w, flntirmlutionair nieuws- en Advertentieblad voor 6v?ianu. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. No. 1018. Woensdag 21 Mei 1913. 10e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOUIJ Az. te TER NEUZEN. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derze'fde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. V Voorzichtig een beetje Als het tegen de verkiezingen loopt, weet men letterlijk niet, waarmede de linkerzijde al niet komt aandragen, om de mannen van rechts zwart te maken. Levert Nederland geen stof genoeg, dan wordt er nieuwe voorraad ingevoerd uit Indië. Waar of niet waar 't doet er niet toe: als 't slechts dienen kan om den lachlust op te wekken en den tegenstander in een be spottelijk daglicht te stellen, is 't welkom. En nieuw behoeft het ook al niet te zijn. Een fabeltje, dat al sinds jaren weerlegd is, kan toch nog dienst doen. Zóó nauw speurt men niet. Zoo debiteerde Jhr. De Muralt, om zijn waardeering voor den arbeid der zendelingen duidelijk te maken het bekende oud-bakken verhaaltje over de „rijst-christenen na tuurlijk ontleend aan een der Indische bladen. Toch dienen de heeren een beetje voor zichtig te zijn met die verhaaltjes uit de In dische bladen. Want al staan die voor geen leugen, al is deze nog zoo groot in onzen tijd komt de waarheid spoediger aan 't licht dan voorheen. Dat heeft mr. Van Deventer het lid der Eerste Kamer onlangs ondervonden in zijn discussie met „De Nederlander." Genoemd blad van 15 Mei bevat nu een correspondentie, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze en met welke bedoeling al die fabels in de Indische bladen worden gefabriceerd. We nemen het hier over. Ter verduide lijking diene, dat De Indische Banier een christelijk blad is uit de Oost en dat het blad, welks redacteur zoo onbeschaamd zat te ver tellen, om welke reden hij en zijn collega's zulke leugens aan hun lezers opdisschen, de te Djocjacarta verschijnende Mataram. In de Banier van 9 Februari 1912 schreef C. C. v. H. het volgende artikeltje ZIJN ER ZOO? Naar aanleiding van een commentaar door de Redactie van een plaatselijk blaadje ge leverd op de bekende „Spookhuis"-geschie- denis te Soerabaja, waarin een vrij scherpe aanval werd gedaan op den Bijbel niet 'zonder grove enormiteiten echter had tusschen één der Redactieleden en mij het volgende gesprek plaats, dat ik zoo getrouw mogelijk weergeef. „Mijnheer de Red., eerlijk gezegd, ik heb me over de door u geleverde commentaar 17) Echter, ook hier was veel schijn. Zeker, voor 't uiterlijke ontbrak het aan nietsnoch aan geld, nóch aan huiselijk geluk. Voor 't oog der wereld was alles, gelijk het behoorde. En evenwel was het niet meer dan schijn. Notaris Bekkers en zijn vrouw vormden in derdaad een groot contrast. Hij was iemand, midden uit de wereld, vervreemd van allen godsdienstzin, onverschillig, laatdunkend en slechts bezield met de gedachte vooruit te komen, carrière te maken, liefst zoo spoedig mogelijk. Elise, zijn vrouw, was voortgekomen uit een voornaam, alleszins godsdienstig gezin en zij kon zich moeilijk schikken in den kring van gedachten, die het hoofd van haar echt genoot vervulde. Haar hart ging uit naar andere dingenzij had niet genoeg aan de genietingen dezer wereldin haar ziel was een honger naar betere, naar geestelijke spijze. Reeds op betrekkelijk jeugdigen leeftijd weeze geworden, had zij met toestemming harer familie niet geaarzeld, haar lot te verbinden aan den man, die, voorkomend en vriendelijk, verbaasdde Redactie heeft daarin heel leelijk misgetast „Dat is best mogelijk, mijnheer, we weten zoo van de dingen niet af viel hij mij in de rede. Verwondering mijnerzijds „Hoe, u of uw mede-redacteur (die naar hij beweerde de schrijver was) schrijft over dingen, waar u niets van afweet?" „Ja, wat zal ik u zeggen „Geachte heer, ik ben er van overtuigd, dat wanneer ik de brutaliteit zou hebben om eens in uw blad te schrijven over dingen, waarvan ik niets afweet, dat u dan een van de eerste zou zijn, die mij heftig zoudt uit- foeteren. Is 't niet „Dat is zoo, dat wil ik niet loochenen „Maar waarom schrijft u dan over iets, waarvan u niets weet, zoodat u domme dingen zegt 1" „Weet u wat, mijnheer, schrijf u dan over dat onderwerp en geef u een bestrijding van dien commentaar „Dank u stichtelijkwaarde heer. Over den Bijbel treedt ik niet in polemiek met iemand, die er niets van af weet, volgens zijn eigen bewering. Maar -— u bekent zelf, mijnheer de Redacteur, dat u van Bijbel en Christendom al heel weinig afweet, zoogoed als niets waarom moet dan, als ge toch daarover schrijven wilt, dat altijd zijn in vijandigen geest, waarom nooit eens een waardeerend woord over die beide." „Omdat, mijnheerhet publiek het zoo wilHoe rooier, hoe liever 1" „Wat! is u dat ernst?" „Zeker mijnheer 1" „Dat is sterk. Ik meende (met een sneer), ik meende „geachte heer", dat het de taak van de Redactie, van de Ko ningin der aarde was om eh eh leiding te geven aan het publiek, het te vormen, te veredelen.... althans niet om door dat publiek geleid te woiden „Kunt u net denken! het is voor ons een broodkwestie, mijnheer Als we schrij ven zooals we nu doen, zijn we verzekerd van ons succes. Het publiek wil dat nu eenmaal zoo! Hoe gepeperder hoe beter, hoe rooier, hoe liever, vooral tegen Christen dom en Kerk en Bijbel 1 Denkt u dat er één redactie hier in Indië is, die er anders voorstaat? De meesten bestrijden Zending en Christendom en den G. G. omdat hij een Christen is om het broodje, mijnheer, om het broodje van die dingen afweten kom kom „Als ik u dus wel begrijp, moet er ook al heel weinig waarde worden gehecht aan uw geschrijf, uw gefoeter over de Zendings- geacht en gezien, geen te versmaden partij voor haar was. Zelve was ze in geenen deele onbemiddeld en voorzeker dreef niet slechts de liefde, maar wellicht meer nog koude be rekening notaris Bekkers tot dit huwelijk. Meen niet, dat ze alsgedwongendezenstapdeed; integendeel, zij had Bekkers waarlijk lief, met al de stille kracht eener volkomen toewijding die haar kenmerkte. Al spoedig was zij tot de ontdekking gekomen, dat niet lniar, maar zijn beginsel in hun huwelijksleven den boven toon zou hebben en thans kwam het groote gebrek van haar karakter duidelijk aan het licht. Het was haar gemis aan moed, haar schroomvalligheid, haar gebrek aan doortas tendheid, haar zwakke toegeeflijkheid. Zij voelde zich niet in staat, tegen den stroom op te roeien waar spreken plicht was, zweeg ze. Haar groote liefde voor haar echtgenoot verminderde niet onder de koelheid, die hij in den meer intiemen kring voor haar en haar ideeën aan den dag legde integendeel, ze was trotsch op hem, en in haar hart was hij haar afgod. Ze sloot willens haar oog voor zijn onvriendelijke bejegeningze trachtte zich diets te maken, dat hij haar werkelijk hartelijk liefhad en schreef zijn veronachtzamen te haren opzichte toe aan den minder gunstigen gang van zaken. En in de stilte en in de eenzaam heid zocht zij kracht in het gebed, het gebed en passer-circulaire Dat is dus ook al geweest om het publiek te behagen, terwijl u zelf weinig of niets afweet van de gevol gen, die die circulaires konden hebben. Dat was dus allemaal maar gedaan ophitsend b.v. ook de kwestie van de Christelijke scholen „Nu, dat is wel weer wat te sterk uitge drukt, maar ik erken, dat wat wij over die dingen schreven en ook wat anderen deden, enorm overdreven is Ik stond versteld. Zóó duidelijk, zóó on omwonden was me de reden van de vijan delijkheid van zoovele redacties nooit ge zegd. Ik waagde nog „Ik denk, m. d. R., dat de meeste Re dacties een dergelijke opvatting van hunne taak verre van zich zullen werpen. Ik kan niet aannemen, dat bladen als „Onzin mijnheer, onzin We hebben hard te werken voor ons broodje, en als je nu weet dat door zóó te schrijven, je succes hebt, dan natuurlijk, dan voig je „Een edele opvattingEn ik dacht nog zoo naief dat werkelijk een krant leiding wilde geven aan de geesten, dat zij propa geerde het schoone, het goede, het ware, wat welluidt „Nonsens, dan bestonden ze hier in Indië niet lang „Nu gaat me een licht op, m. d. R., was het misschien ook daarom dat u dien pre dikant zóó ten bloede toe hebt vervolgd omdat hij geen persona grata was bij het publiek „Maar daar was toch geen twijfel aan, mijnheer. Letterlijk niemand mocht hem, nam het voor hém op. Ik ken hem zelf niet, heb hem nooit gesproken, maar de mensclien haatten hem „En had het dan niet op uw weg gelegen, om na te gaan of de beoordeeling van dien predikant billijk was Enfin, ik neem mijn hoed af voor uw zeer nobele opvatting. Nu begrijp ik, waarom u zelfs het persoon lijk en familieleven van den man niet ontzag. Nu begrijp ik, waarom uit de preeken, ge heel uit hun verband, gedeelten werden gepubliceerd, die hem in een kwaad dag licht konden stellen. Het publiek mocht hem niet en dus moest u het publiek in het gevlei komen en moest hij worden afge maakt. Bah Ik groet u „geachte" heer En ik ging heen. En meen nu niet lezer, dat ik iets fan taseer. Met naam en toenaam kan ik u den persoon, de Redactie, de krant noemen. Geeft dit gesprek misschien eenig licht, waarom dan toch het Christendom bij de bladen zoo weinig waardeering vindt, waar- ook voor hèm. Merkte ze niet, hoe zich tus schen haar ziel en haar God langzamerhand het beeld harer echtenoot had ingeschoven hoe ze het schepsel eerde boven den Schepper. O, zoo ze het somwijlen gevoelde, ze was te zwak het zich zelf te bekennen. Een paar jaar ua hun huwelijk was Emile geboren, het evenbeeld van zijn vader, helaas, niet slechts in uiterlijk, maar ook innerlijk. Wie zal het de moeder misduiden, dat ze zich hechtte aan dit kind met al den hartstocht harer naar liefde smachtende ziel En zou deze hartstocht verminderd zijn, toen Emile straks alléén het voorwerp er van was Want zwaar was Gods hand over haaren wreed de schande, die den naam van haar man en haar kind onteerdeReeds lang waren de zaken achteruitgegaanzijn spcculatién, die aanvankelijk wel gelukten, hadden hem gedre ven op het hellend vlak, waarop van geen stilstand sprake kan zijn. De hem toever trouwde gelden sprak hij aan, om nieuwe kansen te scheppen de algemeen geachte en vertrouwde werd in waarheid een ellendige dief en de spaarpenningen van eenvoudige lieden, die in hun onnoozelheid meenden, dat notaris Bekkers zoo goed was als de Bank, dienden slechts om de beangstigende verliezen en drei gende tekorten te dekken. Helaas, spoedig was daar geen sprake meer van geweest, 't om telkens zendelingen, predikanten en over 't algemeen Christenen en de Kerk het bij de groote bladen moeten ontgelden ik kan niet aannemen, dat onder de groote redacties een dergelijke opvatting heer- schende is, maaris 't niet dikwijls klaarblijkelijk, dat door meerderen over die onderwerpen wordt geschreven, zonder dat ze daar voldoende kennis van hebben Ik vraag maar Zijn er zoo Zóó zijn er 2 Februari 1912. C. C. v. H. V In naam van de Vrijheid „In naam van de vrijheid moet Kuyper er uit." Zoo zongen in 1905 de jonge liberaaltjes. En waarlijk de jongen niet alleen. Ook de ouden deden dapper mee. En nu zal opnieuw in naam van de vrijheid de strijd tegen ons Christelijk ministerie worden aangebonden. Zijn die vrijzinnige heeren waarlijk zoo erg voor de vrijheid. Daar hebben degenen, die het niet met hen eens waren, anders niet op te roemen. Integendeel, de vrijzinnigheid huldigt in haar geheel genomen het systeem van dwang. Dat bewijst de geschiedenis. Herinner u slechts de politiek der vrijzinni gen op schoolgebied. Is er ooit op stuitender wijze dwang en nog eens dwang uitgeoefend, zelfs op de consciëntie? Ook al wilde men geheel uit eigen zak een school bekostigen, men kon vaak zelfs geen verlof tot oprichting bekomen. En de vrijheid, die thans is verworven, mag in geenen deele toegeschreven worden aan de houding der vrijzinnigheid. Als 't ware met het zwaard in de vuist moest die vrijheid worden afgedwongen. En stond het nog aan haar, morgen aan den dag keerde de oude toestand weer terug. Luister maar eens naar wat mr. S. v. Houten minister Kuyper in de Eerste Kamer toe voegde Wanneer gij aan de hizondere scholen te veel geld geeft en wij worden weer heer en meester, dan zullen wij u uw vrijheid weer afnemen." En zoo is de opinie algemeen. Nu een grondwetswijziging in 't verschiet komt, die de onderwijs-vrijheid volkomen zal maken, davert het land van het vrijzinnig alarmgeschrei. Ze durven de vrijheid niet aan, de „vrijzin nige" heeren. En konden ze, dan duwden ze ons weer in liep naar een totaal bankroet en, zichzelf de schande besparende, van aan den arm der aardsche gerechtigheid te worden overgeleverd, richtte hij den revolver op zijn schuldig hoofd, bracht schande en verachting over vrouw en zoon, en plaatste zich zelf ongeroepen voor den rechterstoel van den Almachtige 1 Wat wreede ontnuchtering voor de arme misleide Elise wat weg van zware beproeving. Haar eigen kapitaal, voor zoover het onaan geroerd had moeten blijven en Bekkers het niet had kunnen betrekken in zijn gevaarlijke ondernemingen, besteedde ze om aan de schuld- eischers ten minste nog eenige tegemoetkoming te verschaffen en behield voor zich zelf en haar zoon slechts een som, waarvan de rente hen voor totale armoede zou vrijwaren. Ze vertrok uit de omgeving, ,waar ze de oogen niet meer durfde opheffen en betrok een woning in een onaanzienlijke buurt van de groote stad, waar wij haar aantroffen en waar zij door allerlei handenarbeid de geringe inkomsten toereikend trachtte te maken voor het kleine gezin. Was het wonder, dat zij met al de liefde van haar hart thans zich hechtte aan haar zoon Hij was, we zeiden het, het evenbeeld zijns vaders wiens nagedachtenis zij, ondanks ailes, bleef vcreeren. (Wordt vervolgd.) Inzending van advertentiBn vóór uren op den dag der uitgave. r:rsf DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1