Antirevolutionair nieuws- en Advertentieblad Zeeland. FEUILLETON. In den Levensstrijd. Uit de Pers. No. 939 Zaterdag 10 Augustus 1912. ABONNEMENT: Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENT1ËN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZOROEN BIJ DEN UITGEVER Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. V Lonkjes. Duisterlingen en dompers zijn nu juist geen erg mooie benamingen. Toch hebben we het daar een tijdlang mee moeten stellen. Bij de liberalen waren we van ouds het niet-denkend deel der natie. Terwijl als gewoonlijk de socialisten wat meer gepeperde terminologie er op na bielden. 't Schijnt dat het een heel klein beetje gaat veranderen. Tenminste, een der socialistische leidslieden, de heer Bergmeijer heeft in „Het Volk" eenige weken geleden een ietwat anderen toon aan geslagen. 'tls te hopen, dat het helpt, al hebben we er niet veel verwachting van. Bergmeijer dan schrijft „Trouwens men heeft van onze calvinisten over het algemeen een glad verkeerd be grip en vooral zij, die door af komst of door woonplaats onze calvinisten niet kennen, beoordeelen hen glad verkeerd. Het is heel gemakkelijk om deze menschen voor stomme lingen of huichelaars te schelden, maar daar door verraadt men zijn groote onkunde aan gaande het geestesleven onzer landbewo ners. Ziet ge, hij heeft het in 't bijzonder over de landbou w-arbeiders. Dat zijn dus geen stommelingen en huiche laars meer. Integendeel, wie ze zoo noemt, verraadt groote onkunde. Het kan misschien iemand bevreemden, dat een socialist zóo over den christen-arbeider denkt en schrijft. Toch is het zeer wel te verklaren, indien men overweegt, met wélk doel het geschiedt. Die christelijke arbeiders moeten wat gevleid worden met liet oog op de propaganda, die onder hen moet gevoerd. Ze moeten vooral lid worden van de z.g. moderne d. w. z. socialistische vakvereeni- gingen. Begint men nu met de menschen uit te maken voor duisterlingen, dompers, huiche laars en stommelingen, dan is de kans op succes uiterlijk gering. Dat begrijpen deze hecren opperbest. En daarom het nu eens over een anderen boeg gewend. (11 door ZELANDIA. Als ze buiten komt, schijnt 't of de mist nog kouder en natter is dan straks. „Naar mevrouw Berends zou ze dat doen Én een stem zegt in haar binnenstedoe dat niet. Die menschen nemen je toch niet. Misschien staan ze je niet eens te woord. En de trots zegt, dat ze zich toch zoo niet moet vernederen. En de haat fluistert haar in, dat ze toch zeker daar haar diensten niet zal aanbieden, bij dien man, die zijn zuster, haar lieve moeder, verstootte. Greet voert een hevigen strijd. Bijna werktuigelijk loopt ze 'de dorpsstraat door. Opeens staat ze stil. Ze keert op haar schreden terug. Vastberaden stapt ze op „Duinoord" aan. De nood van het huisgezin, de liefde van haar moeder, die ook in haar laatste oogen- blikken haar broeder niet kon vergeten, hoe koel deze zijn hart voor haar had gesloten, drijft haar. Ze ontsluit (iet tuinhek, begeeft, zich den tuin door en staat binnen enkele oogenblikken op de hooge stoep, die met breede treden naai de deur leidt. Hoor maar heeft men eenmaal onze calvinistische arbeiders vast dan worden het uitstekende strijders. Zij mogen zelfs hun kerk den rug toegekeerd hebben, in één ding zijn zij calvi nist gebleven en wel in hun koppig en taai vasthouden van de nieuwe denkbeelden, die zij soms na grooten strijd zich hebben eigen gemaakt. Ons komt bij dit alles de spreuk te binnen, waarmede de Leidenaars in 1574 de bedriege- lijke beloften der Spanjaarden afwezen „De vogelaar fluit zoet, om 't vogelken te vangen." Onze christelijke arbeiders hebben de socia listen niet noodig, noch hun voorlichting. Voor hen is de christelijke vakbeweging de aangewezen weg. Naar het woord van Dr. KuypeWp het Sociaal Congres van 9 Nov. 1891 „de Christelijke religie stelt ook. voor schier alle onderdeelen der sociale qgaestie een vast uitgangspunt, van waaruit de con crete oplossing voor elk vraagstuk moet be proefd. We tasten yolstrekt niet in het duistere rond. Duidelijk liggen in Gods Woord de be ginselen uitgesproken, waaraan we verplicht evjn den bestaanden toestand en de bestaande rechtsverhoudingen te toetsen. En we schieten te kort in de heilige roeping, die op ons als Christelijke staatsburgers rust, zoo we ons onttrekken aan de ernstige taak, om wat met die ordinantie Gods in strijd blijkt, te recon- strueeren naar hetgeen door God den Heere is gewild." Dit lijkt ons een betere weg. Z. V Hooger ideaal. Bioscoop-vertooningen kunnen ongetwijfeld van nut zijn. Men denkt er dan in onderscheidene plaatsen ook ernstig over de bioscoop in dienst van de volksontwikkeling te stellen. Op de lagere school zou het vak aardrijks kunde bv. er ongetwijfeld bate van kunnen ondervinden. Het groote publiek echter is het niet te doen om onderwezen, óf, nog minder, zelfs maar aangenaam bezig te worden gehouden zijn doel is slechts geprikkeld te worden. Vandaar dat allerlei wordt vertoond, dat den hartstocht in beweging brengt. Allerlei schan daal-histories, zedebedervende scènes vinden stellig den grootsten toeloop. Probegrt men de bioscoop op andere wijze Zonder weifelen, zij het met bonzend hart, schelt ze aan. Het duurt tamelijk lang eer de deur wordt geopend. „Gunst Gree, ben jij het?" luidt Keetjes groet, terwijl ze Greta binnenlaat. En vol bevreemding laat ze er op volgen „Wat kom jij hier doen Met onverholen verbazing ziet ze haar vroeger schoolkameraadje aan. „Is Mevrouw te spreken, Kee Wil je eens hooren voor me zegt ze vriendelijk. Keetje is zoo verwonderd, dat ze eerst Greet nog enkele oogenblikken blijft aankijken. „Nu, Kee „Zeker, zeker," valt Kee uit. „Ik ga al. Wacht hier maar even, ik kom zóo terug." Een poosje later bevindt Greet zich in de huiskamer van haar tante. Deze kent haar ter nauwernood en is eigen lijk maar half op dit bezoek gesteld. Mijn heer Berends is niet thuis vandaag. Greta blijft bij den ingang staan. Mevrouw Barends zit in een gemakkelijken stoel bij het raam aan het andere eind der kamer. „Wel kind komt ze. Mevrouw heeft een advertentie gezet om een verstelnaaister. Zoudt u mij er voor kun nen gebruiken Mevrouw Berends heeft iets anders ver wacht. Een bedelpartij of zoo iets. dienstig te doen zijn, dan kan men zijn zaak wel sluiten. Zoo is reeds opgericht een „Comité tot be strijding van het bioscoopkwaad-" Zoo heeft men in Amsterdam het reeds geprobeerd met een zg. keur-bioscoop. Het einde was echter, en al zeer spoedig, dat de voorstellingen, bij gebrek aan belangstelling moesten gestaakt worden. Het maandblad van bovengenoemd Comité schrijft daarover „Wij hebben het recht van teleurstelling te spreken, niet alleen omdat beloften niet zijn ingelost, maar ook, omdat het overgroote deel van het arbeiderspubliek uit de Amster- damsche districten III en IV blijkbaar liever loopt naar de gelegenheden, waar smakelooze, op t kantje af obscene voorstellingen gegeven worden, dan de op een hooger peil gebrachte vermaakskunst met hun tegenwoordigheid te vereeren". Zeker is het te loven, dat een vereeniging tracht het bioscoop-kwaad te breidelen. En misschien is in deze richting wel iets te bereiken. Gelijk ook blijkt uit den verminderden omzet van de schand- of prikkellectuur. Bedroeg deze in 1908/1909 in Duitschland nog 60 miljoen mark, thans bedraagt hij on geveer een 40 millioen. Slechts 40 milliöen Dat is dus een beduidende achteruitgang. Mede een gevolg van de overheidsbemoei ingen ten deze. Niettemin kan nóch dé prikkel-bioscoop, nóch de prikkellectuur afdoende worden be streden en uitgeroeid zoomin door den arbeid van speciale vereenigingen als door scherp overheidstoezicht, hoezeer ook broodnoodig. Ten volle kunnen hare bemoeiingen slechts doel treffen, wanneer het volk hooger levens ideaal zich leert stellen, dan het najagen van zinneprikkelende genietingen. Als weer een grijpen komt van allen naar edeler goederen. Want de groote afmetingen, die ook het bioscoop-kwaad aannam, teekenen ons scherp den zedelijken achteruitgang van ons volk. Dien te stuiten vermag slechts een terug- keeren tot de oude, beproefde paden. Z. De „British and Foreign Bibli Society" is kort. nadat de beroemde bijbel-verzamelipg van Francis Fry in haar bezit was gekomen, begonnen met een nieuwen catalogus haren uitgaven der H. S. In 1903 verscheen het eerste deel, dat Engelsche uitgaven van de Bijbel of gedeelten daarvan beschreef. In de Want ja, ze heeft er wel van gehoord, dat Harmsma 's schip is vergaan die menschen moeten 't maar arm hebben. Maar dit meisje, dat daar wel bescheiden, maar toch zoo beslist haar verzoek doet, vraagt geen aalmoes, vraagt werk. Zóo heeft ze 't zich nog niet voorgesteld. Ze heeft straks gedacht, toen Keetje Greets komst meldde, dat ze eerst recht last zal gaan krijgen van haar mans arme familie. Ze heeft zich al voor genomen Greet maar wat in de hand te duwen met verbod om niet voor de tweede keer te komen. En nu De deur gaat open. Em komt binnen. Dadelijk stapt de vriendelijke kleine op Greet toe. „Wat ben je koud," zegt ze, en voelt aan Greets verkleumde vingers. „En wat is je mantel nat. Kom een beetje bij de kachel, toe En ze neemt Greets hand om ze mee te troonen In Greets oogen komt een traan. „Dag Em," zegt ze dankbaar. „Ken je me En ik ken je nietsnapt het kind. „Wie ben je dan? Moe, wie is het?" „Ga even zitten meisje," zegt mevrouw Berends. Haar ondanks krijgt ze toclj,medelijden met Greet. „Ja," vervolgt ze, ik heb al twee meisjes hier gehadmaar ben nog niet besloten wie voorrede werd de hoop uitgesproken dat het tweede deel behelzende de uitgaven in niet- Engelsche talen in 1904 zou verschijnen. De New-Yorksche „Nation" meldt dat dit tweede gedeelte eerst nu gereed is. Het be staat echter uit 3 deelen (1750 bladzijden) en beschrijft bijbel-uitgaven in meer dan 600 talen en dialecten. Het werk heeft zich, in het belang der wetenschap, niet beperkt tot de uitgaven van de Society. Ook alle andere bekende uitgaven worden beschreven. In het geheel worden in de 4 deelen beschreven 9848 uitgaven, gedrukt in 628 talen en dialecten. Hieronder bevindt zich een klein aantal van nu uitgestorven talen of dialecten, die slechts door den gedrukten tekst van vroegere ver talingen in handschrift zijn vertegenwoordigd, benevens een aantal pl.m. 65 dialect uitgaven uitsluitend voor philologische doel einden, 57 daarvan zijn bezorgd door het initiatief van Prins Lucien Bonaparte. Het nieuwe gedeelte van het werk wordt geopend met de „polyglotten", betrekkelijk eene kleine afdeeling (36 bladzijden). Zeer omvangrijk is natuurlijk dat gedeelte, dat de oudere bijbels behandelt, een gedeelte dat zeer belangrijk is voor de bibliografische we tenschap en de geschiedenis der drukkunst. Zoo worden er op 101 bladzijden niet minder dan 241 Latijnsche Bijbel-uitgaven behandeld, waarbij vele beschrijvingen een halve, soms wel 2 of 3 bladzijden vullen. Copinger geeft in zijn „Incunabula Biblica" 142 Latijnsche Bijbel-uitgaven aan als vóór 1500 gedrukt. Het blijkt nu dat men dit getal tot ongeveer 100 moet terugbrengen. De catalogus is uitgegeven door T. H. Dar- low en H. E. Maule. Juist zoo Onze lezers herinneren zich,hoe wij de vorige week de aandacht vestigden op een drietal artikelen van den heer Van den Tempel in Het Volk, waar deze uitvoerig de verhou ding en het nauw verband uiteenzette tusschen het Nederlandsch Vakverbond en de S. D. A. P. De schrijver wees er daar op, dat de leden van het akverbond, die niet tevens socialist zijn, nu niet de „kern" vormen der leden, maar toch hield hij de stelling vol, dat ieder arbeider lid kan en behoort te worden van het N. V. V. Wij wezen toen op de ongerijmdheid van dit laatste. In het socialistisch systeem ligt ik nemen zal. Kun je naaien?" „Ja mevrouw, moeder heeft me ten minste zooveel er van geleerd, dat ik we! geloof wat verstelwerk te kunnen doen." „Ik wil 't eens een daagje probeeren," be slist mevrouw. Kun-je morgen eens komen Om een uur of negen „Heel graag," antwoordt Greet. „Nu, dat is dan afgesproken. Tot morgen dan, och, hoe heet je ook W' „Greet, mevrouw „O ja nu dan zal ik je wachten." Greta verwijdert zich. Em heeft vol ver wondering geluisterd. „Moe, wie is dat toch zegt ze, als straks de deur achter Greet dichtvalt. „Och kind, Greet! Hoorde je niet?" klinkt een beetje gemelijk 't antwoord. Mevrouw Berends is verstoord. Op wie Meest op zichzelf. Want toen Greetdaarpas zoo voor haar stond, was er toch in haar binnenste een beschuldigende stem Dat meisje was toch een kind van haar schoonzuster dat meisje was toch haar nichtje. En wees bovendien. En arm, arm. En 't was ze aan te zien, hoe ze kampen moest met het harde leven. En hoe ze gebrek had. En zij, haar tante. Och zelfs die naam mocht niet genoemd. Wat had ze al voor de stumperds gedaan? Haar geweten getuigde tegen haar. Ze zou er van avond eens met Berends over spreken (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1