Luctor etEmergo
BIJVOEGSEL
Zaterdag 13 April 1912. No. 906.
V Het Standaard-jubileum.
Hoe hebben wij het betreurd dat we op
Paaschmaandag ook niet tegenwoordig konden
zijn in Kunsten en Wetenschappen te Utrecht.
Vooral ook na lezing van het schoone ver
slag dat De Zeeuw gaf van de vergadering,
waarin Dr. Kuyper gehuldigd werd 1111 hij
40 jaar lang zijn blad mocht redigeeren, heb
ben we te meer gevoeld, welk genot we ge
mist hebben.
En hoe gaarne we ook aan onze lezers een
uitgebreid verslag zouden voorleggen, de
beperkte ruimte in ons blaadje dwingt ons,
slechts hier en daar een greep te doen, om
er althans iets van te zeggen. Wie echter
de Zeeuw van Woensdag 10 April kan te
lezen krijgen verzuime de gelegenheid niet,
om iets schoons te lezen.
De eenige anti-revolutionaire professor aan
onze Lands-universiteiten, prof. dr. H. Visscher,
was voor deze gelegenheid de feestredenaar
als voorzitter van het Jubileum-Comité.
Aan zijn schoone rede is het volgende ont
leend
Wanneer onze dagen en het levensproces,
waaraan wij allen meer of minder bewust
deelnemen, zóó tot het verleden behooren
zullen, dat zij in strikten zin historie geworden
zijn, dan zal eerst ten volle begrepen kunnen
worden, welk een diepe en veelzijdige invloed
van dr. Kuyper op onze volksontwikkeling is
uitgegaan.
Als de wetenschap op onzen veelbewogen
tijd haar zoeklicht werpen kan, dan zal op
schier elk gebied van het geestesleven, hier
meer verborgen, daar meer aan den dag
tredend, beschouwd worden, hoe Kuyper's
arbeid als een levenwekkend terment gegist
heeft door de historische periode, die aan ons
voorbijging.
De invloed zal geprezen of gelaakt, verheer
lijkt of verfoeid worden, al naar het stand
punt, dat de onderzoeker inneemt, maar ont
kend en veronachtzaamd kan hij niet.
In de laatste vijftig jaren was er bijna geen
Nederlander, die in dit opzicht met den leider
der anti-revolutionaire Staatspartij op één lijn
kan worden gesteld. Kuyper was naar het
woord van Carlyle „een lichtfontein van aan
geboren, oorspronkelijk inzicht; geen kunst
matig ontstoken lamp, maar een natuurlijke
lichtbron, stralend bij de gratie Gods."
En De Standaard was wel niet het eenige,
maar toch één der voornaamste instrumenten
om van zijne lichtbundels uit te dragen in
de schare. Eens zal de geschiedvorscher ver
wonderd staan over het feit, dat een blad,
zóó klein van omvang, met zóó weinig hulp
middelen, dat, uitwendig beschouwd, met de
groote Pers in geene vergelijking kan komen,
toch zulk een ingrijpende beteekenis heeft
kunnen verkrijgen. Door de intensiteit van
zijn invloed heeft De Standaard de groote
liberale Pers niet slechts overtroffen, maar
zelfs haar, die eeiimaal onbeperkt heerschte
en den haan gelijk scheen, die den politieken
wind wees, tot betrekkelijke machteloosheid
gedoemd.
Zeker, wij zijn er nog niet. Nog is Groen's
klacht waar, nog sluimert en slaapt een breede
zoom, die mede moet optrekken in het gelid.
Nog is de klacht van Groen waar, dat speci
aal de hoogere standen slechts spaarzamenlijk
hunne roeping verstaan.
Maar één ding is anders geworden. Was
Groen smalend genoemd een veldheer zonder
leger, van Kuyper kan dit niet meer gezegd.
Hij stampte zijn legioenen uit den grond.
Daar is een kern van arbeiders, kleine bur
gers, middenstanders, gesteund door een
allengskens zich uitbreidend corps van weten
schappelijk gevormde mannen. Daar is een
kern, gewapend met taaie veerkracht des
geloofs, een kern die meeleeft en meestrijdt,
die zich verzameld heeft rondom De Stan
daard. Met die kern, die numeriek beschouwd
klein moet zijn, maar sterk is door de geest
kracht van zijn beginsel, heeft het politiek
genie van Kuyper wonderen gewrocht.
De Antirevolutionaire partij is er dankbaar
voor, dat God U bekrachtigd heeft veertig
lange jaren De Standaard omhoog te heffen,
die het merkteeken draagt niet van Spinoza,
den door de Joden uitgeworpen pantheist, die
het liberalisme heeft voortgebracht, maar van
den waren Koning der Joden, die ook werd
uitgeworpen, die het kruis droeg en door het
kruis gedragen werd, opdat in dit teeken over
winning zou geschonken worden. Wij bidden
voor U„nu de ouderdom daar is, verlaat
hem niet, o God
Nog zijt gij frisch als een boom, geplant
aan waterbeken. Wij hopen U nog een spanne
tijds te behouden, als voor en met ons strijdend
in de worsteling om de komst van Gods
Koninkrijk onder ons volk. Zij de trouw, de
liefde van ons Calvinistenvolk U een troost
tegen de verguizing en de smaad, en weet,
dat de historie der toekomst in U zal recht
vaardigen den man, die gezocht heeft het
waarachtige welzijn van Vorstin en Volk,
omdat onder en ondanks alles zijn levensideaal
geweest isde glorie van Gods Koninkrijk in
Staat en maatschappij.
Na den feestredenaar traden achtereenvol
gens opmr. 't Hooft namens a.-r. Eerste-
Kamerleden, mr. v. d. Velde namens de a.-r.
2e Kamer-club mr, v. d. Bosch van Verwolde
namens het Prov Com. van Gelderland, de
heer Hovy Eerste-Kamerlid voor Zeeland na
mens Boaz, de heer Van Vliet namens Patri
monium, prof. Diepenhorst namens de A.-R.
Persvereeniging, de heer Oosterlee namens
de Vereeniging van Chr. Onderwijzers, ds. Von-
kenberg namens de Chr. Jongelingsvereeni-
gingen, mr. De Vries, wethouder van Amster
dam namens den a.-r. Bond van Gemeente
raadsleden, ds. Sybesma namens den Bond
van a,-r. Propagandaclubs en eindelijk de heer
Bossenbroek van de Ned. Vereen, van Chr.
Kantoor- en Handelsbedienden.
Aller woord getuigde van dank en erkentenis
voor hetgeen de Standaard op allerlei terrein
was geweest gedurende de afgeloopen 40 jaar.
Ten slotte nam de jubilaris zelf het woord.
Uit zijne rede slechts het volgende
Waarom al die blijken van genegenheid en
liefde
Wat is er gebeurd, vroeg ik me af.
Er is êên antwoord: de laatste 2lj3 jaar
was het leven mij zuur en bitter gemaakt.
Niet dat ik geen tegenstand kan hebben, ik
sta mijn man. Maar men heeft het zoo fel
persoonlijk gemaakt. Wat een feilbaren mensch
overkomen kan in politieke gedragingen, waar
over men bitter spijt heeft, is mij gebeurd.
Maar in de beoordeeling heeft men alle rid
derlijkheid uitgeschud, en de slikspatten van
den weg op mij gegooid.
Is het daarom geweest, dat gij mij hebt
laten merken, dat uw liefde niet verkoeld is
Toen spr. nog dominee was in Beesd zei
het hoofd der openbare school, een vroom
man „Dominee, ga hier vandaan en span je
voor de vrije school. Want de openbare gaat
op de flesch."
Toen waren er 137 scholen met den Bijbel,
nu zijn er 1040. Die cijfers zeggen, wat er
gebeurd is. Of we almaar betrekkingen en
posten krijgen, dat zou niets beteekenen, als
de kinderen op de lagere school verleerd had
den het beetje godsdienstzin, dat ze van huis
uit meebrachten. Daarom breng ik den dank
der onderwijzers terug en zeg Mannen broe
ders, gij zijt de helden geweest, die ons volk
gered hebt
Ik zou geïnspireerd hebben
Neen, ik ben geïnspireerd. Als ons Neder-
landscli volk de waarheid Gods inleeft, dan
komen er twee figuren uit; de dooper en de
Geus. Worden die twee nu verbonden, dan
krijgt men den Calvinist. Die Calvinisten heb
ik weer uit dat volk gehaald.
Zoo omstreeks '69 zaten ze in het turfschip
van Breda. Ze dorsten niet te praten, ze
dorsten niet kuchen. Ik heb eeu luik van de
schuit afgenomen en gezegd kom naar boven.
En ze zijn op het dek gekomen niet alleen,
ze zijn aan wal gesprongen, ze hebben ver
overingen gemaakt.
Ik heb de Calvinisten telkens weer in den
spiegel laten zien wie ze waren, wat ze konden.
Als de moeder-lijster haar jongen voorzingt,
dan legt zij den zang niet in die jongen. Dien
geeft hun God Almachtig. En zoo heb ook
ik alleen voorgezongen.
Van het slot zegt De Zeeuw
Het laatste moment in deze samenkomst
was het heerlijkst, het aangrijpendst, het aan-
doenlijkst, maar ook het kostbaarst.
Van twee uur tot kwart over vijf duurde
de bijeenkomst en juist op dit laatste oogen-
blik kon de vergadering op de edelste manier
lucht geven aan haar sterke en warme liefde
voor dr. Kuyper, een uiting die niet alleen
de zangers maar ook den jubilaris diep ont
roerde, een uiting die toch weer eindigde in
het aloude, zoo echt Schriftuurlijke en Gode
welgevalligeSolt Deo Gloria.
Zoo huldigde de Antirevolutionaire partij op
dezen Paasch Maandag in de oude Bischop-
stad den hoofdredacteur van De Standaard.
En de honderden in „Kunsten en Weten
schappen" vereenigd vertegenwoordigden de
duizenden, die in ons vaderland van de Dol-
lart tot de Schelde toe, dr. Kuyper hartelijk
liefhebben en naar zijn woorden hun ooren
zoo gaarne te luisteren leggen, de duizenden,
ook onder de antirevolutionaire Zeeuw-\ezers
dien bijna 75-jarige ongetwijfeld Neerlands
grootsten staatsman 1 met de Redactie eeren
en zullen blijven eeren als den van God ge
geven Leider
Onder beding van Gods genade den Leider
trouw Ook in de toekomst
De Bondsdag te Middelburg.
Evenals elk jaar, maakten ook nu de Geref.
jongelingen uit geheel Zeeland zich op om
de jaarlijksche Algemeene vergadering bij te
wonen van de Zeeuwsche afd. van de Geref.
Jongel.Bond, die dit jaar te Middelburg ge
houden werd, op Paaschmaandag.
De morgenvergadering in het Schuttershof
was als naar gewoonte gewijd aan de afdoening
van de huishoudelijke zaken.
Het jaarverslag van den secretaris gaf den
indruk dat er in Zeeland rustig, maar toch
bedrijvig gewerkt werd. Er was, zooals de
secretaris opmerkte, geen reden tot klagen.
De band tusschen de Afdeeling en haar Be
stuur werd versterkt.
Het aantal aangesloten vereen, steeg met 2,
dat der leden van 662 tot 688. Uit het over
zicht van de Ringen stippen we aan, dat de
Ring Zeeuwscli-Vlaanderen geprezen werd om
haar taaie volharding, waardoor een merk
bare wasdom naar buiten openbaar werd.
Daarom werd ze als een voorbeeld aan de
andere Ringen voorgehouden.
Het verslag van den Penningmeester was
een lofzang op de goede tijden. Terwijl
vroeger gezucht werd onder tekorten of ge
werkt werd met kleine overschotten, hadden
we nu een groot overschot. Voorheen werd
geleefd uit armoede doch^ thans zijn we tot
welstand gekomen. De ontvangsten bedroegen
f 208,23, de uitgaven f 134.73», alzoo een saldo
van f73.49» tegen f81.24 in 1911.
De aftredende voorzitter van het Afd.-Be
stuur, dhr. A. S. J. Dekker van Goes, werd
met bijna algemeene stemmen herkozen.
Hierna had eene bespreking plaats van „het
Ringbezoek." Door één der leden van het
Afd.-Bestuur, de heer J. Christiaanse, werd
een kort overzicht gegeven van hetgeen vroeger
over het Ringbezoek gesproken was. Het
behandelde werd in een 10-tal punten of
stollingen samengevat. Na eenige bespreking
werden deze stellingen allen goedgekeurd.
Daarna werden nog eenige huishoudelijke
zaken besproken.
Door de vergad. werd nu het gebruikelijke
telegram verzonden aan Dr. A. Kuyper, den
jubileerenden hoofdredacteur van „de Stan
daard."
Als extra-nummer kregen we nu nog een
toespraak van den Raadsman van onzen Bond,
Mr. P. Dieleman van Middelburg, die pas van
een reis door Frankrijk wedergekeerd, ons
voor oogen hield, hoe de beginselen van Vol
taire den vader der Fransche Revolutie, nog
doorwerken in Frankrijk en daar alles door
trekken. Zijn Ed.Gestr. wekte de vergaderden
op om daartegenover ook onze beginselen te
laten zien. En daarvoor moeten we ijverig
die beginselen bestudeeren, steeds waakzaam
zijn en vooral aanhouden in het gebed.
Daarna werd door Mr. Dieleman de morgen
vergadering met dankzegging beëindigd.
De Middagvergadering werd gehouden in
de Gasthuiskerk die, hoewel niet groot, toch
matig bezet was.
Na opening met gebed door den Voorzitter,
hield deze de openingsrede.
Deze rode bevatte enkele punten uit de
geschiedenis van het Oude Middelburg dat
volgens sommige geschiedschrijvers reeds in
de 9e eeuw als een stad werd aangeduid. In
zonderheid stond de voorz. ook stil bij de
geschiedenis der Gasthuiskerk.
Daarna was het woord aan Ds. E. H.
Broekstra van Rijnsburg die sprak over„de
Jongelingsvereeniging en den ernst der tijden."
Als uitgangspunt nam Z.Eerw. een gedicht
van Schiller, getiteld „de Pelgrim". Hierin
wordt gesproken over een jongeling, die het
Hemelsche paradijs op aarde zocht. Doch zijn
ideaal was niet te verwezenlijken. Toen hij
meende zijn ideaal bereikt te hebben stond
hij er verder af dan ooit. Hij zag de gouden
poort, doch aan den overkant eener rivier,
en geen brug was er te vinden. Bij het einde
der reis was zijn ideaal even ver af als bij
het begin.
Wanneer Spr. op moest treden voor een
schare van zulke jongelingen die een onbe
reikbaar ideaal najaagden, zou hem den moed
ontbreken. Maar Z.Eerw. wist een schare voor
zich te hebben van jongelingen die wel idealen
hebben, doch idealen wier einddoel Koning
Jezus is. Die zich voorbereiden tot den strijd
onder de banier met het devies „Soli Deo
Gloria".
Daarom meende Z.Eerw. tot hen te moeten
spreken over de Jongelingsvereeniging en den
ernst der tijden.
Allereerst stond Z.Eerw. stil bij den ernst
der tijden zelve. Deze ernst der tijden open
baart zich in de verschijnselen, die we opmer
ken op de terreinen van Kerk, Staat en Maat
schappij.
Op het terrein der Kerk openbaart zich nog
steeds de oude antithese. De ledige kerken
der-modernen toonen dat deze leer niet meer
genoegzaam is. Men gaat weer gelooven aan
een zielaan een leven 11a dit leven men
roept om vrede. Nu is dit het ernstige, dat
men niet meer vraagt naar wat de H. Schrift
ons leert, maar dat men voldoening zoekt in
Mysticisme, Pantheïsme of Boeddhisme. De
eenvoudige waarheid der H. Schrift \vordt
veracht, en men gaat zijn heil zoeken in
Spiritisme. Daartegenover moet de Kerk
standhouden. En hoe dan te denken over de
verbrokkeling der Kerk Men vindt zooveel
verschillende secten en kerken, dat men wel
zeggen kanelck wat wils. Dit verschijnsel
staat niet op zich zelf, maar houdt verbandt
met de geest van oppervlakkigheid en van
gebrek aan lust tot onderzoek der H. Schrift.
Een algemeen voorkomend verschijnsel is dan
ook, dat de leden der Jongel.-Vereen, die zich
bezig houden met het onderzoek der H. Schrift,
de beste catechisanten zijn.
Ook op het terrein van den Staat valt den toe
schouwer de ernst van den toestand op. Wel
mogen we ons verblijden over de klacht van
den Brielsehen grappenmaker, dat „meneer"
zelf weer ment. En "We kunnen dan ook niet
nalaten onze hulde te voegen bij die welke
men thans in Utrecht aan Dr. Kuyper brengt.
Maar nog steeds heerscht links de meening
van den grooten dichter, die zong
Ach waren alle menschen wijs,
En waren liberaal,
Dan was deez' aard een paradijs.
Nu heerscht de clericaal."
De vrees is gewettigd dat onder het lustig
geklap van de zweep van (Troelstra de geheele
linkerzijde zal overgaan van zacht rose tot
vuurrood. Al meer maken zij zich gereed
voor den strijd van 1913. Zij hopen de klacht
van daar straks te verwisselen voor de jubel
kreet van een even groot liberaal dithter
„Heemskerk die mot zakkies plakke, hi, ha, ho
Nu moet de Jongel. Vereen, niet treden op
het terrein der practische politiek, doch wel
heeft ze te zorgen dat hare leden flink de
beginselen bestudeeren, zoodat er geen ver
flauwing der grenzen plaats heeft. Bovendien
moet er naar gestreefd worden dat de liberale
bladen uit onze huizen blijven.
Ook op het maatschappelijk terrein mag de
ernst niet ontbreken- Er wordt nog zoo weinig
sociaal geleefd, ook in christelijke kringen.
Er moet steeds meer gevraagd worden naar
chr. sociale beginselen. Want gerechtigheid
verhoogt een volk, maar de zonde is een
schandvlek der natie.
Het Cbristen-socialisme echter wordt zooals
Spr. zeide niet ten onrechte de schoonste
uitvinding van den vorst der duisternis ge
noemd. Spr. herinnerde aan het woord dat
Enka zich eens liet ontvallen. Kom met de
II. Schrift niet op het gebied der Maatschappij.
De II. Schrift behoort in de Kerk. En waar
blijft bij ben de chr. belijdenis als we zien,
hoe op dezen zelfden dag wordt voorgesteld
om de grondslag der 12 artikelen uit bot
program te lichten
En dan is het juist het ernstige, dat men
onder de Christen-socialisten zoovelen vindt,
die vooraan gestaan hebben in de gelederen
der chr, partijen, zoovele vooraanstaande leden
der Jongel.-Vereeniging.
Hiermede kwam Spr. tot zijn 2e punt, de
ernst der tijden en de Jongelingsleeftijd en
Jongelingsvereeniging. Het gansche terrein van
Kerk, Staat en Maatschappij roept u, Gere
formeerde Jongelingen op om u als zoodanig
te doen kennen. Nu is het nog de oefenings-
tijd, die goed moet worden besteed om straks
op de bres te kunnen staan.
Zult ge niet teleurstellen, dan moet ge goed
de beginselen leeren kennen. Daartoe wordt
ge geheel opgeëischt, zoowel uw hart als uw
hoofd moet er aan te pas komen. Alle leden
der Jongelings-Vereen. moeten zich ]met ijver
wijden aan hun taak. Allen moeten ze zoo
veel mogelijk deelnemen aan de besprekingen.
Maar vooral moeten ze zich voorbereiden
voor de werkzaamheden.
Aan de ouders is de taak om hunne zonen
aan te sporen de vergadering bij te wonen.
Doch de J. V. moet niet te veel hooi op de
vork nemen. Geen overladen program. Aan
't slot is het wenschelijk om in eenige con
clusies het behandelde samen te vatten.
In de derde plaats wees Spr, er op dat de
ernst der tijden ons oproept om niet te ver-
tsagen. Als, zoo zeide Spr., mannen als Groen
en Dr. Kuyper na een leven van lijden en
strijden en na teleurstellingen die wij niet
kennen nog niet vertsagen, zult gij het dan
doen Ik verwacht van u dat ge zeggen
zult nooit ofte nimmer. De Chr. jongelingen
worden opgeroepen om voort te varen tot de
volmaaktheid. Bij den vvereldling werkt de
ernst der tijden een adem des doods. Doch
deze dag predikt ons, De Heere is waarlijk
opgestaan. Zijn Woord is een levend woord
en werkt een levend beginsel. Daarom is ons
woord het „Luctor et Emergo."
Spr. eindigde met deze woorden „Zoo dan,
mijne geliefde broederen zijt standvastig, on
beweeglijk altijd overvloedig zijnde in het
werk des Heeren, als die weet dat uw arbeid
niet ijdel is in den Heere.
Alsnu verleende de voorz. het woord aan
den welEd. Heer J. A. Baljeu, sergeant-majoor
te Middelburg, secret, der afd. Middelburg
van de Nat. Chr. onder-officieren-vereeniging.
Deze deelde mede dat door hem op den
vorigen Bondsdag kennis was gegeven van de
oprichting dier afdeeling, om de belangstelling
daarvoor op te wekken. Thans was het hem
aangenaam te mogen spreken over doel en
arbeid der N. C. 0*0. V.
Door den Voorzitter werd hier nog een
hartelijk woord van aanbeveling bijgevoegd.
Ten slotte sprak Ds. L. Bouma van Mid
delburg een slotwoord uit. Z.Eerw. gaf eenige
herinneringen over de wordings-geschiedenis
der Jongelingsvereeniging in onze provincie,
nog van weinig beteekenis. Eerst langzaam
is ze ingeburgerd. Een der oorzaken hiervoor
is, dat het kenmerk der Zeeuwen is, dat ze
er vooral op uit zijn om te behouden wat ze
hebben. En deze behoudzucht ontaardt wel
eens in verkeerd conservatisme. En het nieuwe
moest, voor het in Zeeland kwam. eerst de
moeilijke reis maken door Noord-Brabant,
zoodat als het in Zeeland kwam, de kracht
er af was.
Doch het Zeeuwsche volk is goed Gerefor
meerd. En door den arbeid der Chr. school
en Chr. Pers komt die Gereformeerde onder
grond naar boven.
En de Jongel.vereen, sluit zich aan bij dat
Gereformeerde karakter. In 't bijzonder wees
spr. op Dr. Kuyper als de man, die het Gere
formeerde karakter naar voren heeft gebracht.
Hierna sprak de Voorz. nog enkele woorden
van dank, waarop Ds. Bouma eindigde met
dankzegging.
(Met dank ontvingen we dit zaakrijke ver
slag van een onzer correspondenten.)
VAN
VAN