Antirevolutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
Waarop het niet minder
aankomt.
FEUILLETON.
Uit de Pers.
No. 944.
Woensdag 28 Augustus 1912.
10e Jaargang.
P
Oe Katacomben te Valkenburg.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren efi Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIE!J TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
ADVERTENTIEN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
Wij kunnen moeilijk den strijd tegen het
volgend jaar aanbinden met een ledige strijd-
kas en daarom dient ernstig overwogen,
op welke wijze die kas zal gevuld worden,
zoo schreven we een vorig maal.
Deze vraag zal ongetwijfeld een punt van
bespreking uitmaken op de eerstvolgende ver
gadering der Centrale en vandaar overgebracht
worden naar de plaatselijke kiesvereenigingen.
Wij vertrouwen, dat dientengevolge spoedig
deze zaak voldoende zal geregeld zijn.
Doch hiermede is onze vraagZijn wij ge
reed nog niet volledig beantwoord.
Er is niet slechts geld noodig, maar ook
een goed aaneengesloten leger, wil men met
eenige kans op succes den strijd aanbinden.
Ook dit spreekt zóó van zelf, dat we al
weder niet veel woorden noodig hebben, om
onze lezers hiervan te overtuigen.
We gaan ons nog niet al te zeer verdiepen
in allerlei berekeningen, omtrent den stand
der partijen in ons district en laten de vraag,
of er in 1913 naar alle waarschijnlijkheid een
man van links of van rechts voor Oostburg
naar de Tweede Kamer zal worden afgevaar
digd, voorloopig maar buiten bespreking.
Daar is nog al de tijd voor. Dit zou trouwens
eigenlijk geen vraag voor ons moeten zijn.
Als 'tgoed was, zouden we, ziende op den
sprong dien we in 1909 vooruit deden, ver
geleken bij 1905, thans moeten zeggen we
zullen zóó werken, dat er ditmaal geen twijfel
mogelijk is, omtrent onze overwinning.
Doch, zooals gezegd, voorloopig zullen we
ons hierover maar niet druk maken.
Maar iedereen weet, dat. we in 1909 nog in
de minderheid bleven. Het scheelde wel niet
veel, doch onze candidaat kon het nog niet
halen.
Nu kunnen we op onze vingers uitrekenen,
dat men aan de overzijde ook niet stil zal
blijven zitten. Er zal daar ongetwijfeld al het
mogelijke gedaan worden, om den zetel voor
links te behouden.
Wij moeten dus, willen we de overwinning
behalen, meer inhalen dan alleen het tekort
van 1909.
Nu zullen door de betere organisatie de
Roomsch-Katbolieken, vooral in 'tland van
Cadzand, daarvan een belangrijk aandeel voor
hunne rekening nemen. Doch ook voor ons
i)
In den loop der vorige maand werd het
nieuwe gedeelte van de nabootsing der Ro
meinsche Katacomben te Valkenburg (in 't
Zuiden van Limburg) opengesteld.
Deze gebeurtenis ging met een plechtige
inwijding gepaard waarbij r.-katolieke geeste
lijken voorgingen, doch ook protestanten o.m.
Prof. Pijper van Leiden. Ds. Oberman te
Vlissingen e.a. tegenwoordig waren aldus ver
haalt de Rotterdammer.
Wij, die verleden jaar zelf het eerste ge
deelte dezer Katacomben in oogenschouw
mochten nemen, een paar uur onder den grond
doorbrachten en diep onder den indruk van
het nameloos lijden der eerste Christenen, de
onderaardsche gewelven verlieten mogen niet
nalaten, nu de tijd weer aangebroken is, dat
velen zich naar Limburg's schoon Zuiden be
geven, een en ander van de Valkenburgsche
Katacomben mede te deelen, opdat dit velen
opwekke tot een bezoek aan die getrouwe na
bootsing der Romeinsche Katacomben.j
Wie te Valkenburg geweest is en de Kata-
zal het noodzakelijk zijn, een flinken stap
vooruit te doen en heel wat stemmen meer
uit te brengen op onzen candidaat.
Alleen onder die dubbele voorwaarde is er
kans, ditmaal den rechtschen candidaat er
te brengen.
En met het oog hierop zeggen we thans
met nog meer klem dan vroegeralleen door
als één man op te trekken en onzen plicht
te doen, kunnen we het halen.
Eensgezindheid is in de gegeven omstandig
lieden nog meer noodig dan veel geld.
We zullen omtrent dit punt in 't openbaar
al évenmin veel zeggen als over den stand
onzer strijdkas.
Elk die in onze kringen meeleeft, zal wel
weten, hoe het in zijne omgeving met die
eensgezindheid gesteld is.
Twee dingen willen we in dit verband ter
sprake brengen.
In de eerste plaats zouden we ieder man
van rechts de vraag op het geweten willen
binden wat kunt gij in uw kring doen, om die
eensgezindheid te bevorderen
Denk niet, dat het u niet aangaat, omdat
ge misschien geen Bestuurslid, of misschien
wel zelfs geen lid zijt van eene kiesvereeniging.
In 1913 zal een stAjd gestreden worden
over levensvragen en beginselen, waarbij wij
allen betrokken zijn, zooals we kort geleden
nog uiteengezet hebben.
Tegenover de groote vragen, die dan aan
de orde worden gesteld, vallen de kleine ver
schillen, die in onzen beperkten kring soms
zooveel beroering verwekken weg.
Belangstelling voor en medewerking tot be
reiking van het groote doel, dat we allen hopen
te bereiken, behoort ieder'onzer te bezielen.
Allen wenschen we de bestendiging van de
rechtsclie meerderheid in de Kamers, opdat
onze verkregen rechten geen gevaar loopen
en we op velerlei terrein het voorgestelde
ideaal steeds nader komen.
Het is reeds zoo dikwijls gezegd dankbaar
voor het verkregene, verliezen we toch niet
nit het oog, dat we nog bijlange na niet zijn,
waar we kunnen en moeten komen. Denk
slechts, om maar één punt te noemen, aan
onzen schoolstrijd.
Alleen door Gods zegen kunnen we dat
gestelde ideaal bereiken. En we belijden het
allen alleen daar waar liefde en eensgezind
heid is, geeft God Zijn zegen.
Daarom is het onze dure plicht, al wat in
on^ vermogen is aan te wenden tot bevorde
ring van de hoogst noodige eensgezindheid.
Niemand zegge in dezen het ligt niet op
mijn weg, daaraan te arbeiden. Integendeel,
het is ons aller taak.
En in de tweede plaats zouden we willen
comben niet heeft bezocht heeft van het merk
waardigste, wat dit Limburgsche stedeke biedt
geen^ kennis genomen. De „Valkenburgsche
grot" is mooi, maar dé Valkenburgsche Kata
comben zijn, vnl. voor den Christen, veel in
drukwekkender.
Hen, die uit de geschiedenis der eerste
Christenen weten, hoeveel deze voor hun
Heiland hebben geleden, zal een bezoek aan
deze Katacomben met eerbied doen opzien tot
de helden die met zulk een vrijmoedigheid
voor de goede belijdenis pal stonden, maar
tevens met dankbaarheid vervullen [voor de
ruimte die de Heere God Zijn volk thans heeft
gemaakt.
Laten we echter eenige opmerkingen doen
voorafgaan.
Uit de kerkgeschiedenis is bekend dat in
de eerste eeuwen der Christelijke jaartelling
de belijders van den Christus met minachting
door de aanhangers van de lieidensche be
schaving werden aangezien, 't Christendom
was den Griek en den Romein een dwaasheid.
Deze minachting werd tot ergernis, als de
toonaangevende menigte lette op de afwij
kingen van het Christelijk met het lieidensch
leven. Een dier afwijkingen was o.m. de wijze
van de behandeling der dooden. De Romeinen
verbrandden de lijken hunner gestorvenen,
doch de Christenen handhaafden de wijze van
waarschuwen voor al te groote neerslachtig
heid omtrent dit punt.
Het ligt eenigszins in onzen volksaard, als
de strijd met den tegenstander rust, ons te
gaan vermeien in allerlei gekibbel onderling.
Dit zou zoo niet moeten zijn, doch we con-
stateeren slechts één bij ieder hekend feit
hoe betreurenswaardig het op zich zelf ook zij.
Doch gewoonlijk zien we ook, dat als de
strijd moet worden aangebonden met de tegen
partij, de onderlinge verschillen uit den weg
geruimd worden of althans tot nader order
weggeborgen.
W ij hebben dan ook goede hoop, dat in ons
district alle man van rechts zich zal scharen
om de gemeenschappelijke banier, als straks
de strijd ontbrandt.
Reeds thans wekken we ieder man van goe
den wil, dien we door ons woord bereiken
kunnen dringend op, al het mogelijke tp doen
in eigen kring tot bevordering van den vrede
en de eensgezindheid in onze gelederen.
V Verwantschap.
Eenige weken geleden vierde de geheele
Europeesche vrijzinnigheid den tweehonderd
jarigen geboortedag van Jean Jacques Rous
seau.
Hij wordt wel eens de vader der Révolutie
genoemd.
De wierook der lof is zijner nagedachtenis
weer kwistig gebrand.
Toch is zijn roem ook al een beetje aan het
tanen.
Menschvergoding is nog altijd een mode
artikel geweest.
Alleen wie in den mensch den Schepper
eert, legt den juisten maatstaf aan.
Zelfs de modernen keeren zich thans van
Rousseau af.
Er deugt eigenlijk niet veel meer in hem.
In het rijdschrift voor Wijsbegeerte oordeelt
Dr. Meyer, dat R's denkbeelden als een
„doodgeloopen strooming" moeten beschouwd
worden.
Dat is zeer sterk gezegd.
Wel wat al te sterk.
't are inderdaad te wenschen, dat Rous
seau's standpunt reeds een „overwonnen stand
punt" was. Maar 't heeft er niet veel van.
Zeker de sympathie voor Rousseau is bij
velen zijner aanbidders wel wat geluwd en
dat is geen wonder.
Rousseau bleek, van naderbij bezien, niet
zoo edel en hoog, als men uit zijn geschriften
zou hebben vermoed.
Zijn leven was zeer onzedelijk; zijn vijf
kinderen bezorgde hij in een vondelingen-ge
sticht, hij, de man, die in zijn „Emile" een
begraven, door de Joden gevolgd zij vertrouw
den het stoffelijk overschot van hun dierbaren
aan den #choot der aarde. De Romeinen echter
dulden deze wijze van begraven niet boven
den grond en daarom deden de Christenen dit
onder de aardoppervlakte in den daarvoor ge-
schikten tufgrond. Ze groeven diepe gangen
en in navolging der joden, die hunne dooden
in spelonken begroeven, legden zij ze in een
sarcophaag en metselden die dicht. Dit nu
zijn de Katacomben of onderaardsche begraaf
plaatsen die men thans nog in den omtrek
van Rome vindt.
Echter niet alleen als begraafplaatsen der
dooden, maar nog meer als woonplaats van
de levenden, zijn de Katacomben bekend.
Die onderaardsche begraafplaatsen toch heb
ben den Christenen in de eerste eeuwen ook
ttot woonplaats gediend. De ergernis der hei
denen tegen de Christenen met hun afwijkende
gewoonten klom tot tegenstand en haat, toen
de Christelijke leer van haar belijders een
breken met het heidendom vroeg. De Romein
sche Keizers gaven bovendien aan de onder
danen het voorbeeld door tot vervolging van
de leiders der Christenen over te gaan. Spoedig
was een Christen in Rome of in het Romeinsche
rijk zijn leven dan ook niet meer zeker. En
geen andere schuilplaats bleef thans meer over
dan hun onderaardsche begraafplaatsen in de
exempel van opvoeding meende te moeten
geven. v
Maar met dat al woekeren zijn ideeën nog
voort.
Niet 't minst op staatkundig terrein.
Wat men ook op Rousseau hebbe aan te
merken, ééns is men het met de grondge
dachte zijner theorie.
Als vader der revolutie blijft men hem
eeren, en weet men zich zijn kinderen, of men
liberaal of socialist zich noemt.
Ze zijn van dezelfde familie.
Vandaar dat eendrachtig optrekken van alle
linkerpartijen, zoodra het er maar op aankomt,
den invloed van het Christendom te bestrijden.
Dan kruipt het bloed toch Veer, waar het
niet gaan kan en openbaart zich de gemeen
schappelijke familietrek.
Tegen dezen geest van revolutie en God-ver
werping is, mede naar het woord van Groen
van Prinsterer, niets bestand dan het Evan
gelie t
Z.
Regen alle dagen.
Onder dit opschrift leest men in Friesch
Dagblad het volgende
Alom plaste het deze week.
Regen, regen, altoos.regen
En uit verschillende streken van ons land
kwam bericht, dat de regen den oogst des
velds geheel of gedeeltelijk dreigt te doen
mislukken.
Zoo zien we, hoe de mensch, ondanks
allen waren en vermeenden vooruitgang,
toch steeds op t diepst van God afhankelijk
blijft. Verleden jaar de droogte; nu de
regen docli morren wij niet. Wij weten
niet, wat goed is en God de Heere schikt
het ten slotte alles naar óns best. En meenen
we dan reden tot klagen te hebben... laat
ons zwijgen tegen de menschen en storten
we ons hart uit in de binnenkameren voor
onzen God.
Eén wenk van Zijn handde regen wordt
ingehouden en 't 'aardrijk met iiefelijken
zonneschijn verkwikt
Bioscoop.
De Rotterdammer schrijft hierover
Ook in onzen kring past een ernstig woord
van waarschuwing tegen het gevaar, waarmede
de bioscoop ons volksleven bedreigt.
Op zichzelf is de kinematograaf een kostelijke
uitvinding. Beter, dan eenig ander middel
nabijheid der stad. Daar heen spoedden zij
zich dan ook, toen de vervolging hen uit de
stad dreef, waar zij zich slechts ter sluiks
konden vertoonen.
Na dagen lange vervolging vonden de ver
moeide Christenen hier onder den beganen
grond, in de nabijheid van de lijken hunner
gestorvenen ruste voor het hol van hun voet.
Want hier .waren zij veilig: de natuurlijke
afkeer, die de Romeinen hadden voor de be
graafplaatsen der Christenen, was oorzaak, dat
de vervolging zich zelden tot de Katacomben
uitstrekken.
Zoo werd die geheimzinnige gangenstad, met
haar bewaarplaatsen voor dooden de woon
stede van de bruid van Christus die in ge
spannen verwachting daar de wederkomst van
haar Koning verbeidde. De tijd, hier doorge
bracht, waren intusschen dagen van geestelij
ken bloei voor de Gemeente des Heeren.
Zij, de ten bloede toe vervolgde, leefde en
kel uit de hand baars Heeren, beoefenend
de gemeenschap der Heiligen. De gewelven
der Katacomben weerklonken van het gemeen
schappelijk gezang, dat in de godsdienstoefe
ningen opsteeg tot Gods eer, en waren ge
tuigen van de vele liefdemaaltijden, zoo ver
sterkend voor den broederband.
(Wordt vervolgd.)