Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Tegen eigen volk.
Uit de Pers.
Uit de Tweede Kamer.
No. 989.
Zaterdag 1 Februari 1913-
10e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen. Tet Neuzen Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond.
uitgezonderd op feestdagen.
bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlBn vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlK'4 TE BEZOR(j.EN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
ii.
„Het middelbaar onderwijs zal echter alleen
worden gevolgd door degenen, die bestemd
worden voor een hooger ambt in het maat
schappelijk en staatkundig leven. Aan het
onderwijs van dezulken behoort de maatschappij
wat bij te passen, daar deze later hun krachten
en verworven kennis weer ten dienste der
gemeenschap stellen" zoo hooren we verder.
We zullen een oogenblik aannemen, dat
deze redeneering opgaat, al komen we er
aanstonds weer op terug.
Het wil ons dan toch voorkomen, dat aan
dit bijpassen ruimschoots voldaan wordt door
de Rijksbijdrage van 10,000 gulden. De maat
schappij kan dus gevoegelijk de taak van dat
bijpassen aan den Staat overlaten en een
kleine gemeente als de onze heeft aan het
bijpassen ten behoeve van de on- en min
vermogenden die den kostenden prijs natuurlijk
niet betalen kunnen, reeds meer dan genoeg.
Voor menschen, die drie duizend gulden of
meer per jaar inkomen hebben is geen bijpassen
noodig buiten de rijkssubsidie.
Doch is de spreker wel zoo zeker, dat het
middelbaar onderwijs alleen gevolgd zal worden
door hen, die later een hooger ambt in de
maatschappij zullen bekleeden
Hij spreekt tamelijk boud, doch we vreezen,
dat hij ook hier meer zegt, dan hij waar kan
maken. En dit, ondanks dat hij voor enkele
weken nog in ons blad heeft kunnen lezen,
wat de heer Brants, de districts-schoolop-
ziener van Goes, omtrent dit onderwerp zei
op de bekende vergadering in Middelburg
van de leerlingen der H. B. S. verongelukken
ongeveer 70 procent, d. i. vaD de 100 leer
lingen komen er ongeveer 30 goed terecht met
hun aldaar opgedane wetenschap.
Er schijnen dus heel wat leerlingen deze
dure inrichtingen te bezoeken, voor wie al
dat bijpassen niet veel geeft en aan wie de
gemeenschap niet veel dank schuldig is .voor
het ten dienste stellen van de op eene H. B. S.
verworven kennis.
Heel die fraaie redeneering is dan ook niet
veel meer dan een phrase veel woorden maar
weinig zin.
B. en W. hebben serieus beoordeeld, of ze
het voorstel-De Jager c. s. konden overnemen.
We moeten dus aannemen, dat hetgeen de
spreker aanvoerde om dit voorstel af te breken,
goed overwogen is en hij dus niet zoo maar
gezegd heeft, wat hem voor den mond kwam.
Hoe denkt men dan over het volgende in
verband met het bovenstaande
Er zijn in de gemeente 54 aangeslagenen
met een belastbaar inkomen van meer dan
3200 gulden, die samen 45 kinderen hebben
van den leeftjjd (naar we veronderstellen] dat
ze de H. B. S. zouden kunnen bezoeken.
Nu vindt de spreker de theorie, dat wie
kan, den kostenden prijs moet betalen, wel
mooi, maar hij wil ze niet toepassen, omdat
bet aantal leerlingen, die komen zullen uit
deze klassen zoo gering is, dat „het per saldo
voor de opbrengst weinig zou baten."
In de eerste plaats zouden we willen vragen
als zij, die bestemd zijn, om een hooger ambt
in de maatschappij te bekleeden en voor wie
naar het zeggen van den spreker de H. B. S.
alleen bestemd is, niet uit deze klassen komen,
uit welke klassen verwacht de spreker die
toekomstige hoogere-ambtsbekleeders dan wel?
Menschen van minder inkomen dan een goede
drieduizend gulden kunnen hun kinderen toch
naar geen universiteit zenden en zullen dus,
als ze hun verstand gebruiken, wel niet dingen
naar die „hoogere ambten" voor hunne zoons
en dezen de H. B. S. niet doen bezoeken.
Socialisten zijn er al genoeg en liet geleerd
proletariaat hoeft men niet verder aan te
kweeken.
Maar voorts, als ge nu serieus dit voorstel
heet bestudeerd te hebben, wat hindert het
dan, dat er slechts 45 kinderen zouden zijn,
waaruit men de leerlingen kan verwachten
voor wie de kostende prijs wordt betaald
In welk opzicht kan dit een bezwaar zijn
tegen het voorstel-De Jager? Waar zit hier
toch de logica
Al was 't er maar één, die in de termen
viel daarmede is het voorstel toch niet
verkeerd
Ja maar meent de spreker „het gaat niet
aan, die hoogst aangeslagenen den kostenden
prijs te laten betalen, daar toch ook zij het
zijn, die in den hoofdelijken omslag hoog zijn
aangeslagen en het meest bijdragen in de alge-
meene lasten. Zij zullen naar mate van hunne
draagkracht dubbel moeten betalen."
Is deze wijsheid nu het resultaat van al dat
serieus overdenken
Als bedoelde personen hoog zijn aangeslagen,
staan zij precies gelijk met anderen, die ook
naar hun vermogen bijdragen in de algemeene
lasten. Nu komen ze echter voor hun zoon
of dochter plaatsing vragen op eene school,
die aan de gemeente misschien 3 a 400 gulden
per kind en per jaar zal kosten en misschien
nog al meer.
Zoolang hun kinderen in de eerste afdeeling
zitten betalen ze hiervoor 72 gulden per jaar
en in de tweede afdeeling 120 gulden. Wie
moet nu de rest betalen
Zij zeiven niet, zegt de spreker, want ze
betalen reeds een belasting overeenkomstig
hun inkomen en als ze dit nu ook nog moesten
bijpassen, zouden ze dubbel belast worden.
Neen, dat moeten anderen doen, die van de
school geen gebruik maken. Ze dragen ook
wel hun evenredig deel in de lasten, en krijgen
er nu nog wat bij, om de som bij te passen
waarmede mijnheer A of mevrouw B uit de
gemeentekas wordt bedeeld doch dit vindt
de spreker geen dubbele belasting.
Stel, ge bouwt straks eenige heerenhuizen
op kosten der gemeente. Zult ge die soms
voor den halven prijs verhuren aan de hoogst
aangeslagenen in den Hoofdelijken Omslag,
omdat de bewoners toch ook al bijdragen in
de algemeene lasten en anders dubbel belast
zouden worden
Onzin, zult ge zeggen, zoo iets te veronder
stellen en ge hebt gelijk. Zoo denken wij
ook over het resultaat van al die serieuse
overwegingen.
Het lust ons niet, de zonderlinge redenee
ringen, waarmede deze spreker met ver
loochening van eigen beginsel en dikwijls in
tegenspraak met zichzelf deze kwade zaak
tracht goed te praten, alle uiteen te rafelen,
'tls toch al erg genoeg, dat we zoo moeten
optreden tegen een partijgenoot, die tevens
overheidspersoon is. Slechts zouden we hem
dezen raad willen geven praat voortaan wat
minder ten behoeve van menschen, die best
zelf kunnen betalen en overweeg nog een
beetje meer serieus uwe woorden.
Eén argument moeten we echter nog wat
nader bezien, omdat het meer dan al het
overige onze verontwaardiging en die van velen
met ons heeft opgewektde spreker vindt
dat de heeren De Jager, De Bruijne en Sclieele
inconsequent zijn. Vooral uit dezen mond
klinkt dat woord zonderling. Daarover echter
naar we ons vpornemen een kort woord in ons
volgend nummer.
(Slot volgt).
V Ziet hij de bui hangen
Als 't schip zinken gaat, verlaten de ratten
het en zoeken een goed heenkomen.
Heeft hieraan ook onze rijksontvanger ge
dacht? Gaat hij zijn lijf bergen, nu 't op be
talen zal aankomen, nadat hij ons eerst een
inrichting heeft helpen bezorgen, die Neuzen's
financiën zal ruineeren
Is hij de eerste die wegvluchtwie zal
de tweede zijn
Eén troost blijft ons met dat al over.
We krijgen eene II. B. S. en dus zal er wel
weer een rijksontvanger zoo goed willen zijn,
zich hier te vestigen.
Kregen we die inrichting niet, zoo is ons
altijd verzekerd, dan zouden de rijksambte
naren hier niet willen wonen en bleven we
met onze belastingpenningen zitten
Dat z»l nu gelukkig niet het geval zijn.
Mr. Regout als Officier van Justitie.
Over de talentvolle Wijze waarop de ont
slapen Minister van Justitie voorheen als
Officier van Justitie bij het parket zijn functie
uitoefende, wordt meer dan één roerend ge
tuigenis afaelegd. In de groene Amsterdammer
huldigde Mr. den Hartog hem als zoodanig,
terwijl een inzender in het Utrechtsch Dag
blad zich aldus uit
„Mr. Regout was een gemakkelijk spre
ker sprak daarenboven met 'n zekerheid
en 'n gestrengheid van toon, die ons
dwong naar hem te luisteren. Men moest
naar 'm luisteren, want hij boeide van het
begin tot liet einde. Hij bouwde z'n bewijs
steen voor steen op, en metselde als 't
ware intusschen de voegen dicht, waarin
wellicht het houweel van den verdediger
zou pogen vast te slaan. Na de bewijs
levering, waarbij om beurte het geheugen
en de indrukwekkende stijl van den spreker
werden bewonderd, kwam Regout dan
tot den persoon van den beklaagde, dien
hij doorgaans volkomen had doorgrond.
Het gansche leven van den verdachte
werd door de Rechtbank ontvouwd. Regout
wees op de schaduwzijden, maar ook op
de lichtpuntenhier werd in enkele lijnen
het geheele beeld geschetst, opdat de
rechters zouden weten hoe over dezen
man te moeten oordeelen. Wij herinneren
ons een requisitoir van Regout tegen een
jongen kerel, die voor moord terecht stond
en ondanks verpletterende getuigenver
klaringen pertinent en cynisch alle schuld
ontkende.
Aan het einde van z'n eisch gekomen
richtte de officier zich tot den beklaagde,
terwijl het doodstil werd in de volle zaal
„Mijnerzijds heb ik getracht u tpt inkeer
te brengenik heb met u gesproken in de
eenzaamheid van uw cel, ik heb u bij dag
opgezocht en ik ben des nachts bij u
geweest, ik heb gedaan, wat ik doen kon
en mocht, om in u nog een sprankje van
beter leven te ontdekken en het te mogen
aanblazen tot uw welzijn. Gij hebt niet
gewild berouw hebt ge niet willen toonen
en even onverschillig als gij waart jegens
mij, zijt gij geweest jegens de rechters, die
weldra over u zullen vonnissen. Maar
voor en alleer zich de gevangenisdeur
wellicht voor goed achter u sluit, wil ik
nog een poging wagen, de laatste die ik
doen kan. Ik roep u, jongeman, met een
leven, dat zoo anders iiad kunnen wezen,
maar dat nu reeds verwoest is en vergooid,
ik roep u het beeld uwer moeder voor
oogen en hoop, dat haar aanblik in u zal
kunnen wakker roepen, wat ik niet in u
heb vermogen te wekken."
Hier zweeg Regout. Men kon 'n speld
hooren vallen. De geheele zaal was in
spanning. De beklaagde keek den officier
aan, wiens blik onafgebroken op 'm had
gerust.
De jonge man barstte in snikken uit
en bekende het misdrijf, waarvoor hij
terecht had gestaan.
Wie Mr. Regout aan de Amsterdamsche
Rechtbank heeft gekend, zal hem niet
spoedig kunnen vergeten. Hij was een
officier in wien het menschelijke mede
gevoel nooit onderging en die het zich als
'n duren plicht beschouwde in den beklaagde
ook nog iets anders te ontdekken dan het
misdadige alléén. Zoo kwamen de ver
dachten bij hein in het volle licht te staan,
opdat zou worden recht gedaan naar eisch
en billijkheid. Daartoe sprak hij met de
beklaagden tijdens fret voor-onderzoek en
bracht hij bijeen, wat naar zijn meening
dienstig kon zijn in hun belang. En menig
veroordeelde zal in de gevangenis in stilte
tot de erkenning zijn gekomen, dat tegen
over hem stond een justitie-ambtenaar, die
opkwam voor het onverbiddelijke recht,
wiens verschijning misschien stroefheid
deed vreezen en meedoogenlooze hardheid
maar wiens inborst was vol piëteit voor
den gevallen medemensch, en die alzoo
verstond aanleiding en omstandigheden
tot de misgreep en voelde wat er omging
in het gemoed van hem of haar, die den
zwaren gang deden ter rechtzaal henen".
Zitting"Van Woensdag 29 Januari.
De beraadslaging over de afdeeling Lager
Onderwijs van de begrooting van binnen-
landsche zaken wordt voortgezet.
De minister, de heer Th. Heemskerk,
komt nog eens op de kwestie-Allerzielen terug,
waarbij hij zegt, dat de opvoering door de
onderwijzers in besloten kring niet verboden
is geworden door den schoolopziener.
De minister behandelt dan eenige gevraag
de wetswijzigingen, met betrekking tot het
tellen der leerlingen op 15 Januari, den toe
latingsleeftijd en de politie van het schoolhoofd.
Hij spreekt zich tegen invoering van leer
plicht voor het herhalingsonderwijs uit, doch
zegt, dat het in zijn lijn ligt, het herhalings
onderwijs in de richting van vak- en handels
onderwijs te ontwikkelen.
Spr. behandelt dan de dooreenmenging van
schoolgeld en contributiën, de buitengewone
subsidie aan het openbaar onderwijs, de sub-
sidieering van de bibliotheek te Achtkar-
spelen, de kleine scholen bij het bijzonder
onderwijs, en het verkiezingsgebe^J der kinde
ren, dat hij een niet voor bespreking in de
Kamer vatbare vraag van christelijke paedago-
giek acht te zijn.
Daarna komt de minister tot de klachten
over verwaarloozing van het openhaar onder
wijs en bespreekt hij verschillende gevallen,
o. a. die van de burgemeesters van Lienden
en Strijp, van slechte schoolgebouwen of het
ontbreken en opheffen van een school.
Spr. verdedigt binnen zekere grenzen het
onderzoek naar de overtuigingen der sollici
tanten, als te Apeldoorn is geschied, en zegt,
dat het ontwerp, dat den kinderbijslag ook
voor de onderwijzers zal brengen, door den
toestand van de financiën geboden was, wilde
men de salarissen werkelijk verbeteren.
De minister beantwoordt dan de opmer
kingen over de uitvoering van de M. U. L. O.-
wet. Wijziging zou z. i. kunnen worden over
wogen bij het ineenschakelingswetje, dat, naar
spr. hoopt, binnen niet te langen tijd de Kamer
bereiken zal.
Spr. komt dan ten slotte tot de gevraagde
uitbreiding van den leerplichtigen leeftijd, de
handhaving van de Leerplichtwet, het aantal
kinderen per onderwijzer en het onderwijs
met dogma's.
De heer P a t ij n (U.-L.) bespreekt de wen-
schelijkheid en mogelijkheid van leerplicht ook
voor de schipperskinderen.
De heer Tydeman (V. L.) repliceert en
constateert dat de minister zich van het ant
woord op de vraag betreffende het gebed der
kinderen heeft afgemaakt. Hij bespreekt dan
o. m. nog eens de M. U. L. O.-wet.
De heer De Jong (U.-L.Hoorn) repli
ceert aangaande de standenscholen, de kleine
scholen, en het optreden van de socialistische
onderwijzers.
De heer Ketelaar (V.-D.) repliceert even
eens. Hij handhaaft zijsukritiek op het beleid
van den minister en blijft opkomen tegen den
geest van het bijzonder onderwijs, zooals die
tot uiting komt in het gebed der kinderen
voor de verkiezingen.