Hntirevolutionair nieuws* en Advertentieblad Zeeland. Christelijke Ouderwijzers naar de Oost. FEUILLETON. Langs eigen Spoor. No. 996. Woensdag 26 Februari 1913. 10® Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrïjdagavondt uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaat van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags i UUR op den dag der uitgave. Op verzoek nemen we 't volgende Ingez. Stuk over uit De Standaard Christelijke onderwijzers aan eene „neutrale" school. Mijnheer de Eedacteur Tot de kwestiën, die in den laatsten tijd op den voorgrond dringen, behoort ook die van de werkzaamheid van Christelijke onderwijzers aan de gouvernementsschool in Oost-Indië. De heer A. A. L. Rutgers heeft daarover een en andermaal geschreven, en wel in Onze Vacatures van 28 November 1912 en De Macedoniër van Jan. 1918. Hij dringt er op aan, dat Christelijke Onderwijzers een plaats zullen zoeken in de (openbare) gouvernements school, om zoodoende het Christelijk element te versterken, en mede te werken tot de kerstening van Indië. Van redactiewege werd het laatstgenoemde artikel van een onderschrift voorzien, waarin o.a. gezegd werd„het komt mij voor, dat de kwestie niet zoo eenvoudig is, als het velen ondgfcvijzers toeschijnt." Ik zou deze ver klaring op de volgende wijze willen aanvullen „en ook niet zoo eenvoudig, als het den heer Rutgers toeschijnt." Wat toch is het geval? Op den voorgrond stellen we, dat versterking van het Christelijk element in Indië eene zaak is, die door ieder Christen behoort te worden toegejuicht, en dat daarom ook werkzaamheid van Christelijke onderwijzers aan de gouver nementsschool onvoorwaardelijk moet worden aanbevolen, indien zij geoorloofd is volgens, en vereenigbaar is met het Christelijk beginsel. Schijnbaar mag het nu van aanmatiging ge tuigen, indien men zich ten deze een opinie veroorlooft, afwijkende van iemand, die de Indische toestanden uit eigen ervaring kent. Dit is echter slechts schijnbaar. Immers de kwestie wordt niet louter beheerscht door de Indische toestandende werkzaamheid van Christelijke onderwijzers aan de Gouverne mentsschool wordt mede bepaald door de verplichting tot neutraliteit, zooals die in Artikel 22 van het Reglement en in Artikel 35 lid 2 der Schoolwet woordelijk gelijk is voorgeschreven voor Oost-Indië en voor het moederland. Hiermede wordt de kwestie dus een onder- 2) 't Was wel een scherp contrastde ouders, altijd kalm en stemmig, en de haast al te levenslustige dochter. En als moeder en dochter dan ijverig in de weer waren, om door breien en naaien de verdiensten wat omhoog te brengen, rustte Kaatjes mond bijna geen oogenblik en ze wist haar, uit den aard ove rigens zwijgzame moeder wel aan het praten te krijgen, zonder dat nochtans haar handen onledig bleven. En als Frans, die een paar jaar jonger was, dan thuis kwam, en een plekje zocht, waar hij wat lezen en studeeren kon, zegende hij vaak het oogenblik, dat zijn zuster even er uit wipte en Tiaar gepraat en gelach zijn gedachten niet verstoorde. Maar dat was nu al sedert vele maanden anders. Kaatje? lach klonk niet meer door het stille vertrek. Was dat de oorzaak van die stroeve trek om vrouw Gravel's mond Rouwde ze Ze rouwde maar niet over een doodeze deel van het algemeenere vraagpunt„Mag een Christelijk onderwijzer in zijn onderwijs de verplichting op zich nemen tot neutraliteit of, zooals ik in 1904 de vraag formuleerde „Is er voor een Christelijk onderwijzer plaats aan een „neutrale" onderwijsinrichting En waar dit eene vraag is van algemeene strek king, die eerst in abstracto moet worden be antwoord, doet het er bij de bespreking niet aan toe of af, of men in het moederland of in de koloniën woont, op Java of in Groningen. Op genoemde vraag is het antwoord in den weg der historie ontstaan, maar toch is het zeer verklaarbaar, dat zij telkens opnieuw wordt gesteld. De drang van het Christelijk hart leidt daartoe, hetzij die zich in Gere formeerde kringen openbaart als een streven naar Evangelisatie- en Zendingsarbeid, of dat men in Hervormde kringen spreekt van Cliristianiseering der openbare instellingen. Telkens stuit men ten deze op het gebod der neutraliteit. Het Bestuur van den Klokkenberg meende indertijd eene oplossing gevonden te hebben, door de onderwijzers in de openbare school werkzaam te doen zijn als „zwijgende getui gen" Naderhand kwam de zaak nog al eens aan de orde. Zoo in 1903 in betrekking tot de openbare normaallessen. Schrijver dezes gaf destijds een brochure in het licht met den titel „Is er voor een Christelijk on derwijzer plaats aan eene „neutrale" onder wijsinrichting (uitgegeven bij Höveker en Wormser), eene vraag, die hij met een vol mondig neen beantwoordde. Op de vergade ring van den Schoolraad in 1904 werd met zoo goed als algemeene stemmen uitgesproken, dat bedoelde werkzaamheid onvereeuigbaar werd geacht met het Christelijk beginsel en zulks na ampele besprekingmen zie het Verslag. Alles hangt m.i. af van de interpretatie van bedoeld wettelijk voorschrift, en nu komt het me voor, dat de heer Rutgers zich hiervan wat al te gemakkelijk af maakt. Groen van Prinsterer vroeg na 1868-strikte handhaving der neutraliteit op de openbare school, en de houding van ons Christenvolk, ook die onzer Christelijke onderwijzers, is daarmee in overeenstemming geweest. Laten we nu niet zeggen„maar neutraliteit is on mogelijk t" want van die onmogelijkheid moet de openbare school dan zelve maar het gewilde slachtoffer worden. Eerlijke uitvoering der Wet is toch wel het minste, wat men eischen mag, en de Wet zegt nog altijd, dat hetfraw. We gaan hier niet verder op in, maar verwij zen naar bovengenoemde brochure, bl. 15 e. v. Maar nu wil de heer Rutgers (die zich van het neutraliteitsbezwaar wel wat luchtigjes rouwde om de levendeen de rouw wjis er te smartelijker, te wreeder om. Kaatjes naam werd niet meer genoemd als bij stille afspraakhaar portret was van den muur verdwenen en moeder Gravels had het, neen, niet weggeworpen of verbrand, maar verborgen diep in een der laden van haar ouderwetsche linnenkast De deur wordt geopend en onmiddellijk weer gesloten. Frans Gravels is binnengetreden. „Dag moeder 1" „Dag Frans." En regelmatig tikt de klok verder. ,,'t Is heet, smoorheet," zegt Frans. Hij zet den breedgeranden stroohoed af en neemt plaats aan de tafel tegenover zijn moeder in vaders leunstoel. Het kleine zuchtje wind, dat onder het ge opende raam doordringt, geeft waarlijk nog eenige verkwikking. „Ja," zegt z'n moeder, ,,'t is heet, Frans „Ja en hier vooral, op dat nare hofje. Wanneer gaan we hier toch eens vandaan 't Komt er op ietwat ontevreden toon uit, terwijl hij, half achterover geleund in den stoel, met de vingers der rechterhand op de tafel trommelt, als moest die roffel eenige regelmaat houden in de gedachten, die hem door 't hoofd gaan. ADVERTENTIES tikT TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. afmaakt) onder het Wetsartikel een andere interpretatie schuiven. Hij zegt (zie De Macedoniër)„Met die eerbiediging van anderer gevoelens, kan uiteen zetting van eigen standpunt zeer «vel samen gaan. Mits thetisch, niet polemisch." Ik ben zoo vrij op te merken, dat dit een geheel nieuwe opvatting der neutraliteitsbe- paling is. Maar voor wie moet deze opvatting gelden? Alleen voor onderwijzers van Christelijke be ginselen, of ook voor ongeloovige Natuurlijk voor allen. Heeft dan de lieer Rutgers zich de draagwijdte dezer opvatting wel ingedacht Zullen dan de openbare onderwijzers wettelijk het recht hebben, tegenover de kinderen het Darwinisme, de leer van den klassenstrijd, ja allerlei ongeloofstheorieën, „thetisch" te ver kondigen, en is dit dan nog altijd neutraal? Is dit dan nog altijd eerbiediging van anderer godsdienstige begrippen Naar mijn bescheiden meening, en ik meen, dat dit ook de heerschende opinie is in onze kringen, zouden zulke onderwijzers hunne positie in de openbare school eenvoudig mis bruiken voor ongeloofspropaganda, en zulks in flagranten strijd met Art. 33 der Wet en Art. 22 van het Reglement. Ik kan het dan ook niet anders inzien, of liet advies van den heer Rutgers staat lijnrecht tegenover wat het Program der Antirevolutio naire parti] wenscht (Zie Art. 12)„dat de Staat voorkome, dat de overheidsscholen tot propaganda van godsdienstige of tegen den godsdienst gekeerde begrippen misbruikt worden." Hoe zou ook eene dergelijke propaganda samen kunnen gaan met eerbiediging der gods dienstige begrippen van andersdenkenden, die, uit nood of om welke reden ook, hunne kinderen aan bedoelde onderwijzers toevertrouwen Maar de lieer Rutgers schijnt alleen te zien op de onderwijzers van Christelijke beginselen, en wil voor hen het privelegie van „vrije uiteenzetting hunner beginselen." Een ge- dachtengang, die ons alleen verklaarbaar schijnt voor wie op het standpunt van een geprivele- giëerde Kerk en School staat. Wat hij verder nog zegt, volgt uit het hier boven genoemde. „De wet eischt niet, dat een onderwijzer tegen zijn geweten, ingaat, indien hij slechts niet doet, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd enz. 't Kan zijn, dat we te goeder trouw dwalen. Maar zoolang we daarvan niet overtuigd worden, plaatsen we hier onmiddellijk onze beschouwing naastEen Chr. onderwijzer, die niets doet, wat strijdig is enz., die dus „Frans, je bent bier geboren en met eere groot gebracht, 't Hofje is goed genoeg ge weest voor je vader en moeder, laat het dat voor jou ook wezen, jongen." Er komt een wrevelige trek om Frans' mond. Dat is de nederigheid van moeder, van vader, die hem zoo tegen de borst stuit, 't Is waar, hij is er met eere grootgebracht en vader en moeder hebben er altijd gewoond, maar wordt het geen tijd om eens te veran deren. Eerlijk gezegd, hij begint zich toch wel wat te hoog te voelen voor een hofje. Hij is nu geen kind meerheeft tamelijk ruime verdiensten en hij schaamt zich er voor voor vrienden en kennissen, dat hij nog altijd daar woont. Kon dat nu niet veranderen Om de kosten hoefden vader en moeder 't nu immers niet meer te laten Maar al zijn redeneeringen stuiten af op wat hij verkeerde nederigheid noemt bij zijn ouders. En dat vader en moeder onverzettelijk zijn op dit punt, hij is er zoo zeer van overtuigd, daj, hij ook thans op moeders vermaning slechts met een onwillig hoofdschudden antwoordt. Ondertusschen beijvert moeder Gravels zich Frans van zijn middagmaal te voorzien. Na den maaltijd, waarbij haast geen woord gewisseld wordt, zet Frans zich tot lezen. Moeder schuift hem een kwarto-bijbel toe. Hij zou hem voor zijn andere lectuur bijna neutraal onderwijs zal geven, gaat tegen zijn geweten in. Want hij is gedoemd, de neutraliteit in acht te nemen tegenover de centrale punten van zijne levensbeschouwing. In de praktijk van zijn schoolleven wordt door hem de leer der Schrift, ja God zelve, ingedeeld bij de „onver schillige dingen", die verzwegen kunnen worden. Waar de heer Rutgers dan ook vraagt„zal het geen groot verschil maken, of een Chris telijk onderwijzer van de Hervorming vertelt of over God spreekt, of dat een ongeloovige dit doet, ook al -wordt door beiden de neutra liteit betracht daar antwoorden we zeker. De ongeloovige doet liet uit onverschilligheid alzoo, de Christen onzes inziens met een beschuldigd geweten. Gaat de redeneering van den heer Rutgers op, dat uiteenzetting van eigen standpunt (mits thetisch, niet polemisch) op de openbare school mogelijk is, dan vraag ik heeft dan de oprichting van ons duizental Christelijke scholen, heeft dan de gansche Schoolstrijd alleen plaats gehad om het twijfelachtige voordeel, dat we nu ook polemisch voor de kinderen mogen optreden P Ging het niet veeleer om het„Leer den jongen de eerste beginselen Dat is toch thetisch. Maar dit had dan wel op de openbare school gekund, als de neutraliteitsopvatting van den heer Rutgers de ware is. Nog ééne opmerking. In hoe verre de school neutraal moet zijn, hangt af van de plaatselijke omstandigheden. Het plaatselijk milieu kan van dien aard zijn, dat Christelijk onderwijs op de openbare school mogelijk is. Niet op die gevallen hadcjen we het oog: We schreven alleen over neutrale scholen. En dan wil het ons voorkomen, dat niet in opheffing der neutraliteit het heil moet worden gezocht, maar veel meer in het over dragen der school aan de rechthebbenden (5e conclusie, Unierapport), voor welke recht hebbenden in Indië de Zending kon op treden. Met dank voor de plaatsing, T. VAN DER KOOIJ. Wildervank, 1 Febr. 1913. De redactie van De Standaard teekent hierbij- aan Voor ons heeft 't nooit een voorwerp van twijfel uitgemaakt. Wie den Christus belijdt als zijn Heere en Koning, moet zich niet ver binden, aan wat school ook, waar hij als onder wijzer niet geheel vrij is, om de kinderen tot zijn Heiland te roepen. vergeten. Toch opent hij dadelijk het Boek en leest, plichtmatig waar de bladwijzer ligt, een hoofdstuk hardop voor, terwijl vrouw Gravels de breinaalden laat rusten en met de handen in den schoot gevouwen, toeluistert. Het schijnt bij beiden meer op een vorm, dan op een behoefte te lijken. Het Boek wordt gesloten, de handen vouwen zich voor een wijle tot een dankgebed en een oogenblik later ratelen weer de breipennen, terwijl Frans zich verdiept in eenige couranten en tijdschriften. „Moeder, misschien wordt het vanavond wel wat later, want we hebben bestuursvergadering van de Jongelingsvereeniging bij Braams aan huis." „Je weet, Frans, dat je vader er op gesteld is, dat je om uiterst half tien thuis bent." „Maar hoe kan dat nu," valt Frans uit, „om acht uur heb ik pas klaar op kantoor, en ik kan -dus niet voor half negen bij Braams zijn, en daarvandaan naar huis is ook een half uur. Dan kan ik er beter heelemaal niet heengaan." „Nu, dat was vader nog wel zoo lief. Vader is niet voor al die nieuwigheden, je liever thuis." Vader heeft (Wordt vervolgd.) DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1913 | | pagina 1