Buitenlandsch Overzicht.
Uit Stad en Provincie.
door de christelijke arbeiders afgewezen. De
bevolking in de drie Noordelijke provincies
neemt ook in voldoende mate toe. Alleen
den kapitalisten gaat het volgens spr. in Fries
land goed, den arbeiders niet.
Maar als het handel, scheepvaart, nijverheid
en landbouw dan werkelijk in het algemeen
zoo goed gaat, waarom dan een Tariefwet,
vraagt spr., ter bescherming van die nijverheid
Spr. komt dan tot de prijzen der eerste
levensbehoeften en hij beroept zich op de
meening van zijn partijgenoot Wibaut, die
heeft geschreven, dat de stijging van die prijzen
nog niet tot staan is gekomen. Ook de be
lastingen op de woninghuren stijgen. Dat is
wat anders dan de regeering over de verhou
ding van de loonen tot de prijzen heeft mede
gedeeld. Spr. hoopt, dat de christelijke ar
beiders eens wakker zullen worden, waarna
hij nog voor lotsverbetering van de lagere
departementsbeambten pleit.
De heer Vliegen (S. D. A. P.), tegenover
den heer Drucker ontkennende, dat de S. D.
A. P. gaat in de richting van een radicale
hervormingspartij, bespreekt daarna de rijks-
en gemeentefinanciën. Hij constateert, dat
deze regeering het groote accres der middelen
heeft opgemaakt zonder wezenlijke hervor
mingen tot stand te hebben gebracht. Spr.
bepleit verlaging van den suikeraccijns en her
schatting van de ongebouwde eigendommen
ter verkrijging van een grootere opbrengst
uit de grondbelasting.
Uit het belegerde Adrianopel.
Een oorlogscorrespondent van de Westmin
ster Gazette heeft „uit de eerste hand" berich
ten ontvangen omtrent den benarden toestand
in de belegerde stad Adrianopel, waarvan de
bevelhebber onder de moeilijkste omstandig
heden zoo dapper de eer der Turksche wapenen
hoog houdt. Zijn zegsman is een Armenische
dokter, die na den avond van het uitbreken
van den hevigen brand door het bombardement
van de Bulgaren, gedekt door de duisternis
de stad is ontvlucht naar de Bulgaarsche linie.
Deze medicus, die in Oostenrijk gestudeerd
heeft, spreekt een aantal talen. Hij is 35 jaar,
maar maakt, tengevolge van al het leed der
belegering, den indruk van een oud man, met
zijn gebogen, vermagerde gestalte, zijn diep
liggende oogen, en zijn grijs geworden baard.
De Turken hadden hem bij zijn vlucht een
kogel na geschoten, en hij leed veel pijn aan
een vleeschwond in zijn schouder.
Toeu onder het bombardement met brisante
projectielen 's avonds om tien uur de brand
uitbrak, stond zoo vertelde deze dokter
het oude deel van de stad met zijn droge houten
huizen aanstonds in lichtelaaie. De eenige
slang om te blusschen was niet lang genoeg,
en een uur later stormden de bewoners van
dit stadskwartier waanzinnig van angst bij
groote drommen naar de nieuwe stad, waar
de menschen weldra stuiten op een cordon
soldaten, die bevel kregen te vuren, om de
dolle paniek te bezweren. Maar de woeste
wanorde duurdé bijna den geheelen nacht door,
en in dien tijd was ongeveer de halve stad
volkomen uitgebrand.
Maar reeds vóór deze verwoesting, door het
vuur, was het troosteloos gesteld in Adrianopel.
De bevolking van 80,000 menschen, massa's
vluchtelingen, die uit vrees voor de oorlogs
verschrikking van alle kanten naar Adrianopel
waren gedreven, leefden er samengedrongen
in een enge ruimte, waar dan nog de zeer
sterke bezetting bijkwam.
Sedert een week vóór de vlucht van den
dokter was er geen brood meer uitgedeeld,
alle brandstof was op, zoodat er niet meer
gekookt kon worden. Men gaf de bevolking
dagelijks een rantsoen meel, liet het maar aan
de menschen zelf over, om het houtwerk van
de huizen te verbranden en daarop brood te
bakken of ander verteerbaar voedsel te be
reiden.
Onder alle gebouwen, die in vlammen op
gingen bij den brand, was ook de electrisehe
centrale, zoodat toen de stadsverlichting uit
bleef. Voor zoover de dokter kon nagaan was
ook het telefonische en telegrafische verkeer
van de stad met de buitenwereld, en dus ook
met Konstantinopel, volkomen verbroken.
(Men weet dat sedert weer draadlooze berichten
uit de belegerde stad in Konstantinopel zijn
ontvangen. Red. N. R. Ct.) De straten waren
bedekt met in ontbinding verkeerende lijken
van paarden en honden van dieren, die niet
tot voedsel hadden gediend voor de hongerige
menschen. Daartusschen vindt men lijken
van mannen en vrouwen, die gestorven zijn
aan hun wonden of van gebrek.
Buiten de stad was de Maritsa, ten gevolge
van den velen regen, overstroomd, ver over
haar uiterwaarden. In een wanhopig streven
om het gevaar voor de gezondheid in de naaste
omgeving tegen te gaan, had men de cadavers
in liet water op de overstroomde landen ge
worpen, zoodat allerlei besmettelijke ziekten
onvermijdelijk schijnen, als dit water weer
wegloopt.
Maar van wat een heldenmoed getuigt onder
zulke omstandigheden het dappere en onder
nemende verweer van de belegerden en
wat een jammer, dat deze stad niet mag deelen
in de voordeelen van den wapenstilstand.
Op weg naar den vrede.
Naar de N. R. Ct. meldt begint men nu ook
te Konstantinopel langzamerhand in te zien,
dat men bij den wapenstilstand bedrogen uit
gekomen is en dat de houding van Griekenland
veel op een doorgestoken kaart lijkt. „In het
eerste oogenblik zoo seint de correspondent
van de Kölu. Ztg. van daar juichten de
Turken (dat de wapenstilstand zonder Grieken
land gesloten was) en zagen zij er een open
breuk in tusschen de bondgenooten, die een
spoedige verplettering van de Grieken en de
herovering van Saloniki mocht doen verwach
ten. Later heette het in de kringen van de
Porte en enkele bladen, naar men zegt ook
in de diplomatieke wereld, dat men de zaak
met wantrouwen moest beschouwen. Er school
een list en een plan achter, waarvan de uit
voering van de omstandigheden zou afhangen.
De houding van de Grieksche vertegenwoor
digers was, zeide men, van te voren afgesproken
geweest tusschen de bondgenooten en Grieken
land werkte met zijn weigering om te teekenen
ten bate van het geheele Balkan-verbond, dat
zoowel van de voordeelen van den wapen
stilstand als van die van den oorlog partij
wilde trekken. Men wilde de blokkade hand
haven en de Turken zoodoende verhinderen,
om de zee te gebruiken."
Aldus de correspondent van de Köln. Ztg.,
wiens mededeelingen, zooals men ziet, over
stemmen met den indruk, dien de voorwaar
den van den wapenstilstand al dadelijk op
ons gemaakt hadden.
Als het den bondgenooten er werkelijk 0m
te doen is geweest, den Turken "een rad vóór
de oogen te draaien, hebben zij het spel wel
meesterlijk gespeeld. Dan hebben ook de
spijtige verslagen van de Bulgaarsche aan
voerders over de houding van de Grieken bij
de overgave van Saloniki en allerlei andere
berichten met dezelfde strekking, die, kort
voordat de onderhandelingen over den wapen
stilstand hun beslag kregen, openbaar gemaakt
zijn, huu doel niet gemist.
Een ander belangwekkend diplomatiek spel
zal misschien spoedig bij de vredesonderhan
delingen te Londen beginnen. Zoo de een
dracht der bondgenooten daar nog gevaar
mocht loopen, zal het niet aan Engelschen
invloed ontbreken, om hen bij elkaar te houden
en vervolgens zoo mogelijk aan den kant van
de Drievoudige Entente te brengen. Het ruwe
optreden van Oostenrijk tegen Servië heeft,
als de bondgenooten metterdaad eensgezind
blijven, zeker den weg niet geëffend voor een
aansluiting van de Balkan-Staten bij het Drie
voudig Verbond. Dat men te Berljjn het op
treden van Oostenrijk eigenlijk betreurt, hoe
wel men verplicht is het in zekere gevallen
te steunen, berust vermoedelijk ook op dit
inzicht. Oostenrijk had stellig op de twee
dracht onder de bondgenooten gerekend bjj
de volvoering van zijn, uit teleurgestelde ver
wachtingen voortgekomen, plannen. Het leek
een oogenblik, dat het door zou tastenj toen
het Balkan verbond niet hecht meer scheen.
Maar inmiddels heeft het misschien ook beter
begrepen wat er achter den wapenstilstand
zonder Griekenland zat. En daarom duurt
het onderzoek naar de wederwarigheden van
de Oostenrijksche consuls in het door Servië
bezette gebied al maar voort en blijft de toe
stand „onveranderd ernstig."
Nu dreigt, ondanks het bezoek van den
Oostenrijkschen legerinspecteur te Boekarest,
nog de onaangename verrassing, dat de Rus
sische grootvorst, die op den dag van Plewna
(waar de Roemenen met de Russen zij aan zij
hebben gestreden) den maarschalksstaf aan
koning Karei overhandigt, en de fijne diplomaat
Danef, die bij zijn koning ter schole geweest
is, het eerst ernstig mokkende Roemenië aan
den kant van het Balkan-verbond zullen bren
gen, waardoor de kring van bajonetten in
Usstenrijk's naar het Oosten gekeerden rug
gesloten zou zijn.
Men moet daarbij bedenken, dat de Balkan
diplomaten hun bondgenootschappen uitstekend
weten te verheimelijken, zoodat zij pas aan
het licht komen, als het goede tijdstip daar
voor is aangebroken.
Zoodoende is het' te begrijpen, dat de Oos
tenrijksche staatkunde nu een aarzelenden
indruk maakt.
Rede van Ds. H. G. Hogerzeil van Vlissingen.
Uitgenoodigd door de Chr. Werklieden-
vereeniging Rom. 13 1 alhier, trad Vrijdag
avond in het lokaal „Bethel" op, de WelÉerw
Heer Ds. H. G. Hogerzeil van Vlissingen, met
het onderwerp „Christelijke Vakorganisatie."
Nadat de Voorzitter de vergadering geopend
had met gebed, drukte hij zijn spijt uit, dat
er zoo weinigen (pl.m. 30 personen) opgekaölen
waren, vooral daar een onderwerp behandeld
zou worden dat zoo nauw samenhangt met
de geschiedenis die we hier ter plaatse in
het voorjaar van dit jaar doorleefd hebben.
Juist degenen, die van de uiteenzetting van
dit onderwerp zouden kunnen profiteeren, mist
men nu. Spr. acht het "koo wenschelijk, met
het oog op het verleden, dat velen eens konden
hooren een woord, dat ten nauwste verband
houdt met die geschiedenis.
Ds. H. die thans het woord verkrijgt, vindt
ook jammer dat er zoo weinig belangstelling
was, te meer daar het door spr. gekozen
onderwerp, zoo bepaaldelijk een arbeiders
vraagstuk gold. Als arbeiders moeten we toch
weten, welken kant wij uitmoetengeen stil
stand, doch vooruit en de stroom in rechte
bedding geleid.
Om tot recht begrip van dit vraagstuk te
komen, liet spr. de historie ons zien.
Allereerst kregen we te zien den Gildentijd.
Doel en wijze der Gilden werd duidelijk uit
eengezet. In dezen tijd openbaarde zich in
de ambachtswereld een zucht naar zelfstandig
heid. Ook was aanwezig goede vakkennis en
bestond tusschen patroon en arbeider een
goede verhouding.
Met de Fransche revolutie verdwenen de
Gilden en daarvoor kwam in de plaats het
vrije bedrijf. Het idee dat hierin zat, nl.
bedrijf en kapitaal vrij, was het liberale idee,
waarin echter vergeten werd, dat de menschen
niet absoluut vrij zijn. Bij de belangen van
patroon en arbeider zijn betrokken de belangen
van een gansche maatschappij. Er moot reke
ning gehouden worden, dat we leven in een
zondige wereld, waar het „ben ik mijns broe
ders hoeder" nog altijd nawerkt. Alles mooi
in theorie die vrjjheid, doch in de praktijk
loopt het mis. Dat liberale beginsel, dat de
menschen beschouwt als losse personen en de
maatschappij niet als organisme erkend, staat
lijnrecht tegenover het Chr. beginsel, dat de
levensbeschouwing huldigt om voor den naasten
iets ten offer te brengen.
Toch werkte dat liberale beginsel, alsof er
een klove tusschen beide partijen moest komen,
langzamerhand door. Jammer vond spr. het
dat de Christenen toendertijd niet kloek zijn
opgetreden.
Later nam de handel een grootere vlucht,
waardoor men weer andere toestanden kreeg.
Hierdoor werden de arbeiders los van de
productiemiddelen. Ieder arbeider maakt een
stuk en niet het geheel.
Langzamerhand zag men opkomen het groot
bedrijf, waardoor de toestanden en verhoudin
gen een geheele ommekeer ondergingen en de
beide partijen patroon en arbeider steeds
losser en vrijer tegenover elkSnder stonden.
Hierdoor echter ontstond ook een arbeiders
stand, die in zeer vele opzichten de zwakste
was en daardoor afhankelijk was.
Hoe nu dezen te helpen Hierin laschte
spr. twee levensbeschouwingen. Aan de eene
zijde zette hij helder uiteen wat het historisch
materialisme was, als levende uit het stof, en
niet rekenende met een God, die alles leidt
en bestuurt en aan de andere zijde het chris
telijk beginsel, dat zijn wijsheid van boven
verwacht.
Het chr. beginsel moet er naar streven om
hulp te bieden op zedelijk en stoffelijk gebied.
Thans komt spr. tot de vraag, hoe moeten
we het arbeidersvraagstuk bezien Niet als
filantrophie, doch als rechtsvraagstuk. De ar
beider heeft recht op zoodanige positie, dat
hij voldoen kan aan de plichten tegenover zijn
huisgezin, wanrin God hem geplaatst heeft.
Kan hij dit niet, welnu, dan moet hij geholpen
worden.
Als middel om tot verbetering te komen,
noemt spr. de vakvereeniging. Gij Christen-
arbeiders moet hebben uw Chr. vakorganisatie.
Langs wettigen weg, tot verbetering van
slechte toestanden, zooals weinig loon, langen
arbeidsduur enz. (geïllustreerd mqt voorbeelden
uit het praktische leven).
Waarom een Christelijke organisatie Omdat
een Christen-arbeider volgens zijn beginsel
niet thuis behoort in een neutrale, socialis
tische of anarchistische vereeniging, waarin
men met God heeft afgerekend.
Spr. zet nu uiteen de verschillende vereeni-
gingen die zoo in den loop der tijden ontstaan
zijn, vooral den nadruk leggende op het beginsel
dier vereenigingen, die op den grondslag staan
van den klassestrijd. Wij als Christenen moe
ten niet vijandig tegenover elkander staan,
maar er moet komen een behartigen van
beider belangen.
Door Christelijke vakorganisatie komt men
in goede richting, welke heenleidt tot het
collectief arbeiders-contract, dat beoogt een
werken op voorwaarden, door beide partijen
onderschreven.
Na een aansporing om toch ons Chr. be
ginsel te laten uitkomen, en niet te rusten
voordat we gekomen zijn tot Chr. vak-organi
satie, eindigt spr. zijn rede.
Van de gelegenheid om vragen te doen,
werd door een drietal aanwezigen gebruik
gemaakt.
De eerste vroeg, in betrekking wat de
spreker over de bootwerkers aangestipt had,
hoe te komen tot Chr. organisatie, waar er
van de 500 maar een 10 a 15-tal het Chr.
beginsel zijn toegedaan, waarop spr. antwoord
de, om toch maar eens te probeeren. De
tweede sprak zijn verwondering uit, dat hij
niets gehoord had over landarbeiders. Spr.
antwoordt dat hij Ter Neuzen beschouwt als
pen stad, waarin dus van landarbeiders weinig
sprake kan zijn op een dorp spreekt hij speciaal
over land-arheiders. De derde kon zich niet
best vinden met de voorstelling van den klasse-
strijd, veronderstellende, dat deze bij Chr.
bewegingen ook nog wel gehuldigd wordt en
ten tweede besprak hij de moeilijkheid van
organiseeren in een vak, waarin maar een of
twee personen van Chr. beginsel werken.
Spr. antwoordt daarop, dat er bij ons Chris
tenen geen sprake is van klassenstrijd, wan
neer het Chr. beginsel zuiver is, en wat het
laatste betreft, zegt spr. dat dan door corres
pondentie met het hoofdbestuur voeling kan
worden gehouden, wat ook ten goede komt
aan die twee personen.
Hierna onstond nog een aangename samen-
spreking van enkelen met den spreker, waarin
deze o. a. een wenk gaf om te komen tot een
bureau van arbeid of arbeidersbeurs, welke
in Vlissingen zeer goed en met succes werkt.
Ds. Hogerzeil eindigde met dankzegging.
TER NEUZEN 10 December 1912.
Gisterenavond ontstond er bij den heer
Butler-Klaassen, in de Vlooswijkstraat alhier
een binnenbrand, die zich vrij ernstig liet aan
zien. Op de bovenste verdieping was op een
kamertje aan de straatzijde brand ontstaan.
Eenige brandmeesters wisten het spoedig te
stuiten. Er was direct veel volk voor het huis.
Bij het dezer dagen door de Vereeniging
van Leeraren in het Boekhouden afgenomen
examen voor de acte van bekwaamheid voor
de praktijk in het boekhouden slaagde o.a.
onze vroegere stadgenoot de heer F. J. de
Putter, adjunct-commies bij de Rijksverzeke
ringsbank.
(Dit bericht werd door een onwillekeurig
verzuim de vorige week vergeten te plaatsen.
Red.)
Door D. II.. 28 jaar, hotelhouder, en F.
K. 35 jaar, zaakwaarnemer, beide alhier is
cassatie aangeteekend tegen hun vonnis, door
de rechtbank te Middelburg gewezen, waarbij
zij wegens overtreding der loterijwet, zijn ver
oordeeld tot f 5 boete subs. 5 dagen hecht.
In den nacht van Zaterdag op Zondag,
werd de Duitsche zeelichter no 82 door de
Duitsche sleepboot „Telegraaf' de rivier de
Schelde opgesleept, met bestemming naar Gent.
Op de hoogte van de nieuwe haven alhier
kreeg een der matrozen van den lichter een
klap van den sleeptros die overging waardoor
hij over boord werd geslagen.
Niettegenstaande hem nog een lichtboei
werd nageworpen door den zich aan boord
bevindenden rivierloods, verdween de 20-jarige
jongeling in de diepte.
Zijn lijk is nog niet opgevischt.
Het is vau deze sleepboot reeds de derde
persoon die op een dergelijke wijze om 't leven
komt.
Zaterdagmiddag had alhier aan het spoor
een ongeluk plaats. F. H. die pas een week
aan het spoor werkzaam is, kwam tusschen
de buffers terecht, zijne kameraden verlosten
hem spoedig uit zijn bangen toestand. Dr.
Buijze verleende spoedig geneeskundige hulp.
Zijn toestand is thans bevredigend.
Zooals we gemeld hebben, zal 18 Januari
a. s. beslist ^worden over het voorstel van
den raad van beheer der spoorwegmaatschappij
Gent—Terneuzen betreffende een accoord met
de schuldeischers. We lezen daaromtrent in de
„Gazette van Gent", dat het actief 1,800,000
frank, het passief 7,500,000 frank bedraagt,
de regelmatig uitgegeven obligaties enkel in
aanmerking genomen.
De onderzoeksrechter heeft thans 58,132
obliagaties in zijn bezit. Slechts 2,645 zijn
daarvan echt, de andere 55,487 zijn nagemaakt.
De voorstellen tot accoord der Maatschappij
Gent-Terneuzen zijn o. a. de volgende
De schuldeischers der spoorwegmaatschappij
Gent-Terneuzen zullen aan de maatschappij
uitstel toestaan voor het betalen harer schulden.
De maatschappij zal blijven voortbestaan.
De vereenigde schuldeischers zullen een
college van zeven personen benoemen, dat
onder het toezicht van den rechter-afgevaar-
digde werken zal en onder meer de maat
schappij zal mogen besturen. (M. Crt.)
Driewegen. In de op j.l. Zaterdag gehouden
vergadering der Vereen, tot verbetering van
het Geitenras is tot secretaris gekozen de heer
J. Risseeuw. Tot afgevaardigde naar de ver
gadering der Provinciale te Goes op 18 dezer
werd benoemd de heer A. de Bruijne. De
Vereeniging telt thans 56 leden.
Zaamslag. Zaterdagnacht is brand ontstaan
in het schuurtje van een werkman wonende
in den Aan en Genderdykepolder. Door het
rumoer dat de brand maakte werd de eige
naar en zijn huisgenooten wakker. Door de
hulp van geroepen buren is het gelukt den
brand tot het schuurtje met inhoud te beperken.
Het verbrande is verzekerd.
Axel. Op Zaterdag 7 December j.l. hield
de afd. Axel van „Patrimonium" eene verga
dering, waarin na liet afdoen van enkele huis
houdelijke zaken, door den secretaris der afd.
behandeld werd het onderwerp„Het stand
punt der Christel. Werklieden omtrent de
Werkstaking."
De spr. behandelde allereerst de positie der
werklieden in den tegenwoordigen bedrijfs-
toestand.
We vinden hier tweeërlei meening waar
mede we niet medegaan. Ten eerste de mee
ning van hen die de leer van vraag en aanbod
voorstaan. Tegenover hen houden wij vol dat
Gods Woord aan allen die met vlijt arbeiden,
dat zij recht bebben op een loon, waarvan zij
naar belmoren kunnen leven.
In de tweede plaats zijn er die leeren dat
de Staat zich op sociaal terrein moet onthou
den. Dit zijn de Liberalen en Conservatieven.
Tegenover hen zeggen wij dat Gods Woord
ons leert, dat een arbeider recht heeft op be
scherming der overheid, waar hij zich geeft
voor den arbeid.
De overheid liet den arbeid ongeorgani
seerd en daarom richten de werklieden hunne
vrije organisaties op. En waar de overheid
hen niet beschermde, hebben de arbeiders
zelve gezocht naar middelen van aanval en
verweer. En één dier middelen is ook de
werkstaking.
Spr. zette daarna uiteen wat we onder de
werkstaking en welke verschillende opvat
tingen daarover door de revolutionaire en de
christelijke Vakbeweging gehuldigd worden.
Als opvatting der christenen noemde spr. dat
„Werkstaking is een tijdelijke onderbreking
van den arbeid om daardoor eene gelegenheid
te hebben tot onderhandeling over de regeling
en den omvang der arbeidsvoorwaarden." Een
middel dus tot verdediging tegen machtsmis
bruik.
Daarna stond spr. stil bij de vraag „Hoe
hobben de chr. werklieden te handelen ten