Antirevolutionair
nieuws- en Advertentieblad
ooor
6?eianu.
Onze Schooldag.
FEUILLETON.
In den Levensstrijd.
Uit de Pers.
No. 986.
Woensdag 22 Januari 1913.
10e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT00IJ Az. te TER NEUZEN.
ADVERTENTIËN:
Van 1 4 regels 0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
ii
Nadat ook deze vergadering door den Voor
zitter op de gebruikelijke wijze was geopend,
sprak de heer De Koning een kort woord ter
inleiding van den spreker van hedenavond.
Onze vergaderingen van dezen dag bewijzen,
dat onze Schooldag hier levensvatbaarheid
heeft. In onze goede „overjordaansche" leeft
de Chr. school in veler hart en heeft zij veler
liefde.
De strijd voor dit onderwijs roept ons allen
op, onze school te verdedigen, vooral in dit
jaar, als opnieuw een aanval daarop wordt
beproefd.
Wij hebben onze wapenen na te zien alleen
wanneer wij strijden in de kracht des Heeren
en tot Zijne eer, zal de zege aan ons zijn.
De behandeling van het voor deze vergade
ring aangekondigde onderwerp kan ons hierbij
den weg wijzen.
De voorzitter geeft hiermede het woord aan
Ds. F. Petersen van Veendam, die spreken
zal over
Truffel en geweer.
Er was zoo begon Ds. Petersen groote
blijdschap, toen Israël uit Babel mocht terug
keeren naar Jeruzalem, 't Verwondert ons
wel, dat er niet meer gingen. De achterblij-
venden waren niet geheel onverschilligzij
hadden allerlei redenen tot achterblijven. Toch
stelden ze grootbelang in't werk te Jeruzalem.
Dat werk was moeilijkdoch de bouwers
van den tempel gaven den moed niet op en
de tempel werd eindelijk voltooid.
De muren echter bleven nog in puin liggen
de vijanden lieten niet toe, deze weder op te
bouwen. Daarover waren de Joden bedroefd.
Dit duurde 70 jaardaana gaf de Heere
een man die voor dit werk kon en wilde zorgen.
Toen Nehemia naar Jeruzalem was gekomen,
hoorden dit de vijanden, die aHes in 't werk
stelden, om zijn werk te beletten. Doch Ne
hemia was sterk in 't geloof, en liet zich niet
ontmoedigen. Hij sprak God van den hemel
zal het ons doen gelukken en wij, Zijne knechten,
zullen bouwen.
Zij bouwden, maar moesten tegelijk zich
verdedigen. Ze deden dit met beleid. Het
geloof is moedig, doch niet overmoedig, en
gebruikt dus alle middelen, die tot zijn dienst
staan.
Truffel en zwaard gebruikten ze, of hadden
42) dook ZELANDIA.
't Licht kampte met de duisternis.
Maar het Licht won het, heerlijk, glansrijk 1
Ja, nu hij de zonden had beleden, oprecht,
zonder eenig beding, nu ondervond hij de waar
heid
God was getrouw en rechtvaardig om die
te vergeven.
Vrede daalde in zijn hart en de wild-klot-
sende baren zijner ziel legden zich.
God had tot zijn ziel gesproken en Zijn woord
was als olie op de ziedende zee.
Pijnlijk blééf de angst steken gij zijt een
moordenaar! Maar hij wilde boeten. Hij zou
heengaan straks en zich aanmelden en dan
dat dan 's Heeren wil geschiedde
Verwaal en zijn vrouw was de verandering
bij Steven niet ontgaan.
„Zouden we nu maar niet?" opperde Verwaal.
En juffrouw Verwaal stemde toe.
Een brief had hen bereikt. Lang had hij
gezwalkt door Hamburg, van het eene adres
naar 't andere.' Maar hij was toch, in weer
wil van het gebrekkige en onduidelijk adres,
ze bij de hand, steeds gereed om te bouwen
en te vechten.
Zoo hebben ze dit werk gedaan en voltooid.
Aldus hebben wij te bouwen aan het Gods
rijk en tevens de aanvallen der tegenstanders
te weerstaan.
Wat te voren geschreven is, is tot onze
leering geschreven.
Onze roeping en taak is groot en vergt veel
van ons. Men zou bijna geneigd zijn, den
strijd op te geven. Doch dit is tegen onze
roeping.
Daarom slaan wij een blik in 't verleden tot
onze bemoediging.
Dat is altijd de lijn geweest, waarlangs het
Rijk Gods zich heeft ontwikkeld, ook voor ons
Chr. onderwijs.
Een enkele blik op de geschiedenis van ons
Chr. onderwijs is daarvoor noodig. Hoe zwaar
is de strijd voor onze voortrekkers geweest.
Het libéralisme heeft al het mogelijke ge
daan, om onze scholen tegen te houden.
De Staat deed het in 1806.
De publieke school van toen had nog vrijheid
om te vertellen uit den Bijbel, enz. als men
de andersdenkenden maar niet hinderde.
Langzamerhand veranderde dit. Ten slotte
moesten Joden, Roomschen en allen, die tegen
leerstellig onderwijs waren, ontzien worden,
Met de opwekking van het kerkelijk leven
in 1834 ontwaakte ook de behoefte aan Chr.
onderwijs en de strijd voor de vrije school.
Men begreepde kerk kon niet groeien en
bloeien als de jeugd geen Chr. onderwijs kreeg.
Doch ondanks de bereidwilligheid om te
betalen was 't maar op enkele plaatsen moge
lijk Chr. onderwijs te krijgenmen moest
aan den Gemeenteraad verlof vragen.
In 1842 kreeg men verlof, zich ook tot de
Gedeputeerde Staten te wenden dit gaf echter
weinig, want deze waren niet veel beter.
Op menige plaats heeft men de stichting
van een Chr. school vele jaren uit moeten
stellen.
De strijd voor 't recht werd echter niet opge
geven.
Ze vonden een NehemiaGroen v. Prinste-
rer, hun voorvechter, tot zelfs in de 2e Kamer.
Het duurde echter nog jaren eer men vrij
heid kreeg.
De vijanden zaten niet stilze spotten met
onze pogingen. De school zou toch spoedig
uit gebrek aan levenskracht te niet gaan.
Doch ze vergisten zich en kenden de kracht
niet van 't geloof.
Zij hebben gebouwd.
Zeer in 't kleinde onderwijzers werkten
voor een laag salaris om des beginsels wil.
Die mannen gaven zich, om de jeugd te redden
van de mAcht des ongeloofs.
door Greet naar Stevens aanwijzing in zijn
schrijven, er op geplaatst, terechtgekomen..
En ter goeder uur.
Ja, nü kon het wel.
En op een morgen, toen Steven kalm en
rustig neerlag, lei juffrouw Verwaal den brief
naast hem neer.
Hij herkende het schrift.
Gretig scheurde hij het couvert los.
En hij las.
En onder het lezen, vulden zich zijn oogen
met tranen.
Een blos kleurde een oogenblik zijn fletse
wangen.
Een zucht van verlichting werd geslaakt.
Zijn handen zonken op het dek.
„Dank, o God, dankstamelde zijn van
ontroering bevende lippen. „Goddankgeen
moordenaar
Sidderde hij ook ook bij het lezen van Brams
vreeselijk einde, in ziju ziel jubelde toch de
dank aan zijn God 1
Een zware last werd hem van de borst ge
wenteld.
En ruimer, dan in langen tijd het geval ge
weest was, haalde hij adem.
Dat Verwaal en zijn vrouw spoedig deelgenoo-
ten waren van zijn blijdschap, spreekt van zelf.
En zoo ligt hij daar op den schoonen Sep-
De gebouwen waren treurig men had geen
klassikale indeeling en nam een paar kweeke-
lingen in den kost, om er te kunnen kpmen.
Onze klachten behooren bij die herinnering
<te verstommen.
In woord en geschrift hebben zij gebouwd,
ofschoon alles gebrekkig was.
Al bouwende is dit gelukt en ons Bijzonder
onderwijs doet thans niet onder voor 't open
baar onderwijs, wat de resultaten betreft.
(Slot volgt.)
V Aangifte ter Inschrijving voor
de Militie.
Wij herinneren de in 1894 geboren manne
lijke personen er aan, dat zij zich tusschen
1 en 31 Januari a.s. hebben aan te geven
ter Secretarie hunner gemeente ter inschrijving
voor de Militie.
Voor Ter Neuzen kan men dit doen op
eiken werkdag van 9 tot 4 uur. Des Zaterdags
tot 2 uur.
De bijzondere aandacht wordt er op geves
tigd, dat bij de aangifte ter inschrijving ge
legenheid bestaat om op te geven de reden
van vrijstelling, die de in te schrijven persoon
vermoedelijk zal kunnen doen gelden.
Voorts is het noodig, dat door of voor hen,
die elders geboren zijn, bj&Uiet doen van de
aangifte ter inschrijving wordt overgelegd een
uittreksel uit het geboorteregister, welk uit
treksel op aanvrage kosteloos wordt verstrekt.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo
mogelijk op een der aangegeven uren voor
het doen der aangifte ter Gemeente-Secretarie
te vervoegen.
Mr. R e g o u t.
Zaterdagochtend is in Den Haag overleden,
Mr. E. R. H. Regout, Minister van Justitie.
De Nederlander schrijft over Z.Exc. het vol
gende
Mr. E. R. H. Regout, Maastrichtenaar van
geboorte, was bijna 50 jaar. Hij maakte zijne
rechtsgeleerde studiën aan de Gemeentelijke
Univeisiteit te Amsterdam, waar hij in 1886
den graad verwierf van doctor in de rechts
wetenschap op een proefschrift over het fail
lissement. Een loopbaan in de rechterlijke
macht scheen hem meer aan te trekken dan
de uitoefening van de rechtspraak, want 2
jaar na zijn promotie deed hij zijn intrede in
de magistratuur als ambtenaar van het Open
baar Ministerie bij de Kantongerechten in het
arrondissement Roermond.
Van 1893 tot 1903 was nu Regout substi-
temberavond.
Is het wonder, dat zoovele gedachten hem
door het hoofd gaan
Opmerkelijk snel neemt hij nu toe in beter
schap.
Een week later mag hij naar buiten.
„'t Werk heeft geen haast," stelt Verwaal
hem gerust. „Profiteer maar van het zachte
najaar en zie maar, dat je tegen den winter
weer opstreek bent. Ga de lucht maar in I"
't Is of hij in een andere wereld leeft.
Alles schijnt hem nieuw.
Maar, hoe goed hij het liebbe moge, hoe
dankbaar zijn hart gestemd moge zijn, eén be
geerte wordt met den dag sterker naar huis
Hij zal nu gauw schrijven aan Greet en
grootvader. Wat zullen ze verlangen naar
bericht. En nu kCTN hij.immers goed nieuws
melden
Hij zoekt de havens op.
De rivier
Daar wemelt het van schepen uit alle landen.
Daar wapperen de vlaggen van vele natiën.
Daar waait de frissche zeelucht, die hem her
inneringen meevoert uit zijn duinen, die zijn
heimwee daarheen versterkt.
Langs de breede kade liggen verscheidene
tuut-officier van Justitie te Amsterdam en tot
1905 officier van Justitie te Roermond.
Hij verliet het parket te Roermond in 1905,
inmiddels door de Katholieke partij gekozen
tot lid der Tweede Kamer voor het kiesdistrict
Helmond, aan welk mandaat hij zich voortaan
geheel wenschte te wijden en daarom 's Gra-
venhage als zijn woonplaats koos.
Nevens zijn Kamerlidmaatschap was mr.
Regout voorzitter van het Rijkswoningcollege,
lid van het College van Toezicht, Bijstand en
Advies voor 's Rijks tucht en opvoedingswezen,
lid van de Staatscommissie voor de herziening
van de Strafvordering en had hij zitting in
het bestuur van eenige politieke vereenigingen,
o. a. in den Provincialen Bond van Katholieke
Kiesvereenigingen en als voorzitter van de
Centrale R. K. Kiesvereeniging te 's Graven-
hage.
Al deze betrekkingen, ook die van Com
missaris-Generaal voor de Nederl. afdeeling
op de Brusselsche tentoonstelling in 1900 legde
hij neder na zijne benoeming in Juni 1910 tot
Minister van Justitie, als' opvolger van mr.
Nelissen, wegens den staat zijner gezondheid
afgetreden.
In zip ruim 2-jarig Ministerschap heeft
mr. Regout menig deel van den justitiëël
wetgevenden arbeid ter hand genomen. Hij
mocht er in slagen, zijne beloften op dit stuk
in te lossen door het tot stand brengen van
de wet tot bestrijding van zedeloosheid, de
noodwet regelende de eedsformule, de afdoe
ning van de wijziging der militaire strafrechts
pleging en de regeling van het Auteursrecht.
Onder zijn Rewind werden aan het Departe
ment van Justitie ook milder regelingen uit
gevaardigd betreffende het verlof aan gevan
genen tot het bezoeken van zieke of het
bijwonen der begrafenis van overleden naaste
familieleden.
Voorts had hij belangrijke justitiëele ont
werpen in studie genomen, een voorbereiding,
die getuigde van zijne toewijding en werkkracht,
waaronder ten siotte zijne gezondheid leed.
Zijne aan den lande bewezen diensten
waren reeds vroeger erkend door zijne be
noeming tot Ridder in^de orde van den Nederl:
Leeuwzijne benoemingen als Commissaris-
generaal ter voorbereiding van onze deelne
ming aan de Brusselsche tentoonstelling,
werden gewaardeerd door zijne benoeming tot
commandeur der Oranje-Nassauorde en van
wege België door toekenning van het Groot
kruis der Kroonorde.
Concentratie-j ammer.
Wie nog in twijfel mocht verkeeren omtrent
hetgeen voor de zaak der landsverdediging
schepen gemeerd. Hij ziet het gewoel aan,
de drukte van laden en lossen, de dwarreling
van de naarstige bezigheid zijn oor vangt allerlei
geluiden ophet geraas der kranen het ge
rammel der wagensde hooge, schrille en de
lage, zware signalen der stoomfluitenalles
brengt hem onder den indruk van het jagende,
onrustige leven, dat een handelsstad eigen is,
en hem ingemeen boeit en al zijn aandacht in
beslag neemt.
Onwillekeurig staat hij stil, wat uit de drukte
op een breed trottoir in de nabijheid van hooge,
deftige heerenhuizingen.
En terwijl hij met droomerigen blik het
tafereel beschouwt, waarover de zon haar blije
stralen giet, terwijl hij wel staart en ziet,
maar zonder op tg merken, is hij zelf het
voorwerp van aandachtige beschouwing.
Een Zeeman heeft hem al eenigen tijd op
merkzaam gadegeslagen, met vreemden, onder
zoekenden blik.
Kent hij hem
Hij schijnt er niet geheel zeker van te zijn.
Op zijn gelaat is groote spanning merkbaar.
Maar dan schudt hij het hoöfd.
Neen, dat is immers onmogelijk.
En toch, als door magnetische kracht getrok
ken, richten zijn blikken zich andermaal op
Steven.
(Wordt vervolgd).
V
Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave, ->