flntirmlutionair Door nieuws- en Advertentieblad Zeeland. Gem eenter a a d. Het geheim van onze kracht. FEUILLETON. De Katacomben te Valkenburg. No. 952. Woensdag 25 September 1912. 10e Jaargang. I f ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franc® per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTGOU Az. te TER NEUZEN. Inzending; van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIE!J TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. De Burgemeester der gemeente TEE. NEUZEN maakt bekend, dat eene Openbare Verga dering van den Gemeenteraad zal worden ge houden op Donderdag den 26 September 1912, des voormiddags te 10 ure. Ter Neuzen, den 24 Sept. 1912. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. Het valt niet tegen te spreken, dat de anti revolutionaire partij sinds 1872 een groote kracht heeft ontwikkeld en op den loop der zaken op politiek terrein een invloed heeft uitgeoefend, waarvan vóór 40 jaar niemand durfde te droomen. In aanmerking nemende, hoe klein destijds 't hoopje was, dat zich schaarde onder de banier door enkele voormannen onder leiding van dr. Kuyper omhoog geheven, moet men zich verbazen over de kracht die van deze kleine bende is uitgegaan. Nu we binnen enkele maanden op nieinv geroepen worden tot een strijd, die waarschijn lijk die van vorige jaren in heftigheid verre zal overtreffen, kan het niet ondienstig geacht worden na te gaan, waarin de kracht dier Gideonsbende lag. En dan zal allereerst moeten erkend worden, dat het alleen de zegen des Heeren geweest is, die ons zoover heeft gebracht. Hem alleen hebben wij het te danken, dat we verlost werden van eene overheersching, die in het klassieke land der vrijheid eene bespotting was van onze schoone historie. Waar in onze dagen soms bange vrees het hart vervult, ziende op de felheid, waarmede de tegenstander zich allerwegen opmaakt, om zoo mogelijk ons de verkregen rechten weder te ontnemen, daar mag niet vergeten worden, dat alleen Gods zegen op onzen arbeid dat gevaar kan afwenden. Zonder dien zegen is al ons werk vruchteloos en gaan we weder een tijd van druk te gemoet. Het wil ons voorkomen, dat in onzen tijd deze waarheid dikwijls uit het oog wordt ver loren. Stond deze waarheid ons steeds levendig voor den geest, dan zouden we ons met het oog op den komenden strijd allereerst en aller- (5 Alleen vermelden wij dat in de kapel een getemperd licht heerscht. De in de Romeinsche Katacomben voorkomende luminaria (licht-en luchtopeningen), heeft men nl. in Valkenburg niet en om het invallend licht na te bootsen, laat men van hoven electrisch licht door ge kleurd glas vallen. Bij het verlaten der Caesilia-crypte bestijgt men een trap van enkele treden, die uitmondt in een dwarsgang, die op haar beurt weer naar een gang leidt, waaraan in een rechte lijn de „sacraments-kappellen" zijn gelegen, aldus genoemd, omdat men meent, dat de schil deringen, die hier in groote talrijkheid worden aangetroffen, volgens den „Gids" alle betrek king hebben op het H. Sacrament des altaars. De meeste dezer teekeningen trekken in- tusschen dikwijls meer om hunne naïviteit, dan om hun werkelijke schoonheid de aan dacht. Zoo treft men in de eerste kapel aan, eene schildering voorstellende Mozes, die water uit den rotssteen slaat, Dat hierbij gedacht kan worden aan Christus, van Wien we in 1 Corinthe 10 vs. 4 lezen, dat „de geestelijke meest afvragen, in welken weg we dien zegen mogen verwachten. God zal ons zeker dien zegen onthouden, tenzij we strijden voor eene rechtvaardige zaaktrouw blijven aan ons beginsel en onder ons de eensgezindheid bewaren. Onze mannen van vóór 40 jaar waren daarom zoo sterk, omdat ze zich bewust waren, te strijden voor eene rechtvaardige zaak. Het recht en de plicht van ieder ouder, om zijne kinderen op te voeden en te doen onderwijzen overeenkomstig de eigen overtuiging van ons Christen-volk was zoo onbetwistbaar, dat ze met volle overtuiging den strijd voor dat recht aanbonden, vast verzekerd, dat eindelijk dit recht zou erkend worden. Al is die strijd nog niet geheel volstreden, de onderwijszaak treedt thans niet zoo sterk meer op den voorgrond. Het zijn thans in de eerste plaats de sociale vraagstukken, die eene oplossing eïsehen. En nu is het de vraag, of in onze kringen omtrent die vraagstukken wel zulk een helder inzicht en zulk een vaste overtuiging is verkregen, dat met eenstemmigheid kan gezegd worden, dit of dat is recht in dezen. De onverschilligheid van velen, de onwil om zich rekenschap te geven, wat tegenover die vraagstukken onze roeping en plicht is, geven ons naar onze meening het recht, om te twijfelen, of allen wel met de rechte be zieling den strijd te gemoet gaan. En dat is toch broodnoodig. Indien we niet vast overtuigd zijn, dat het geen wij voorstaan, recht is, zal liet ons aan liet echte vuur ontbreken en zullen we evenmin met vertrouwen den zegen Gods op onzen arbeid verwachten. Daarom is bet ook zulk een eerste ver- eischte, dat elk zich bij het licht van Gods Woord rekenschap tracht te geven van wat in dezen recht en plicht is. Men kan er zich niet van afmaken met een ik ben niet erg voor die sociale wetten, 't is altijd maar betalen en 'k vind, dat 't nu al mooi genoeg is. Neen als bij het licht van Gods Woord blijkt, dat het streven naar sociale wetgeving recht is, dan hebben we ons daar voor te spannen ook al kost het ons opoffe ringen. Want met of zonder onze medewer king zal toch altijd het recht zegevieren. En wee onzer, indien we ons tegen het recht gaan verzetten. We hebben dus in dezen alle onverschillig heid en allen onwil af te schudden en studie te maken van de vraagstukken, die zich in onzen tijd op den voorgrond dringen. steenrots Christus was", zal geen tegenspraak ondervinden. Voorts treft men er aan een visscher, die aan een koord een visch uit het water haalt en onwillekeurig denken we hierbij aan Chris tus woord tot de Apostelen „Ik zal u visschers der menschen maken". (Matth. 4 vs. 19). Ver volgens eene afbeelding van den „maaltijd, aan de zee van Tiberias", en een fresco (muur schildering), die in 't bijzonder volgens den „Gids" betrekking heeft op de wezensveran dering van 't brood en den wijn in het H. Misoffer. Op eene kleine tafel (drievoet) liggen een visch en twee brooden terwijl rechts 4, links 3 korven met brood zijn geplaatst. Terwijl de visch op Christus zou wijzen, duiden de broodkorven op het wonder der broodver menigvuldiging. Wij voor ons meenen, mede in verhand met wat we in de Lucina-crypte, (waarover straks nader) vinden dat deze fresco niet uit den tijd der eerste Christenen dagteekent, doch er later is aangebracht b.v. door bisschop Damasus of anderen. Bovendien kunnen wij ook niet aan nemen dat al de 'fresco's in de sacraments- kappellen" nu bepaald een liturgische hande ling moeten aanduiden. Ook treffen we nog aan een schip, dat door de golven wordt gebeukt en welks bevaarder In de tweede plaats dienen we in alles vast te houden en trouw te blijven aan ons be ginsel, willen we Gods zegen verwachten op onzen strijd. Wie* in de eene hand water draagt en in de anaere vuur, zal heel spoedig al zijn invloed verspelendoor de vrienden mistrouwd, door de tegenstanders heimelijk uitgelachen, doet hij beter zich in den strijd maar niet te mengen. Wees man uit één stuk strijd voor hetgeen ge in oprechtheid meent recht en billijk te zijn en doe dit met alle macht en op elk terrein. Breek niet hier af, wat ge ginds hebt ge bouwd, doch blijft in alles trouw aan het be ginsel, dat ge belijdt. Het is er thans geen tijd voor, om te trachten van beide wallen te eten en met alle partijen op goeden voet te staan. Wie met geen mensch in conflict wil komen en allen te vriend wil houden, moet in onzen tijd naar 't Oud-mannenhuis. Kies partij en trek de lijn doordat is de eenige manier om ten slotte vriend en vijand respect af te dwingen. Schoon te staan spreken over uw beginsel en direct of indirect meehelpen, om dat be ginsel in zijn doorwerking te stuiten is in onzen tijd, waarin liet publiek leven zulk een vlucht neemt, onzin. En wat erger is, hoe wilt ge op zulk werken Gods zegen ver wachten Ten slotte zullen we met goed vertrouwen den strijd tegemoet gaan, dan is niet liet minst eensgezindheid een eerste vereisclite. Waar liefde woont, geeft God Zijn zegen. Doch hoe zullen we dien zegen kunnen af bidden, waar de liefde en eensgezindheid ont breekt We hebben hierop kort geleden nog opzet telijk gewezen en zullen er dus thans niet veel over zeggen. Doch we meenen goed te doen, op deze drie zaken nog eens de aandacht te vestigen, omdat we overtuigd zijn, dat hierin juist het geheim zat van de kracht onzer voortrekkers. Willen wij, evenals zij destijds, invloed uit oefenen, dan kan dat alleen als God onzen arbeid zegent en dat zal Hij slechts, indien we strijden voor hetgeen recht is, ons daarbij in alles trouw houden aan ons beginsel en in liefde en eensgezindheid optrekken. Dat moet ook liet geheim zijn van onze kracht. V Intreerede van prof. Noordtzij. Prof. dr. A. Noordtzij, benoemd tot hoog leeraar in de godgeleerdheid aan JBe Utrecht- in kalme biddende houding om uitredding smeekt. Het gebed wordt verhoord, want boven verschijnt een figuur met stralen om kranst, die de hand op het hoofd legt van den biddende. Dit schip, zoo |sterk herinnerende aan het handwerk der discipelen, is een zinnebeeld van de Kerk. Indien de discipelen visschers der menschen zouden worden, dan zou het schip de Kerk zelve verbeelden, naar analogie der H. Schrift, die in Ilebr. 4 vs. 7 en 1 Petr. 3 vs. 20 de ark Noachs als een schip des be- liouds teekent. In de Kerk nu zullen allen, die zich aan haar toevertrouwen worden ge red, terwijl daarenboven het lot der genen, die buiten de Kerk blijven, wordt aangeduid door een ander persoon, die te midden der golven ronddrijft buiten liet schip. Op den rechterwand aanschouwen we ver volgens de opwekking van Lazarus, een ge beurtenis, die natuurlijk bijzonder sterk heeft ingegrepen en lang is naverteld. Ook het plafond is van eene schildering voorzien, die ons vertoont de liefelijke figuur van den „Goeden Herder", eene voorstelling die in de Kerk van Christus, in dicht en on dicht, door penseel en stift zoo menigmaal de kleingeloovigen heeft getroost. Eindelijk vinden we als decoratiewerk hier nog een visch (dolfijn) aan een drietandigen sche universiteit, om onderwijs te geven in de geschiedenis van den Israëlietischen godsdienst, de Israëlietische letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament, heeft Maandagmiddag zijn ambt aanvaard met een rede over: „De Öud-Testamentische Godsopenbaring en het oud-Oostersche leven". Spr. ving zijn rede aan met de opmerking, dat de breedere kennis van het oud-Oostersche leven, welke een der schoonste vruchten is van de vele opgravingen, gedurende de geheele vorige eeuw, zoowel in Egypte als Babel, Assur als Palestina bewerkstelligd, aan de juistere kennis van Israël en van de in dat volk wer kende factoren ten goede is gekomen. Merk waardig achtte hij liet echter, dat het zoo lang heeft geduurd, voordat ook in ons land de overtuiging zich vestigde, dat Israël niet buiten verband met die oude kuituurwereld mag worden beschouwd. Hiertoe heeft eenerzijds medegewerkt de gedeeltelijke onzekerheid onzer kennis daarvan, anderzijds ook het bevangen zijn in vooropgezette meeningen. Vooral de zgn. historische kritiek heeft daaraan geen goed gedaan. Zoo hebben de evolutionisten Israël ten onrechte voor een bijna kuituurloos volk gehouden en aan het z.g. voorhistorische tijdvak een veel te bteede plaats ingeruimd. Tot zijn onderwerp komend, wijdde spr. eerst een woord aan de formuleering daarvan, welke een gevolg is van zijn streven om tegen alle verwatering van het Openbaringsbegrip front te maken en anderzijds toch ook weer liet eigensoortige karakter der Oud-Testamentische Godsopenbaring tegenover dat der Nieuw-Tes- tamentische te laten uitkomen. Nu meende men vroeger, dat het karakteristieke dier Gods openbaring hierin gelegen was, dat ze iets volkomen nieuws had geschapen. Maar de opgravingen hebben geleerd, dat Israël op al lerlei wijze aan liet Oud-Oostersche leven ver bonden is. In hoeverre Israël echter in dit milieu een eigen plaats heeft ingenomen, daar over bestaat nog geen eenstemmigheid, gelijk uit den strijd over Babel en Bijbel en over het goed recht van het Panbabylonisme duide lijk blijkt. Er heerscht op dat terrein veel verwarring, waartoe vier oorzaken medewer ken, welke nader werden toegelicht en waarbij in het bizonder de vierde oorzaak, ontleend aan het Ikarakter der Godsopenbaring, in het licht werd gesteld. Alleen de organische op vatting van de Openbaring laat haar recht wedervaren en doet hare gangen in liet midden van Israël verstaan. Deze gedachte verder uitwerkend, wees spr. er op, dat de werking dier Godsopenbaring zich in alle deelen van Israel's leven laat naspeuren. Dat werd nader aangetoond door vergelijking van den beroemden Codex Cham- vork gestoken, waarin we, naar de verklaring van de „Gids", een zinnebeeldige voorstelling van den „gekruisten Verlosser" hebben te zien. De letters toch, van liet Grieksche woord voor visch d.i. „ichtlius", vormen de beginletters van het volgende: i Jezus; ch Cristus; th theou Godsu uios Zoon s soter Verlosser dus Jezus, Christus, Gods Zoon, Verlosser. In de tweede „sacramentskapel" vinden we behalve den „waterslaanden Mozes" en den visschenden visscher eene afbeelding van den doop des Heeren door Johannes in den Jor- daan, en de nederdaling van den H. Geest in de gedaante van een duif, ook de „genezing van den aclit-en-dertig jarigen kranke in het badwater van Bethesda te Jeruzalem. Deze drie fresco's vinden wij op den „in- gangsmuur" op den muur tegenover den in gang wederom een drietal andere schilderingen. Middenin een maaltijd van zeven personen, gelegen om een tafel van een kwartcirkel, waarop een visch (Christus) ligt, en daarnaast weer de traditioneele korven. Deze schilde ring herinnert dus sterk aan die zoo straks beschreven, en waarin we volgens de „Gids" opnieuw de consecratie van brood in liet H. Misoffer zouden hebben te zien. Ook deze teekening zal wel later zijn aangebracht. (Wordt vervolgd.) «k

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1