Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. a 4 0 cent, Immanuël - God met ons. FEUILLETON. In den Levensstrijd. Uit de Pers. No. 978. Woensdag 25 December 1912. 10e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITT00IJ Az. te TER NEUZEN, Inzending van advertentlSn vóór oren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10 Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIKi TE BEZORGEN BU DEN UITGEVER. Wegens de Kerstdagen verschijnt het volgende, nummer ZATERDAG in- plaats van Vrijdagavond. Advertentiën voor dat nummer kunnen aangenomen worden tot Vrijdagavond 10 uur. Zij, die een NIEUWJAARS-ADVER TENTIE in dit blad wenschen te plaatsen evenals vorige jaren, worden beleefd verzocht hiervan, liefst spoedig, opgave te doen bij den Uitgever. Het Nieuwjaarsnummer wordt in extra groote oplage verspreid. Tot Dinsdagmiddag 31 dezer, uiterlijk één ure worden advertentiën voor het Nieuwjaars- nummer aangenomen. De mensch werd naar Gods beeld geschapen. Dat wil niet slechts zeggen, dat hij toege rust werd met al die hoedanigheden en eigen schappen, waardoor hij God kon kennen en op de rechte, d. i. Godverheerlijkende wijze dienen, maar ook, daar heel zijn wezen er op aangelegd was, om zich naar God te ontwik kelen. God schiep alles naar zijn aard. Zoo moet de plant naar haren aard zich oprichten, bladeren en takken vormen, hare bloemkelken ontsluiten en zaad geven. Zij kan niet anders. Ze keert hare bloemen met schitterende kleuren naar 't zonlicht, onbewust van de levenswet, die in haar werd gelegd, volgens welke zij juist van die zon hare levenskracht moet ontvangen. Beroof haar van 't zonlicht en ze gaat kwijnen, straks sterven ze kan haren aard niet ver loochenen, zonder er 't leven bij in te boeten. Zoo was het ook met den mensch. Heel zijn aard, wijze van bestaan en be stemming was er op gericht, dat hij zich naar God keerde. Slechts in den glans, die hem van dat hoog heerlijk Wezen toestraalde, kon hij kiezen, zich naar zijn aard ontwikkelen en 'vruchten dragen. Zijn hoofd en hart vonden alléén bevredi ging in Gods gemeenschap. Hij kende de schepping en zag in die schep ping oneindig meer schoonheid dan wij met ons door de zonde verdorven verstand zelfs nu we na zooveel eeuwen arbeids zoo koste- 35) door ZELANDIA. Een oogenblikje later verscheen een vriende lijke vrouw in de deuropening. „Kijk", zei haar man op Steven wijzend, „die kameraad valt bijna flauwzou je daar raad op weten De vrouw keek onzen vriend eens aan. „Laat hem maar binnenkomen", zei ze in 't Duitsch tot haar man. „Dat zal wel gaan." Ze scheen niet zoo beweeglijk on luidruchtig als haar eega, maar terwijl ze Steven mede lijdend beschouwde, zette ze hem een paar sneden brood met ham voor en noodigde nem vriendelijk tot toetasten uit. Steven wilde spreken. „Eerst eten. Strakjes booren we wel meer," en de gastvrije Hollander schoof zijn onver- wachten gast het bord wat dichter bij. .Tast maar toe." Steven liet zich niet voor de tweede maal nooden. Zijn gastheer stond met zichtbaar welge vallen het aan te zien, hoe gretig de spijzen werden verorberd. lijke middelen hebben gevonden, om steeds nieuwe schoonheden te ontdekken. Doch ze was alléén schoon in zijn oog, om dat hij daarin de hand van zijn Schepper en Vader herkende. Zijn hart had lief; zijn gemoed was versierd met al die deugden en volmaaktheden, waar van we nu onder de menschen slechts de flauwe en onvoldoende schaduwbeelden vinden. En dit hart kon niet anders, dan zich met al zijn volmaaktheden te keeren tot dien Vader, in Wiens glans en liefdegloed het zijn leven vond. Gelijk de bloem zich baadt in 't zonlicht en daarin slechts zich kan ontplooien naar haren aard, zoo ook kon de mensch alleen de schit terende gaven van hoofd en hart ontwikkelen en ten toon spreiden voor 't oog van Hem, in Wien zijn leven was. Die drang naar Gods gemeenschap is Hem ingeschapen zij is zijne levenswet. Alleen in die gemeenschap, zich verlusti gende in de koesterende stralen van Gods liefde, kon hij waarlijk mensch zijn. Helaas, hij viel Hij liet zich verleiden door zijn doods-vijand en beroofde zich moedwillig van het licht, in welks stralen hij alleen leven kon. God, Die de zonde haat, verborg Zijn aan gezicht voor den 'mensch. Het leven, dat in den mensch geplant was, kon zich niet langer ontwikkelen naar zijn aard en moest kwijnen, om straks te eindigen in den dood. De wet, volgens welke dat leven zich kon ontwikkelen, was geschonden het kon zich niet verder ontplooien tot Gods eer. Doch de ingeschapen behoefte aan Godsge meenschap bleef. Hij bleef zoeken en tasten, of hij den ver loren Schepper en Vader terug kon vinden. Vraag het den ouden Germaan, waarvan hij in 't loeien der stormen, in het suizen van den avondwind, in het rommelen van den donder, in het kabbelen der beek, kortom in heel de natuur de stem der goden meende te her kennen. Zie het bij Grieken en Romeinen, die zich goden schiepen van eigen vinding met men- schelijke deugden en ondeugden in wier dienst hun hart bevrediging zocht, maar niet vond. De mensch* kan buiten God niet leven. Heel zijn aard en wezen is er op aangelegd, dat hij een God boven zich heeft, van Wien hij zich afhankelijk weet en in Wiens liefde hij het leven vindt. Maar hoezeer die ingeschapen behoefte hem Verwaal was een oud-varensman. Toen hij genoeg had gekregen van de zee, had hij zich hier in Hamburg gevestigd, een winkel over genomen in scheepsbenoodigdheden, die hem een ruim bestaan bezorgde. Achter den winkel, aan de overzijde eener kleine binnenplaats be vond zich een tamelijk groot pakhuis. De bezigheden liepen Verwaal, die zoetjes aan een jaartje ouder was geworden, tamelijk druk en hij had er reeds meer dan eens over gedacht, naar hulp uit te zienmaar 't was nog steeds bij 't oude gebleven. „En nu zullen we eens praten" klonk het, toen Steven roorloopig verzadigd was. „Ja, je praat maar raak hoor moeder kan je wel verstaan, al spreekt ze ons Hollandsch wat moeilijk, niet waar Moeder Verwaal knikte bedaard met het hoofd. 't Viel Steven lang niet gemakkelijk. Wat lag meer voor de hand, dan dat hem zou worden gevraagd naar zijn familie; de redeu van zijn zwerven Hij voelde al de moeilijkheid er van, en bepaalde er zich toe, nogmaals te ver klaren, nadat hij zijn dank had betuigd voor het vriendelijk onthaal, dat hij werk kwam zoeken. Maar daar kwamen de vragen, zeer lastige voor Steven, 't Ging hier niet als bij den troep van Kris. Hij raakte geducht in 't nauw ook God deed zoeken, door de zonde verblind, zou hij uit zichzelf nooit dien God hervonden hebben. Doch Immanuël Hij, God met ons De Zone Gods werd mensch en leerde ons opnieuw den Vader kennen. Hij lei zijn grootheid af en lag als hulpeloos wicht in Bethlehem's krib. Hij boette onze schuld en zond Zijnen Geest om onze blindheid weg te nemen en ons oog weder te doen opzien tot Hem, Dien we ver loren hadden. God met onsmet ons verzoend en wij hersteld in Zijn gemeenschap. Is het wonder, dat de jubelzang der engelen meegalmde in Efrata's velden Wie zal ooit de liefde Gods naar waarde prijzen de liefde, waarvan de krib in den stal getuigt Een schuldig menschengeslacht hersteld in den rang van kinderen Gods, om weer zich te ontplooien naar hun aard en straks te leven in ongestoorde hemelvreugde. Eere zij God in de hoogste hemelen, zij ook op het aanstaande Kerstfeest de taal van ons hart. Geen Staatspensioneering, maar verplichte verzekering. Houd toch op, dat weten wij nu allang al. Ja, maar nog even dit mooie citaat over lezen Met eenige denkbeeld dat voor uitvoering in aanmerking kan komen, is eene van Staatswege georganiseerde verzekering der loontrekkenden met verplichting voor hen 11 hunne werkgevers om geregeld premiën te storten. Uit de gezamenlijke premiën wordt dan een fonds gevormd van voldoende gfoote om hieruit den loontrekkenden in geval van invaliditeit en ouden dag een pensioen te verleenen. Tot het bereiken van dit doel mede te werken door ook hunnerzijds bijdragen in in het verzekeringsfonds te storten, is een plicht der werkgevers, wier zedeljjke ver- antwoordelykhetd om te zorgen voor het lot hunner arbeiders wier krachten in en door den arbeid versleten zijn en hulpbe hoevend zijn geworden, niet' kan worden ontkend en door de goedgezinde patroons dan ook niet ontkend wordt. De patroons hebben er trouwens ook „Hoor eens," zei Verwaal ten slotte, „als je er zin in bebt, wil ik je als hulp in winkel n magazijn wel bij me in huis r'men maar dan eerst eerlijk opbiechten. Ik moet weten, wie ik in mijn huis neem." Steven kwam voor een moeilijke keus te staan. Weigeren aan het redelijk verzoek te voldoen stond gelijk met zich zelf de deur van dit huis weder te sluiten. Zou dan het zwervers leven, hij schrok als hij er aan dacht, weer hervat moeten worden. En het leek hem hier juist een geschikt verblijf. Hij nam een be sluit. Mocht hij ook al liever het timmervak verder beoefend hebben, hij begreep, dat hij zeer dankbaar mocht zijn, indien hij hier, ware het dan ook slechts voorloopig. tot rust kon komen. Hij zou alles verhalen. 't was zijn matste kans. En hij deed het. Wel met tegenzin, maar hij deed het toch. Het moest hem over de lippen, wat booze daad hij verricht had. En toen hij klaar had, sloeg hij de oogen neer, diep beschaamd tegelijk met de bange vrees in het hart, dat men zich nu, na zijn bekentenis, wel van hem afwenden en verdere hulp weigeren zou. Hij kon het zich tege lijkertijd bijna niet verklaren, hoe hij er toch toe gekomen was om zulken vreemden lieden zijn vertrouwen te schenken. belang bij, doordien zij oude en versleten werklieden niet meer uit medelijden in dienst behoeven te houden. Vandaar dat men be oogt van de vereischte premie de helft te laten betalen door den loontrekkende en de helft door den patroon. Dat 's mooi gezegd. Maar 't is zeker weer zoo iets van een Rechtsch Kamerlid. Mis geraden. Het is afkomstig uit den jare 1901, en uit den boezem der Liberale Unie. De Liberale Unie verdedigde tien jaar ge leden nog dit standpunt. Thans zijn deze slimmelingen overgestapt naar de Staatspen sioneering. Bovenstaande aanhaling is al even kras als de opsomming van hetgeen unieliberale en vrijzinnig democratische mannen nog slechts enkele jaren geleden tegen Staatspensioneering gezegd hebben, als bijv. Volksbedrog (Nol- ting)bewust bedrog (Treub)misleidend in hooge mate (dr. Bos)enz. en waarvan het sociaal democratische dagblad Het Volk zeide „Voor ons socialisten een aardige voldoening zulke woorden nog eens te lezen, nu mij Soci alisten, de Vrijzinnige partijen genoodzaakt hebben ze te slikken ze moesten wel, of ze willen of niet (De Zeeuw.) De arbeiders kunnen niet betalen. De arbeiders kunnen niet betalen zeggen de socialisten. Zij kunnen niet betalen voor hun invalidi teitspensioen en ouderdomspensioen. De ta- riefwet zal een ondragelijke last voor hem zijn. Mr. Van Best heeft berekend, dat de druk van de tariefwet voor een arbeidersgezin, met vijf kinderen, waarin 's weeks f 13 inkomt, zou kunnen beteekenen een meerdere bijdrage van f 2.66 's jaars. Schandelijk, zeggen de sociaal-democraten de arbeiders kunnen niet betalen. Maar de heer Spiekman, het bekeride lid van den Rotterdamschen Raad, heeft^gezegd, dat een socialistisch werkman per week aan vakbond en politieke partij heeft te betalen 40, 41 of 42 ct. Mr. Troelstra heeft in de Tweede Kamer nog wel andere cijfers genoemdarbeiders met betrekkelijk bescheiden inkomens, die f2,79 per week aan bondscontributie moeten betalen, plus 20 ct. per week aan de stakende arbeiders en 10 ct. per week voorden rooden Dinsdag. Nog een voorbeeld. Een werkman in Amsterdam verdient f 13,65. Daarvan moet af f 1,20 per week voor steun van zijn ouden vader en voorts 1.55 per week Verwaai zat hoofdschuddend naar de droeve geschiedenis te luisteren. De oogen van zijn vrouw rustten met innig medelijden op den onbezonnen jongeling. Een poosje werd er geen woord gesproken door geen van drieën. Eindelijk zei Verwaal: „Jongen, we spreken nog wel nader. Blijf vannacht alvast hier. Je hebt {stellig rust noodig. En morgen zullen we 't wel eens worden. Je hebt wel een plaatsje voor hem voegde hij er bij tot zijn vrouw. „Zeker wel", antwoordde deze eenvoudig. Reeds vroeg in den avond werd Steven een zoldervertrekje gewezen, waar een zacht ge spreid bed hem wachtte. 't Was Steven wonderlijk te moede geweest, toen na het avondeten Verwaal den bijbel had opengeslagen en eerbiedig daaruit een hoofd stuk had voorgelezen. Was het „toeval" ge weest of opzet, dat hij juist de gelijkenis te hooren kreeg van den verloren zoon En na het lezen het hartelijk eenvondig gebed. Was hij weer thuis zat hij weer in de oude duin woning met Grootvader en Greet en Em Ach neen, hij was de verloren zoonja de verloren {zoon maar breidden ook naar hem de liefde armen Gods zich uit Immers neen hij was de verloren zoon (Wordt vervolgd.) ==??tfr

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1