Hntirmlutionair ooor Dieuws* en Advertentieblad Zeeland. Gods fonteinen binnen Sion. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. Lit de Pers. No. 1016 Zaterdag 10 Mei 1913 10e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENT IEN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN 1 TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. =r<r a. S. Wegens het Pinksterfeest verschijnt Luctor et Emergo Dinsdagavond niet. Wegens extra groote oplage van het nummer van Vrijdag 16 Mei a. s., worden advertentiën ingewacht tot Vrijdag morgen 10 uur. Groote Advertentiën worden tot Donderdag morgen ingewacht. Al Mijne fonteinen zullen binnen u zijn. Ps. 87 7. Geen grooter weldaad kon in 't Oosten aan stad of landstreek geschonken zijn dan het bezit van tal van fonteinen. Waar maanden lang geen druppel water viel en dag aan dag de zon haar felle stralen in bijna loodrechte richting nederzond, daar was zonder de aanwezigheid van levende bronnen, die steeds frisch water in overvloed opwelden, geen leven mogelijk. Naden korten regentijd, waarin als bij tooverslag heel t land schap 'overdekt werd met een groen tapijt, bezaaid met bloemen in schitterende kleuren pracht, verwelkte en verdorde alles weldra onder de verzengende zonnehitte. En hoezeer mensch en dier onder die warmte te lijden hadden, indien geen fontein hun lafenis bood, leeren ons tal van teekenachtige uitdruk kingen uit het boek der Psalmen. Als de gewijde dichter aan zijn smachtend verlangen naar Gods gemeenschap lucht wil geven, spreekt hij de taal van een, die in een dorre streek door een hevigen dorst gekweld wordt. In bloemrijke beeldspraak gebruikt hij woorden en uitdrukkingen, zooals wij, die van zulk een gebrek aan water niet weten, ze niet zouden vinden. Hoe geheel anders was het daarentegen, waar overvloed van levend water aller dorst kon lessclien. Met welk een onuitsprekelijk verlangen zag de daglooner, die heel den dag op den akker in de zon zijn rug moest krommen, uit naar den avond, als een frissche dronk uit de bron bij de poort, in volle teugen naar binnen ge slagen, zijn matheid wegnam en hem nieuw leven instortte. Wel een verschil tusschen de dorre, doodsclie woestijn en de vriendelijke oase, waar de aan wezigheid eener altijd opwellende bron een weelderige plantengroei te voorschijn riep en den afgematten reiziger noodigde uit te rusten in de schaduw der palmboomen. Alleen daar, waar fontein en bron heerlijk 16) Hij had zich weder gezet en wachtte af. Zijn vermoeden bleek juist te zijn. Bekkers trad binnen. Een tamelijk onverschillige groet aan zijn moeder klonk van zijn lippen en het viel Frans op, hoe teeder deze beantwoord werd. Daar lag vereering in den blik, waarmee deze vrouw haar zoon aanzag een vereering, welke deze voor haar aan den dag legde. In het eerste oogenblik scheen h;j Frans niet bemerkt te hebben, maar bij de bekrom penheid van het vertrek, kon dit niet lang duren. Frans was opgestaan. „Goeden avond, meneer Bekkers." „Goeden avond,Frans," stotterde Bek kers, eenigszins onthutst. „Ken-je mijnheer, Emile kwam de moeder verrast tussclienbeide. Een zeer onaangename trek kwam op Bek kers' gezicht, en hij wierp een blik naar zjjn moeder, die zooveel beduidde, dat hij er prijs op zou stellen, indien ze zich maar in't geheel water in overvloed gaven, was het mogelijk. een stad te bouwen en zich metterwoon to vestigen daar alléén kon 't leven onderhouden worden. Voor een Israëliet was het dus een zeer verstaanbare beeldspraak, als God door den mond van den psalmist aan Sion beloofde, dat al Zijne fonteinen binnen de door Hem verkoren stad zouden zijn. Die fonteinen vertegenwoordigden in een enkel woord al de schatten en heerlijkheden, die Hij aan Sion wilde geven. Het leven met alles, wat dat leven kon ver aangenamen, werd door het bezit dier fon teinen gewaarborgd. Dat leven zou zich openbaren in duizend voudige afwisseling en schakeering en alles, waaruit dat leven sprak, zou door het frissche, levenwekkende water uit de door God ge schonken fonteinen gevoed worden. In 't kortal de heerlijke gaven van Gods genade, die Hij in Sion tot ontwikkeling wilde brengen tot Zijne eer, waren samengevat in de belofteal Mijne fonteinen zullen binnen u zijn Toch was Sion zelf nog sleehts een type, een afschaduwing van veel schooner stad, dan 't Jeruzalem van den ouden dag ooit zijn kon. Het ware, echte Sion, waaraan deze belofte in den vollen zin gegeven wordt, is de gemeente, die liet leven ontving door den dood en de opstanding van haren Stichter. De uitstorting des Geestes op den Pinkster dag stelde haar in 't volle bezit van al de schatten en gaven, door den gewijden dichter bedoeld in dat ééne woord, fonteinen. Haar eigen leven zou door 't water uit deze worden gevoed en versterktzich lavende aan deze levenwekkende fonteinen zou zij komen tot volle ontwikkeling en tot de ontplooiing van al de gaven en talenten in haar gelegd. Niet slechts ééne fontein wordt liaar beloofd: al Gods fonteinen zullen binnen haar zijn. En hoe meer zij drinkt uit deze haar ge schonken fonteinen, hoe beter zij voldoet aan hare bestemming, des te schooner zullen in haar schitteren, de gaven die Gods genade haar verleende, des te meer zal haar Koning en Heer in haar verheerlijkt worden. Niet slechts voor haar zelve schonk God aan Zijne gemeente deze kostelijke fonteinen Zijner genade, maar ook, opdat zij daarmede heel de wereld verrijken en aller dorst er mee lessclien zou. Als zij uitgaat naar de verloren heiden wereld én 't water des levens uitdraagt naar hen, wier ziel versmacht van dorst naar een verloren geluk, dien geen stomme afgoden ooit konden stillen als zij put uit de fontein van Gods barm- niet in de zaak mengde, ja,dathethem nogliever zou wezen, indien zij niet tegenwoordig was. Opnieuw trof Frans het deemoedige in de houuing van deze moeder, want zoodra be merkte zij niet, dat haar woorden haar zoon onaangenaam waren geweest, of zij hield zich stil en zette zich ijverig aan haar arbeid, die bestond in lijn borduurwerk, als om te toonen, dat zij in geen enkel opzicht zich meer in het onderhoud zou mengen. „Juist," zei Frans, in antwoord op Bekkers' wedergroet. „Ik ben Frans Gravels. En ik heb geen plan, je lang lastig te vallen. Ik wou je slechts een vraag doen. Weet-je ook iets van mijn zuster, van Kaatje De borduurster lichtte hij deze voor haar zoo zonderlinge vraag, het hoofd op. Bekkers aarzelde. Blijkbaar vond hij het zeer onaangenaam in het bijzijn zijner moeder te worden onder vraagd. En tocli, hij kon kwalijk anders, dan op deze pertinente vraag van bescheid dienen. Met een norschen blik op zijn moeder gaf hij ten antwoord „Ik weet er niets van." „Niets?" herhaalde Frans ongeloovig. „Je weet toch, dat ze om jou ons huis heeft ver laten je wilt toch niet zeggen, dat-je er niets van weet „Ik herhaal je, dat ik volstrekt niet weet, waar ze op dit oogenblik is." hartigheden en de wonden afwascht en lenigt van allen, die lijden door de gevolgen der zonde als zij treurenden den troostbeker biedt, gevuld aan de fontein van de liefde baars Heeren als zij, zelve zich lavende aan de bron der kennis, een waanwijze wereld echte weten schap leert en terugvoert naar de eenige fon tein van de wijsheid Gods als zij, water scheppende uit de fontein des heils, der wereld toont, welk een vrede, zegen en geluk allen, die zich bij haar voegen, wacht beantwoordt zij aan het doel, waarmede zij op den Pinksterdag in het bezit van al deze fonteinen werd gesteld. Welk een onverdiende genade heeft God aan die gemeente betoond, door haar al die gaven te schenken. Maar ook welk eene verantwoordelijkheid legt 't bezit dier fonteinen haar op. Elk Pinksterfeest zou er getuigenis van af moeten leggen, dat de oase in de woestijn dezer wereld, door de levenwekkende wateren dezer bronnen besproeid, elk jaar in omvang toeneemt en een steeds heerlijker leven open baart. Het zou niet billijk zijn, het oog te sluiten voor de vruchten, die in velerlei opzicht van het bezit dezer gaven het gevolg zijn. Er is werkelijk veel, waarin Gods genade wordt verheerlijkt. Doch hoe veel heerlijker nog zou het leven in de gemeente zich kunnen ontplooien, indien meer het oog open was voor de kostelijke gave, waaraan het Pinksterfeest ons herinnert. Indien meer op prijs werden gesteld, de fon teinen, die Gods ontfermende liefde aan Zijne gemeente verleende. Het Fort te Vlissingen. De Midd. Courant spreekt een verstandig woord naar aanleiding van het feit, dat links in de Tweede Kamer weer als één man stemde tegen een voorstel van den kranigen minister van oorlog. Ditmaal betrof het 't voorstel tot verbetering onzer kustverdediging tot hand having onzer neutraliteit in geval van oorlog. Wij vermoeden, zegt het blad: wevermoe- den 'sterk, dat ook links een oppositie geest zijn invloed heeft doen gelden, en een unaniem „tegen" heeft doen klinken, waar bij een andere partij-constellatie wellicht een minder beslist verzet zou zijn gebleken. Wij kunnen ons althans niet voorstellen dat over een der gelijke kwestie werkelijk alle vrijzinnigen toe- valiig gelijkelijk denken, noch wat de militaire zijde, noch wat de internationale gevolgen betreft. „Ik heb je verleden week met een andere gezien. Zeg me, waar je mijn zuster 't laatst hebt onmoet. Ik moet liet weten. Ik zoek ze al maanden. Waar is ze?" Moeder Bekkers hief het hoofd weder, van haar borduursel en er lag een angstige trek op haar gelaat. Frans' toon was dreigend en scherp geworden. „Neem je dat zóó hoog op? Welnu, ze heeft me den bons gegeven, al maanden geleden," zei hij schamper. Frans bruiste op. Was dat die zelfde meneer Bekkers, die niet gerust had, voor Kaatje het ouderlijke huis had vaarwel gezegd, om lièrn En sprak hij nu zoo onverschilligals of de zaak hem absoluut niet aanging en hem geheel koud liet! Wat karakterloos mensch bleek liet. „En waar was ze toen?" vroeg hij driftig. „Waar ze toen was? Laat eens kijken, o ja, jtiist 1" en hij noemde Frans het adres, waar ze toen haar verblijf had. „En je weet er verder niets van drong Frans nogmaals aan, driftig. „Och lieden kerel, nu ja, da's waar, 't is je zuster hé Maar als je dat alles moest ont houden En hij begon een of ander deuntje te fluiten. „Je bent een lage kerel," viel Frans uit. „Schaam-je je niet, om. „Sa, sa, wat zachter, manwe zijn hier in Wegzeggen dit niet alleen omdat we reeds vroeger enkele bezwaren tegen het bouwen van een fort te Vlissingen hebben bestreden. Ook de houding van zoovele vrijzinnigen bij de behandeling der jongste legerorganisatie hebben we betreurd. En we doen het ook nu. Dat er nu een fort te Vlissingen komt, stemt ons niet geestdriftig, want van zelf denken we aan de 5Va millioen die er voor noodig zijn. Maar eenmaal erkend dat er aan de Wester-Schelde iets dient te gebeuren _or betere handhaving onzer neutraliteit en die noodzakelijkheid erkennen we ten volle dienen we toch ook daarvoor gelden be schikbaar te stellen. Of 't niet goedkooper had gekund De tegenstrijdige uitspraken der deskundigen maken het voor een leek raadzaam geen defi nitief oordeel uit te spreken, maar wel willen we zeggen, dat de tegenstanders van een fort te Vlissingen ons niet overtuigd hebben van de mogelijkheid, als wij zelf in vrede zijn, om ter handhaving der neutraliteit op de Schelde een vreemde macht te weren door klein ma terieel, door mijnen, torpedo's e.d., zonder dat de gewone scheepvaart op Vlissingen, Neuzen, Gent en Antwerpen daardoor wordt, belemmerd voor geruimen tijd. Men zegge niet dat zooiets in oorlog nu eenmaal een treurige noodzakelijkheid is, want in het veronderstelde geval van 'neutraliteitshandhaving is Nederland niet in oorlog. En wij kunnen niet anders dan een stroom van gerechtvaardigde protesten uit de handelswereld voorzien, wanneer bij een oorlog, zeg tusschen Engeland en Duitsch- land, ons land bij voorbaat de Wester-Schelde onbevaarbaar maakt, door het strooien van zeemijncn, die geen oordeel des onderscheids hebben tusschen koopvaardij- en oorlogssche pen, en die niet zoo gauw zijn opgeruimd. Het leek ons altijd dat een fort dat bezwaar niet heeft, omdat het wel dat oordeel des onderscheids tusschen de voorbij varende schepen bezit. En evenmin zijn we erg onder den indruk gekomen van die buitenlandsche protesten, die zeer zeker geheel af te wijzen waren voor zoover ze, zonder ander motief dan bemoei zucht uit eigen belang, ons hooghartig en bangmakerig wilden verbieden onze verdedi ging in te richten zooals wij wensclienen die verder meer bestonden uit de protesten in pers mannen dan van verantwoordelijke autoriteiten. De „Times" vertegenwoordigt een heel andere groep dan de Engelsche re geering. En zeer stellig werd de beteekenis van do luidste dier stemmen Indépendance, Belgische correspondent der Temps, en nog eenige artikelen in Fransche tijdschriften zeer verzwakt, als men hoorde dat de schrijver één en dezelfde persoon, Roland de Marès, was. Er is trouwens van officieel-verantwoorde- mijn huis, versta-je. Ik verzoek je dus te zwijgen en te vertrekken. Ik heb met jou in ieder geval niets te maken." Frans hield zich in. Hij zag het nuttelooze en overbodige van verdere woordenwisseling in en bedwong zijn toorn. Moest hij bovendien zich zelf geen ge luk wensclien, dat Kaatje ten minste het ge zelschap van zulk een had vaarwel gezegd? In elk geval, hij had nu een spoor, dat hij kon volgen. En dat was al veel. Hij keerde Bekkers den rug toe. „Goeden avond, juffrouw, 't spijt me, dat ik u last veroorzaakt heb," voegde hij de weduwe toe. Een angstige blik was haar eenig antwoord. Frans vertrok. HOOFDSTUK VIII. „Twee Heeren." Een twintig jaar voor den aanvang van ons verhaal was de (weduwe Bekkers de oogen- schijn 1 ijk gelukkige gade van den zeer geachten notaris Bekkers. Ze woonden op_ een dorp in de nabijheid der stad en Bekkersj genoot het volle vertrouwen. De zaken gingen goed en velen benijdden het kleine gezin, dat geen tegen spoed kende en waar slechts welvaart en voor spoed schenen te huisvesten. (Wordt vervolgd.) DOOK ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1