Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
A. L. G. Bosboom-ToDssaint
Een groote verbetering.
FEUILLETON.
Uit de Tweede Kamer.
Zaterdag 8 Maart 1913.
10e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITÏÜ01J Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlgn vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BIJ DEN UI ÏTOEVER^
Art. 80 van de tegenwoordige Grondwet
bepaalt, dat van het kiesrecht uitgesloten zijn,
zij die in het burgerlijke jaar voorafgaande
aan de vaststelling der kiezerslijsten van eene
instelling van weldadigheid onderstand hebben
genoten.
Op grond van dit artikel worden de kerkelijke
armen-verzorgers jaarlijks gedwongen, aan het
gemeentebestuur op te geven, welke manne
lijke leden hunner gemeente in het voorgaande
jaar door hen zijn ondersteund.
Op die minderbedeelde broeders wordt dan
direct het brandmerk gedrukt van minder
waardigheid: burgemeester eu wethouders
voeren hen af van de lijst der kiesgerechtigden.
Waren ze het vorig jaar niet door ziekte of
andere omstandigheden belemmerd in het ver
dienen van het brood voor hun gezin, ze zouden
mee mogen stemmen. Nu ze tot hun ongeluk
daartoe niet in staat waren en de broederschap
hun te hulp kwam, naar het voorschrift van
den Koning der kerk nu staan ze zóó laag
in de oogen der overheid, dat ze aan de stem
bus niet mogen komen.
Het heeft ons altijd geërgerd, dat de diakenen
onzer kerken door de wet gedwongen werden,
jaarlijks bedoelde mededeeling te doen. Naar
onze meening schonden zij door die bekend
making eene wet, die in onze oogen hooger
staat dan de Grondwet van het Koninkrijk der
Nederlanden.
De liberalen hebben altijd deze fraaie be
paling met hand en tand verdedigd. Dit moet
ons trouwens niet verwonderen.
Als het in de verkiezingsdagen in hun kraam
te pas komt, kunnen ze over de kerk heel
veel lieve woorden spreken en komen de solli
citanten voor het lidmaatschap der Tweede
Kamer zich zelf aanbevelen met de mededeeling,
dat ze diaken of zelfs wel kerkvoogd zijn.
Doch met dat al zien zi] in de kerk toch
niets anders dan een menschelijke instelling,
die zelfs wat de inwendige regeling en de
verhouding der leden onderling betreft, be
hoort onderworpen te zijn aan de wetten van
den Staat. En is die verhouding zoo, dat de
eene broeder gedwongen is de hulp van den
anderen te vragen, dan drukt de liberale Grond-
1812 16 September 1912.
2)
(SLOT.)
Veel had men er op aan te merken, al vond
men het werkelijk een mooi verhaal. Tee
kenend vooral is het, dat in deze eersteling
van een drie-en-twintigjarig meisjes reeds uit
komt, welke richting zij wil inslaan.
In tegenstelling met' wat andere schrijvers
van haren tijd deden, doet mejuffrouw Tous-
saint in dit verhaal een „Protestantsch geeste
lijke" optreden, die het aandurft, den woesten
zeeschuimer Almagro of Xavère Desméranges,
zooals hij eigenlijk heet, het geloof aan een
„rechtvaardig en alziend God" in te prenten.
Na de „Almagro" volgde „De Graaf van
Devonshire", die welwillend werd ontvangen,
doch tevens scherp beoordeeld werd.
Men ried haar aan, eens een verhaal te
schrijven over de geschiedenis van ons eigen
vaderland, doch zoover kwam het voorloopig
nog niet. Zij besteedde haar kracht eerst aan
een paar andere werken.
Ondertusschen werd haar naam in de letter
kundige wereld meer en meer bekend, en
werd zij in letterkundige kringen eene gaarne
geziene gast.
Zoo zag men haar in de eerste jaren van
haar optreden veel in de woning van Ds.
Hasebroek te Ileilo, waar zij vriendschap sloot
met diens zuster Betsy Hasebroek en omgang
wet hem het merk der minderwaardigheid op.
Willen de vrijzinnigen eens krachtig hun
minachting uitdrukken voor hunne tegenstan
ders, dan betitelen ze hen met den naam
kerkelijke partijen. Dat is in hunne oogen
blijkbaar de vuilste scheldnaam, dien ze be
denken kunnen.
En dat alles om te toonen, hoe lief zij,
liberalen, de kerk hebben.
Er gaan dezer dagen huilebalken door 't
land, die tranen met tuiten schreien over de
booze aanslagen, die de tegenwoordige minis
ters van plan zijn te doen op de vaderlandsche
kerk. Hun liart smelt van weedom bij het
zien van het gevaar, dat deze kerk bedreigt
van de zijde eener regeering, die uitdrukkelijk
verklaartwij zullen art. 171 der Grondwet on
veranderd laten.
We weten niet, of deze snikkende rouw
dragers over het leed dat de kerk bedreigt
in hunne verbeelding altijd werkelijk van
meening zijn, dat hunne hoorders niet zouden
begrijpen, hoe spoedig hunne krokodillentranen
gedroogd zouden zijn, als ze in Juni de over
winning mochten behalen. Zoo ja dan zien
ze hun publiek toch wel voor onnoozel aan.
Mogen wij eens meedeelen, wat het ministerie-
Heemskerk wel van plan is te doen, als de uitslag
der verkiezingen het daartoe de gelegenheid
laat
Ze zullen met de modewerking der Kamers
de nare en voor de kerk zoo krenkende be
paling, dat zij die door hunne diaconie in
't voorgaande jaar zijn bedeeld, van het kies
recht zijn uitgesloten uit de Grondwet
verwijderen.
Het voorstel daartoe ligt reeds op de tafel
der Tweede Kamer, die het mettertijd zal be
handelen, als dit ministerie kan aanblijven.
Deze ministers toonen dus, de kerk te
erkennen als kerk, met wier huishouding en
onderlinge verhoudingen zich de Staat niet
heeft in te laten.
En mogen we dan tevens eens zeggen, hoe
over deze wijziging de liberalen denken
Let wel dé liberalen niet zoolang ze nog
den boer opgaan als sollicitanten voor het
lidmaatschap der Kamer.
Niet terwijl ze nog bedelen gelijk 't zoo
pas nog in onze buurt gebeurde lieve Christe
nen, stemt, bid ik u, al was het maar voor
een enkelen keer, op mij. Ik mag zeggen,
had met letterkundigen van naam, als Beets,
Willem de Clercq, Potgieter, Van Lennep
en anderen.
Had Potgieter in zijn critiek op „De Graaf
van Devonshire" de schrijfster verzocht, een
roman te schrijven, handelend over eigen
historie, spoediger dan men verwacht had zou
het hiertoe komen.
De uitgever Beyerinck te Amsterdam ver
zocht de schrijfster, hem een roman te leveren
uit het eerste tijdperk der Hervorming in
Holland, een verhaal, waarin men kon zien
den invloed, dien de Hervorming had op het
burgerlijk en huiselijk leven der Nederlanders.
Dit was de aanleiding tot het schrijven van
liet welbekende boek „Het huis Lauernesse."
Twee jaren van haar leven heeft de schrijf
ster aan dit werk besteed, en van die twee
jaren heeft zij slechts enkele maanden ge
schreven. Al den overigen tijd besteedde zij
aan een vlijtig en ernstig onderzoek der bronnen.
Het boek sloeg dadelijk in bij ons volk. De
schildering van het lijden om des geloofswille
trof zelfs ons volk van 1840, en het is, vooral
in onze kringen, een geliefd boek gebleven.
De burchtvrouwe Ottelijne van Lauernesse
is de heldin van het verhaal. Zij durft het
aan, te kiezen vóór de gesmade „Lutherije."
Naast haar treedt Paul van Mansveld op, „de
gezant van Luther en Melanchton de apostel
van het weer gezuiverde Evangelie, de bood
schapper van goede dingen. Hij brengt den
krijg en toch den vrede, vriendelijke, liefelijke
vrede."
Aangrijpend is ook de strijd tusschen Aer-
noud den ijveraar voor „het oude geloof" en
Ottelijne de vurige vriendin' van „Luthers
doctrijne." Hun liefde wordt voor altijd ver
dat ik ofschoon volbloed modern, toch een
vriend der kerk .ben, vroeger was ik diaken
nu ben ik kerkvoogd
Neen, zoolang over de sollicitatie niet beslist
is, zwijgt men liefst over dit voorstel, dat door
het ministerie inderdaad gedaan is.
Tot zoolang vergast men de hoorders liever
op allerlei koffiepraatjes over voorstellen,
waarvan de ministers uitdrukkelijk verklaren
die zullen we niet doen.
Toch kunnen we zeer wel zeggen, hoe de
liberalen over de voorgestelde wijziging denken.
Hun meest invloedrijk orgaan de groote
Nieuwe Rotterdamsche Courant, heeft het
in ondubbelzinnige woorden uitgedrukt.
Ziehier wat dit blad in zijn nummer van
Donderdag 6 Febr. 1. 1. van het bedoelde
voorstel zei
„De uitzondering uitsluitend voor de ker
kelijke bedeeling is wel héél kras. Eene bru
taliteit zonder weerga, hoogtepunt van ker
kelijke politiek. En men moest wel haast
aannemen, dat hier gansch andere, dan be
ginseloverwegingen den doorslag hebben ge
geven."
We gelooven dat de N. R. Courant hier
eerlijker voor haar meening uitkomt, dan de
rouwdragers, waarover we 't hierboven hadden.
Men zegt, dat er in politieke vergaderingen
in onze buurt veel geweeklaagd is over liet
droeve feit, dat er tegenwoordig zooveel huiche
larij gekweekt wordt onder de menschen.
We beginnen te vreezen, dat er voor deze
klacht wel eenige grond is.
Zitting van Woensdag, 5 Maart.
Na een mededeeling van den voorzitter be
treffende de voorbereiding van het wetsont
werp tot reorganisatie van de R ij k s v e r-
zekeringsbank, wordt het wetsontwerp
tot aanvulling van art. 88 der Suikerwet
aangenomen.
Aan de orde is dan het wetsontwerp be
treffende de Groothoeken der Natio
nale Schuld.
De heer T r e u b (V.-L.) brengt hulde aan
de samenstellers van het ontwerp, doch heeft
enkele opmerkingen over bijzonderheden zoo
over het herstel van misstellingen, de ver
klaring van erfpacht en de beperking van de
aansprakelijkheid van den staat in verhand
met de rechten van derden en minderjarigen.
broken en veranderd in bittere tweedracht.
Tusschen de hoofdpersonen door zijn op
treffende wijze tal van bijfiguren geteekend.
Ontroerend vooral is liet sterfbed van de
weduwe Bakelsze, de moeder van Aernoud.
Door het huis Lauernesse heeft Geertruida
Toussaint getoond, schrijfster van het Réveil
te willen zijn. Zij was een geboren Evange-
liste. Zielen te winnen in een wereld, die in
liet booze lag, scheen haar het zoetst. En
nu moge men vrij beweren, dat dit beginsel
hare kunst heeft geschaad ons is zij om dit
beginsel dierbaarderwij voelen ons juist
hierdoor aan haar verwant.
Haar blik was echter veel ruimer dan die
van het Réveil. Zij had echten historischen
zin, en verwijlde met hare gedachten ook gaarne
buiten onze grenzen. De dingen dezer wereld
trokken hare aandacht, boezemden haar be
lang in.
En hierin onderscheidde zij zich van het
Réveil, dat vaak zoo hemelsch gezind was,
dat men het aardsche gaarne het aardsche liet.
Omstreeks dezen tijd was mejuffrouw Tous
saint verloofd met Beinier Bakhuizen van den
Brink, den fijnste der Nederlandsche critische
hoofden.
Velen vonden dit een schitterende vereeni-
ging, doch wie wat dieper doordacht, moest
wel tot liet besluit komen, dat deze verloving
op den duur geen steek kon houden.
De beiden gelieven mochten, wat hun ver
stand betrof, eikaars gelijken zijn, op het stuk
des geloofs waren zij elkanders tegenvoeters.
Bakhuizen van den Brink was een „onbe
keerde in hart en nieren Geertruida Toussant
was eene geloovige Christin en waar de Heilige
Schrift ons zelf stelt voor de vraag „Wat ge-
De minister van financiën, de heer
Kolkman, beantwoordt de opmerkingen van
den heer Treub, aan een waarvan hij tege
moetkomt.
Na repliek en dupliek noemt de minister hij
de artikelsgewijze behandeling een amendement
op art. 23 over, volgens hetwelk een verbete
ring van een misstelling, niet ontstaan door
een handeling van partijen, door den directeur
geparafeerd moet worden.
De heer Treub licht daarna een amende
ment toe op art. 35, dat eenig bezwaar ont
moet bij den heer Van Sasse van IJsselt,
maar dat bij den minister in zooverre
tegemoetkoming vindt, dat hij voorstelt liet
artikel zoo te lezen, dat het bewind van den
bewindvoerder van een nalatenschap hier niet
langer duurt dan zoolang de erfgenaam of lega
taris leeft.
De heer Treub trekt nu zijn amendement
in en het gewijzigde artikel wordt evenals liet
geheele wetsontwerp z. h. s. aangenomen.
Vervolgens komt aan de orde liet wetsont
werp, inhoudende een wijziging van de wet
tot regeling van de personeele belas-
tin g.
De heer Treub verdedigt een amendement
op art. 1, welk amendement de strekking heeft
om ook voor koffiehuishouders of restaurateurs
slechts V3 der huurwaarde van perceelen, uit
sluitend dienende tot uitoefening van het be
drijf, te berekenen, waar dit voorrecht ook
aan logementhouders is toegekend.
De lieer De Jong (TJ.-L.Hoorn) juicht
het amendement toe en verdedigt liet nader.
Hij wijst o.ui. op het adres van de Rotter
damsche koffieliuishouders en restaurateurs.
Bij de regeling van werkzaamheden zegt de
voorzitter o. m., dat hij voornemens is de
Kamer na Pasclien op 1 April weer bijeen te
roepen, om dan den volgenden dag de Ziekte-
w e t te behandelen.
De heer Patijn (U.-L.) zegt zich niet te
kunnen vereenigen met de luchthartige wijze,
waarop de regeering, als zij in Juni heengaat,
met de dekking van de kosten der gratis-pen
sioenen handelt.
Het voorstel van den voorzitter wordt z. h. s.
aangenomen, zoodat op 2 April de Ziek
tewet in behandeling genomen
zal worden.
De lieer Ter Laan (S. D. A. P.) vraagt
den voorzitter na Paschen aan de orde te stel
len liet sectie-onderzoek van de wetsvoorstellen
der sociaal democraten tot wijziging van de
meenschap heeft het licht met de duisternis
daar kan het ons niet verwonderen, dat deze
verloving in 1842 werd verbroken.
In 1851 is zij gehuwd met den beroemden
kerkscliilder J. Bosboom, met wien zij toen
in 's-Gravenliage ging wonen.
Ondertusschen rustte haar pen niet. Tal
van groote en kleine werken volgden elkan
der tamelijk vlug op.
Zoo verscheen in 1841 „Een kroon voor
Karei den Stouten", in 1843 „Verspreide ver
halen", in 1844 „Drie verhalen uit Spanje",
in 1846 „De Graaf van Leicester in Nederland",
van 1854—'55 verscheen „Gideon Florensz"
en 1870 „De Delftsche Wonderdokter". We
noemen hier slechts enkele van de vele werken,
die zij schreef.
Met „Majoor Frans", dat in 1874 verscheen,
betrad zij een geheel nieuw terrein, en ver
wierf zij een roem, welke die van hare werken
wellicht nog overtrof.
Een schitterende letterkundige loopbaan van
negen en veertig jaren had zij achter den rug,
toen zij in 1886 stierf, en een schat van koste
lijke christelijke lectuur liet zij ons volk na.
Al die jaren van noesten vlijt brachten haar
finantiëel slechts weinig op. Niet, dat het
haar daarom te doen was, maar liet was toch
teekenend voor Nederland, dat haar leven in
weerwil van den roem van haren echtgenoot
Bosboom en van haar eigen vermaardheid tot
het einde toe zorgelijk geweest is.
Het nageslacht heeft in deze de ondank
baarheid der tijdgenooten goed te maken.
Daartoe kan dit eerste eeuwfeest in ruime
mate medewerken.
Clir. Volksblad.
ZEELANDICUS.
il" 1
4.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.