zijn doel trachten te bereiken,
Stapte hij af op een tusschenstation, dan liep
hij gevaar zooveel tijd te verliezen met wachten,
dat voorzeker zijn heele reis een vergeefsche
werd.
Zoo zette hij dus noodgedwongen de reis voort.
den heer Vliegen volkomen eens te zijn.
Naar de Tel. verneemt, behooren de heeren
Duys, Hermans, Schaper, Ter Laan, Spiekman
en Vliegen tot degenen die in de vergadering
van de leidende personen der S. D. A. P.
hebben gestemd (voor het aanvaarden van
ministersportefeuilles.
De gemeenteraad van Amsterdam hoeft
Woensdag aangenomen een voorstel van B.
en W. om le over te gaan tot het stichten
van een zoogenaamde „strenge school", bestemd
voor de leerlingen der openbare lagere scholen,
van wie gebleken is, dat zij aldaar met de
gewone tuchtmiddelen niet kunnen worden
geregeerd, en wier aanwezigheid op die scho
len mitsdien niet langer kan worden geduld
en 2e. B. en W. uit te noodigen de noodige
voorstellen daartoe te doen.
De toestand.
Roemenië heeft aldus de N. R. C. wil van
zijn interventie. En men moet zeggen, dat
het haar op meesterlijke wijze leidt. Bulgarije,
het is duidelijk, heeft niets meer te weigeren.
Toch blijft de eisch der Roemeensche regee
ring beperkt tot afstand van dezelfde streek,
die zij reeds zoolang geëischt heeft, 't Is
mogelijk, dat er een addertje in't gras schuilt,
waar gesproken wordt van de landstrook ten
Westen der bewuste grenslijn, die Roemenië
uit strategisch oogpunt zegt niet te kunnen
missen. Maar het schijnt toch wel, dat het
Roemenië niet in de eerste plaats om land,
maar om invloed te doen is. Daarop wijst de
eisch, dat over den vrede op Roemeensch
grondgebied zal worden onderhandeld.
Naar uit Belgrado wordt gemeld, zullen
Servië en Griekenland zich daartegen niet
verzetten. Te Nisj spreekt men dus nog
slechts over den wapenstilstand In hoever
overigens Servië en Giiekenland zich de be
middeling, die Roemenië zich zoo leukweg aan
matigt, zullen laten welgevallen, zal moeten
blijken.
De Grieksche eischen, zijn alvast niet gering.
Zij komen erop neer, dat Bulgarije, vrijwel
geheel uit Macedonië zou worden] verdrongen.
Men vraagt zich af, hoe een duurzame toe
stand kan worden geschapen, wanneer men
die streek, waar de bevolking in de laatste
jaren zoo door en door Bulgaarsch is geworden,
van het moederland afsnijdt.
Het vraagstuk, dat op het oogenblik mis
schien het meest dringt, is dat van Thracië.
Zullen de Turken ongehinderd de lijn Enos-
Midia, zoo plechtig op de vredesconferentie te
Londen vastgesteld, overschrijden Adria-
nopel, het wordt nu van alle kanten bevestigd,
is in handen van Enver bei en duizenden
Eindelijk kon hij uitstappen. De onaangename
gevolgen van zijn onachtzaamheid, het verlies
in tijd en geld, dit alles maakten hem hoe
langer hoe meer ontevreden en korzelig. Hij
moest geruimen tijd wachten eer een trein
in de gewenschte richting vertrok en was ten
slotte blij, toen hij weer kon vertrekken. De
reis zou misschien een uur vorderen.
'tWas een buitengewoon drukke markttrein
en na veel zoeken lukte het hem eindelijk in
een volle coupé een plaats te vinden.
Ofschoon zijn gezelschap hem ook nu nog
weinig belang inboezemde, nam hij zich toch
voor, zich niet te zeer door zijn gepeinzen te
laten vervoeren.
Plotseling werd zijn aandacht buitengewoon
getroffen door een stem in een aangrenzende
coupé. Een eigenaardige gewaarwording
maakte zich van hem meesterzou het mo
gelijk zijn De bewuste coupé was slechts
door een lage afscheiding van de zijne afge
zonderd, bovendien liep langs de verschillende
afdeelingen een gangpad.
Hij wilde zich vergewissen of inderdaad zijn
vermoeden waarheid bevatte, al zou, indien
zulks het geval mocht zijn, zijn ergernis slechts
te meer worden opgewekt.
Hij richtte zich op en wierp ter sluiks een
blik in de bewuste coupé.
(Wordt vervolgd.)
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
24) DOOR ZELANDIA.