Hiuirmlutionair poor nieuws- en üdoertettieblad Zeeland. FEUILLETON. De Russische veldtocht van 1812. No. 920. Woensdag 5 Juni 1912. 10e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES" TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. V Het doel en de middelen. De heer Van Dalsum is eindelijk begonnen met, op zijn manier dan, ons inlichtingen te geven. Hij heeft dus begrepen, dat doodzwijgen tegenover ons hem niet zou baten. In een tweetal artikelen zal, naar liet heet, onze vraag beantwoord worden. Het eerste verscheen reeds in liet nummer van Zaterdag 1.1. en een slotartikel zal nog volgen. Zoodra dit laatste in ons bezit is, hopen we er op terug te komen. We hebben echter reeds nu den indruk, dat er van de beantwoording onzer vraag niet veel terecht komt. Immers om die vraag te beantwoorden zijn niet veel woorden noodig. En de heer Van Dalsum gebruikt in zijn eerste artikel reeds 37* kolom van zijn blad, om ons zaken te verhalen, die we reeds lang wisten en die met onze vraag niets te maken hebben. Uit vrees nu, dat hij ook in zijn slotartikel die vraag opnieuw geheel vergeten zal, willen wij ze hem nogmaals voorleggen. Dan kan hij, als hij er kans toe ziet, in zijn laatste artikel nog aan ons verzoek voldoen. Hij beschuldigt de heeren Fruytier en Die- leman, dat ze zich hebben schuldig gemaakt aan een „moreel schandaal". Daarom moet de eerste gewipt als lid der Tweede Kamer, en de heer Van Dalsum zelf in diens plaats komen. Daarom moet de tweede verdreven uit de Provinciale Staten en vervangen door den heer Ph. van Dixhoorn, aan wien de heer Van Dalsum eenige verplichting heeft en dien hij daarom gaarne een kleinen vriendendienst ■wil bewijzen. Nu keurt de heer Van Dalsum het zooge naamd „moreel schandaal" zoo hard mogelijk af hoe zou hij trouwens anders ook lid der Tweede Kamer worden Maar de door hem aanbevolen heer Van Dixhoorn heeft door woord en daad datzelfde „moreel schandaal" toegejuicht. Sterker nog wij hebben hem in de ge legenheid gesteld en zelfs publiek uitgenoodigd, indien hij soms bij nader inzien tot de ont dekking kwam, dat hij zich vergist had, zich nader te verklaren. De heer Van Dixhoorn zwijgt evenwel wat we hem natuurlijk niet kwalijk nemen en bewijst daarmede, dat hij volhardt in zijn toejuiching van hetgeen de heer Van Dalsum met het oog op den begeerden Kamer zetel wel moet afkeuren. (SLOT.) Op een groot uur afstand van Wilna moet een berg, de Ponarij genaamd, worden over getrokken. De wagenparken en de schatkist van het leger konden de steile hoogten, bij den verzwakten staat der paarden, niet oprijden. Van de zijdelingsche hoogte, waarop ik mij bevond, zag ik de met goud beladen wagens plunderen. Bij de vreeselijke ellende zag men nu ook nog tooneelen van hebzucht, die ver schrikkelijk waren, De aandrang om het goud te naderen, deed menigeen vertrappen. Van de ingenieur-officieren van het 1ste korps moest ik bij liet naderen van Kowno den kapitein Lagrange achterlaten. Reeds een paar dagen had ik hem in een volkomen staat van kindsheid als het ware medegesleept, doch door zwakte viel hij zoo dikwijls neder, dat het mij op het laatst zelf aan krachten ont- Wij meenden, dat hier de logica zoek was en vroegen daarover nadere inlichtingen. Onze vraag was eenvoudighoe kunt gij, indien het waar is, dat bij u niet het doel de middelen heiligt, den heer Van Dixhoorn aan bevelen, die toejuicht, wat gij zóó sterk heet af te keuren, dat mr. Dieleman verjaagd moet worden van de plaats, waar gij juist dien toejuicher wilt brengen Wij blijven er op aandringen, dat de heer Van Dalsum deze vraag beantwoordt, want daarop komt het alleen aan. Al het andere is maar aangelengde soep, die niet ter zake dient. Wij voegen er thans het verzoek aan toe, dat hij dit in zulk een vorm doet, dat onze plaatsruimte ons niet verbiedt, zijn antwoord in zijn geheel ook aan onze lezers voor te leggen. Wij blijven in dit opzicht'gaarne aan onze gewoonte getrouw, al waakt de heer Van Dalsum er angstvallig voor, dat zijne lezers niets te weten komen van hetgeen wij tegen hem inbrengen wat hem niet baten zal, gelijk hem ter gelegener tijd wel zal blijken. Intusschen veroorloven we ons verder de vraag echter niet aan den heer Van Dal sum is soms de redactie van Zelandia uit Jogeeren Alarm. I. „Openbare onderwijzers, waakt Wat is er dan Want nietwaar, als ge op zulk een wijze wordt toegesproken, vermoedt ge, dat minstens een aanslag op uw goed, misschien wel op uw leven wordt beraamd. 't Is „Het Schoolblad", een orgaan van de openbare onderwijzers, die dezen verontrusten den roep door het kamp der frontmakers doet weergalmen. Het blad wordt ongerust. 1913 naderthet jaar van de groote verkiezingen. Het ziet vooruit, het profeteert. De profetie „Wijziging van art. 194 onzer grondwet zal 't verzamelingsparool zijn voor de rechtsche partijen in 1913!" zoo luidt'ze. En wat vreeselijks daarin nu schuilt Zooals men weet luidt genoemd artikel „Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering. De inrichting van het openbaar onderwijs wordt met eerbiediging van ieders godsdienstige be grippen door de wet geregeld. Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend lager onderwijs gegeven. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs be- brak om hem op te helpen. Het zelfbehoud noodzaakte mij den ongelukkigen, voortreffe- lijken man op den weg te laten liggen. Nog klinken mij zijn laatste woorden in de ooren „mon cher Kool, ne m'abandonne pas". Ik had gedaan wat ik konmij zelf gevangen te laten nemen, zoude zijn lot niet verbeterd heb ben. Gij kunt lichtelijk denken met welk een smartelijk gevoel ik den jongen, bij uitstek wetenscliappelijken en beschaafden man verliet. Den 13den December passeerden wij de rivier de Niemen, naar de meestgeachte schrij vers opgeven, met ongeveer 40,000 man, van wie geen 2000 van geweren waren voorzien. Van den 13den tot den 17den gingen wij door Pilwiszki, Wilkowischki en Wirballe. In laatstgenoemd stadje zag mij een jood, bij wien ik eenige eetwaren kocht, voor een geloofs genoot aan, waartoe waarschijnlijk mijn lange baard, dien ik in vele weken niet had geschoren, aanleiding gaf. Bij al mijn ellende deed mij deze vergelijking hartelijk lachen, wat zeker op den rampzaligen terugtocht wel tot de zeldzaamheid zal hebben behoord. Tusschen Wirballe en Stallupönen stapten wij op Pruisisch grondgebied. In laatstgenoem de plaats vond ik gelegenheid een paar warme wollen sokken en ee.i paar wanten te koopen. treft, behoudens het onderzoek naar de be kwaamheden en zedelijkheid des onderwijzers het een en ander door de wet te regelen. De Koning doet van den staat der hooge-, middel bare- en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven." Begrijpt ge 't nu Nog niet Vindt ge dat nu niet allervrese lijkst? Is Tiet niet zoo klaar als de dag, dat het op den ondergang der openbare school is gemunt P Nu ja, 't ligt er maar aan, wat men veran dert. Zeker zou geen der openbare onder wijzers er op tegen hebben, indien b.v. de gecursiveerde woorden „het geven van onder wijs is vrij" kwamen te vervallen. Maar dat vreest men niet. Men ducht, dat dit artikel zal gewijzigd worden in dien geest, dat meerdere vrijheid en onbelemmerde uitbreiding van het bijzonder onderwijs daarvan het gevolg zal zijn. In den geest van het gewijzigd Unie-rapport. En zulks nu acht Het Schoolblad een ramp, waartegen niet ernstig genoeg kan gewaar schuwd worden. Daarom moet art. 194, „'t bolwerk onzer openbare school", worden „de verzamelings- leuze der openbare onderwijzers." De heeren zijn toch bijzonder bang voor vrijheid. Anders een zeer onverklaarbare vrees voor menschen, die zich liberaal, vrijzftinig noemen. En niettemin een onweersprekelijk feit. Bovendien verwarren ze twee zakenbij zonder onderwijs is nog geen christelijk onder wijs. 't Staat hun vrij, scholen op te richten als wij, geheel naar hun ideeën en dan kunnen ze van al die voorrechten profiteeren, die ze ons zoo misgunnen die druiven hangen ook voor hen niet te hoog. Zelfs 't bouwwetje komt hun dan ten goede, en dat stort immers, mag men de openbare onderwijzers gelooven, schatten in de kas der schoolbesturen 1 Maar dat is het nu juist, wat de heeren niet aandurven. Jarenlang heeft de liberale partij ('t woord in zijn ruiinsten omvang genomen), ons Neder- landsche volk onder curateele gesteld. Zij zou het volk bewaren voor tweedracht, voor twisten en partijschappen. En nog altijd is ze aan dien waan niet ont groeid. De zaak zit zooart. 194 is „het bolwerk van de openbare school", de openbare school is het bolwerk van de nationale eenheid, en wie derhalve tornt aan art. 191, rafelt tevens onze nationale eenheid uit elkaar. Sluit dit niet als een bus Wijziging van art. 194 is dan ook do nacht merrie dezer ware patriotten. Met kracht van onweerstandelijke argumen ten tracht Het Schoolblad dan ook de openbare In de nabijheid werd het 1ste korps in een dorp ondergebracht. Toen wij den 18den December des morgens vertrokken, hoorde ik den generaal Haxo zeggen, dat er dien nacht van het korps van Davout geen 400 man om den maarschalk verzameld waren. Een ijselijk gevoel voor een veldheer, die 6 maanden vroeger 60,000 man onderzijn bevelen had. Den 18den December raakte ik af van den staf en kwam des avonds te 8 uur te Gumbinnen. Het gelukte mij niet het hoofd kwartier te vinden, zoodat ik mij naar het stadhuis begaf om een inkwartieringsbiljet te halen, doch honderden van menschen stonden voor de kamer, waar de kwartieren werdeu aangewezen, en ik gaf den moed op, een biljet te krijgen. Doch ik was zoo vermoeid en wiide in liet stadhuis hier of daar een hoekje op zoeken om den nacht door te brengen. De deuren van het ruime gebouw waren gesloten, doch ééne deur ging open. Ik zag een paar heeren aan lessenaars werkzaam en zeide in liet Duitsch tot hen „Mijne heeren, ik ben een Hollander en een ongelukkige kapitein, die verschrikkelijk heeft geleden. Vergun mij dezen nacht aan uw heerlijk warme kachel door te brengen". Deze inleiding gaf aanleiding tot een lang gesprek, waarin ik deze goede menschen onderwijzers van den ernst der tijden te over tuigen. Een viertal dezer argumenten laten we u zien. Een volgend maal. Z. Spotten met Bijbelteksten. In de Zeeuw lazen we het volgende stuksken, dat weer eens laat zien, hoe toch in afkeer van de „fijnen" alle mannen der linkerzijde 't met elkander roerend ééns zijn Duys heeft er Donderdag in de Tweede Kamer weer een en ander aan gesmeerd. Er zijn naaste geestverwanten hebben weer eens hartelijk om zijn grollen gelachen. Wij wezen er reeds opdoch konden geen namen noemen. De verslaggever van de Nederlander, die het flauwe tooneel van de tribune heeft aangezien komt ons echter ongezocht te hulp. Hij vertelt namelijk het volgende Uit Dr. Kuypers boek De Gemeene Gratie had de heer Duys opgescharreld wat de lieer Kuyper daarin over ver zekering geschreven heeft, hetgeen heel gemakkelijk gaat, want er is een heel goed Register bij. En dat las hij toen voor. Er wordt een beroep gedaan op tal van Bijbelplaatsen, teksten, die de heer Duys voorlas, maar die de heeren van links blijkbaar niet begrepen. Dat is tot daar-aan-toe. Maar ze vonden ze, onbegrepen zoo buitengewoon grappig en komisch, dat ze er een publieke lach- demonstratie van opzetten. De deftige heer Patijn zat te proesten, met den zakdoek voor den mond, de heer Thomson draaide zich in allerlei bochten, de heer Goeman Borgesius knorde van genoegen, de heer De Jong (zonder h) lachte waardig, alsof niet een openbaar onderwijzer boven zoo iets als Bijbel teksten verre verheven ware, en zelfs de heer Hubrecht vond het machtig-aardig. De heeren van de linkerzijde vertoonden hier het beeld der zuivere eendracht, eendracht in datgene waarin links het ééns kan zijn in hoogverlichte grappen makerij over den Bijbel, Hoe is 't mogelijk, zou men zeggen, wanneer men bij een bezoek aan hun district, en hun optreden in kiezersver gaderingen, waar ook Christelijke hoor ders aanwezig zijn, deze heeren met zooveel waardeering hoort spreken over hun respect voor het ware Christendom, de Christenen, de Christelijke scholen zelfs en ook voor den Bijbel Dan staan deze heeren daar met de witte das aan, dat men schier zeggen onze ongelukken verhaalde. Het gevolg daar van was, dat een der heeren mij in zijn huis nam, hoewel het overvol van inkwartiering was. Hij verstrekte mij een matras en be zorgde mij den volgenden morgen eene vol ledige versehooning. Niets was mij aangenamer, dan mij het lichaam weder eens goed te reinigen. Gesterkt door deze vriendelijke behandeling en dankbaar aan mijn braven huisheer, zocht ik het hoofdkwartier op en kwam daar juist van pas. De kolonel Montfort van de genie deed eene uitdeeling van geld ouder de offi cieren en ik kreeg 300 francs. Voeg hierbij, dat ik mijn gouden horloge reeds door tussclien- komst van mijn huisheer voor 6 Friedrich d'or verkocht had, dan kunt gij denken, dat ik nu weder gelegenheid had mij het een en ander aan te schaffen, wat echter voor vele, toch zeer noodige zaken eerst later kon geschieden. I)en 20sten December kreeg ik de order om mij in garnizoen te begeven naar de vesting Modlin in Polen, bij de samenkomst van de Narew en de Weichsel, ongeveer 25 wersten ten noordwesten van Warschau. Ik vergezelde den kolonel Prevost Vernois, die dezelfde des- tinatie had, daarheen. Wij namen te zamen postpaarden en reisden over Rastenburg, Wil denberg «11 de Poolsche steden Mlawa en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. (20 (verhaald door een ooggetuige, wijlen den Kolonel der Genie A. KOOL.)

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1