ij
Antirevolutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
Y olksvertegenwoordigers.
Uit <fe Tweede Kamer.
No. 895.
Zaterdag 2 Maart 1952
9e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT00IJ Az. te TER NEUZEN.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen
tot 's namiddags 1 uur op den dag
der uitgave.
Wanneer wij in verband met het gesprokene
in de laatstgehouden vergadering van den
Raad van Ter Neuzen iets zeggen over boven
staand onderwerp, moeten wij vooraf tweeërlei
opmerking maken. S
In de eerste plaatsniemand verwondert
er zich over, dat de heer Drost, als woord
voerder van de meerderheid in den Raad, bij
de algemeene oppositie tegen het aangenomen
voorstel de f^lle slagen, die worden toegediend,
op zijn rug voelt neerkomen. Dat heeft hij
natuurlijk aan zich zelf te wijten. Deels
omdat hij, 't zij in alle bescheidenheid gezegd,
zich «elf beschouwde en aandiende als de
voortstuwende kracht, die 't voorstel er door
moest helpen. Deels ook om de schampere
wijze, waarop hij zich over een groot deel
zijner medeburgers heeft uitgelaten.
Toch vergete men niet, dat de overige zeven
leden van de meerderheid voor het gevallen
besluit en de wijze, waarop het werd toege
licht en verdedigd, evenzeer verantwoordelijk
zijn als de lieer Drost.
Als we dus ter illustreering van wat bij
deze heeren theorie en practijk is, straks
opnieuw wijzen op de rede van dezen spreker,
denken we niet slechts aan hem, maar aan
alle acht. Zijn rede is door hun stilzwijgende
goedkeuring ook de hunne geworden.
En in de tweede plaatsals wij hier iets
gaan zeggen over Volksvertegenwoordigers,
en daartoe enkele aanhalingen zullen doen
uit de werken van bekende autoriteiten op
dit gebied, wil dit niet zeggen, dat wij hier
onze beschouwing geven over de mannen, die
onze gemeente regeerep. Wij vatten de taak
der gemeentelijke Overheid, bare rechten en
verplichtingen tegenover de ingezetenen in
velerlei opzicht heel anders op, dan de door
ons aan te halen autoriteiten.
Wij willen alleen maar eens aautoonen, wat
volgens het eigen beginsel van de acht raads
leden, die aan Neuzen's ingezetenen tegen wil
en dank een dure inrichting willen opdringen,
de schoonklinkende leuze in theorie is en hoe
schril de practijk daartegen afsteekt.
Al die acht Raadsleden lieten zich indertijd
candideeren door de vrijzinnige kicsvereeni-
gingzij werden aanbevolen en gekozen, juist
omdat ze aanhangers waren van de vrijzinnige
beginselen op staatkundig gebied.
Wij hebben dus het recht, hunne woorden
en daden te toetsen aan hun eigen beginselen.
Die vrijzinnige beginselen nu leeren, dat
liet volk souverein is en dat er volgens den
volkswil moet geregeerd worden.
Opzoomer schreef daarvan
„Aan zich zelve kan de Regeering haar
recht niet ontleenen, Het gevoelen, dat het
gezag der Regeering op goddelijke instelling
rust, kan den toets nog minder doorstaan en
is in de wetenschap verouderd te noemen."
„Het gezag is daar, waar het kan gehand
haafd worden. En waar was ooit eene re
geering in staat, den wil der hatie voortdurend
voor den haren te doen bukken Is het niet
het volk, dat de regeering, waarin het een
mishagen heeft, verjaagt?
Meent men dan, het oppergezag bij hem,
die verjaagd kan worden, te vinden
„Er moet volgens den volkswil geregeerd
worden. In de eerste plaats komt het on
weerstaanbare der volksmacht in aanmerking.
Wat baat het verzet tegen hen, die alles wat
hun in den weg treedt, kunnen vernietigen,
en wat niet goedschiks wordt toegestaan, zul
len afdwingen
Mr. Van Houten zegt er van „De revolutie
verklaart het volk zelf souverein."
„De leer der volkssouvereiniteit erkent den
belanghebbende als hoogsten en eenigen be-
oordeelaar van 'tge€*i hem dienstig is. Over
elk belang beslissen diensvolgens de belanghebben
den, voor zoover het mogelijk is rechtstreeks, en,
voor zoover hiertegen practische bezwaren in
den weg staan, door vertegenwoordigers".
En mr. Cort van der Linden leert in zijn
Richting en leer der liberale partij
„De vraag nu, waar is in den Staat de bron
van macht, is voor den liberaal althans niet
voor tweeërlei beantwoording vatbaar. Noch
gratie Gods, noch bijzondere voorrechten kun
nen als niaclitbrieven gelden alleen bij diet
volk ligt de bevoegdheid om over de regeering
Te beslissen. Zij, die door hunne samenleving
de groote organische vereeniging uitmaken,
welke men een volk noemt, zijn de eenige
bron van alle heerschappij".
„Het volk is souverein, niet omdat in haai
de bron van macht liggen moet, maar omdat
in liet volk in werkelijkheid de bron van
macht ligt".
„Zelfs indien bij het volk de noodlottige over
tuiging veld won, dat niet alleen bij de keuze
zijner bestuurders zijn wit moest gelden, maar
dat het zelf meer en meer de teugels ,van de
regeering moest voeren, zou de liberaal geen
middel hebben dit te beletten".
„Het algemeen burgerstemrecht is een nood
zakelijk gevolg van de historische ontwikkeling
der staatsinstellingen."
Ook wil mr. Cort Van der Linden, dat aan
vrouwen, indien ze dit verlangen, stemrecht
worde gegeven.
Wij zouden nog ineer uitspraken kunnen
aanhalen, doch we meenen met bovenstaande
te kunnen volstaan om aan te toonen, dat
op het standpunt en volgens de beginselen der
acht Raadsleden bij alle wetgeving en besluiten
de volkswil als hoogste wet moet gelden en
dat geen besluit mag genomen, dat tegen dien
wil ingaat. Dat alle burgers recht van mee
spreken hebben en dat, indien zij in een be
paald geval hun „vertegenwoordigers" te ken
nen geven, dat een genomen besluit tegen hun
wil ingaat, dit besluit dient vernietigd te worden.
Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt
tusscliei) ingezetenen en ingezetenen. Van
daar ook de verklaring, dat algemeen stem
recht uit liet eigen beginsel volgt.
Ziedaar de theorie.
Wij herhalen ze is niet de onze, niet wij
denken aldus over dit onderwerp.
Het is de leer van de meerderheid van
onze raadsleden.
Of ze veel of weinig studie van deze leer
gemaakt hebben, is een andere vraag.
Ze geven zich echter uit voor aanhangers
er van en dus hebben wij het recht, hun
't eigen beginsel voor te houden.
Willen we thans eens nagaan, hoe de meer
derheid in onzen Raad deze beginselen in
toepassing brengthoe tegenover de theorie
de practijk is
In de eerste plaats matigen deze heeren
zich het recht aan, indien een groot aantal
ingezetenen te kennen geven dat een genomen
besluit tegen hun wil is, na te gaan, of de
stem die dezen tegen dat besluit uitbrengen,
wel uit de rechte motieven voortkomt.
Mogen we vragen, waar de heeren dit recht
van daan halen
Het volk is souverein en gepft aan zijne
mandatarissen of lasthebbers te kennen, dat
het niet wil, dat jaarlijks een belangrijke som
uit de kas der gemeenschap wordt besteed
ten nutte van zeer enkele burgers.
Of die stem c'dus uitgebracht wordt, omdat
men is tegen alle onderwijsomdat men de
voorgenomen maatregel tegen zijn persoonlijk
belang achtomdat men, „het, volle gewicht
van zijn ambt en maatschappelijke positie in
de schaal leggende" verklaart tegen een Ge
meentelijke en voor een Rijks II. B. S. te zijn
omdat men al of niet het openbaar onderwijs
een ramp voor de gemeente achtof omdat
het alleen maar om de dubbeltjes gaat
wat gaat hun dat alles aan
Het volk is souverein en heeft hun toch
geen rekenschap te geven, om welke reden
liet tegen een door hen genomen besluit is.
Al waren die redenen nog zoo dwaas, daar
hebben zij niet naar te vragen. Niet aan beu
komt het toe, de motieven te wegen en te
schiften.
Laat het hun genoeg zijn te vernemen, dat
hunne lastgevers en souvereinen hun besluit
afkeuren. Uit welke oorzaak deze er aldus
over denken, hebben zij niet te onderzoeken.
Doch wat in de tweede plaats nog veel
.erger is deze acht wZfcsvertegenwoordigers
of lasthebbers vermeten zich, hunne souve
reinen te wegen en te schiften naarmate de
beurs meer of minder zwaar weegt.
Zijn er onder de 871 een 228, wier inkomen
niet hoog genoeg is, om hen aan te slaan
in den Hoofdelijken Omslag, dan wordt er
hooghartig verklaard„ik meen, voor de
waarde van het adres het cijfer van 871 ge
voeglijk met 228 te mogen verminderen."
En de overigen van de onderteekenaars, of
schoon belastingbetalers, worden eveneens
gewogen naar de klasse waarin zij zijn aan
geslagen natuurlijk met de bedoeling een
groot deel dezer ingezetenen telt bij ons
evenmin mee.
Kan men zijn medeburgers lager wegzetten,
dan deze acht heeren zich veroorloven te doen
In theorie de souvereinen en lastgevers
in de practijk een nul in 't cijfer, indien zij,
ongelukkig genoeg, tot de met aardsche goe
deren minder bedeelden behooren. Dan wordt
hun gezegdomdat uwe beurs zoo plat is,
tellen we u maar niet mee.
Dat zijn toch maar je ware volksvertegen
woordigers.
En dan durft men nog te spreken van liet
opzweepen van lagere hartstochten
Zitting van Woensdag 28 Februari.
De Armenwet is gevorderd tot artikel 16
(verdeeling van ingekomen gelden onder de
kerkelijke, bijzondere en gemengde instellin-
gen.)
De lieer Rink (U. L.) verdedigt een amen
dement strekkende tot een billijke verdeeling
van gelden, voor de noodlijdenden van alle
gezindten bestemd, over alle instellingen van
weldadigheid. Spr. meent, dat het regeerings-
artikel onverdraagzaam is, liet testeeren en
legateeren aan de algemeene armen bemoeilijkt
en noodzaakt den erflater tot bijzondere aan
duidingen in zijn laatsten wil, indien hij het
burgerlijk armbestuur op het oog heeft.
De heer Po-llem a (A. R.) vraagt naar de
toepasselijkheid van dit artikel ten aanzien
van de armenfoudsen der provincie Friesland.
De minister van binnenlandsche
zaken (de lieer Heemskerk) zegt, dat de
wet die fondsen niet raakt.
De bezwaren van den lieer Rink tegen dit
artikel telt de min niet, doch de heer Rink
handhaaft daarna zijn standpunt onverzwakt.
De heer D r u c k e r (V. D.) ontraadt namens
de Comm. v. Voorbereiding liet amendement,
dat nogmaals door den minister wordt
bestredon en vervolgens verworpen met 52
tegen 12 stemmen. Artikel 16 wordt aange
nomen.
Een ander amendement verdedigt de Keer
Rink. op art. 20 (reglementen -oor de ver
schillende instellingen). Dit wijzigingsvoorstel,
dat nieuwe burgerlijke en gemengde instel
lingen van liefdadigheid alle 1 krachtens
besluit van den gemeenteraad il opgericht
zien, wordt door den minister overgeno
men, waarna het gewijzigd artikel den hamer
passeert.
De minister betoogt bij art. 21 (onder
zoek voor de bedeeling) dat het amendement-
Rink, op artikel 28 ingedieud, (voorloopige
ondersteuning, indien liet onderzoek door het
uitstel levensgevaar zou brengen) eigenlijk
bij het eerstgenoemd artikel thuis hoort.
Nadat de liee» Rink in deze verplaatsing
toegestemd heeft, wordt liet gewijzigd art. 21
aangenamen.
De lieer Vliegen (S. D. A. P.) heeft
een tweeledig amendement op art. 28 (onder
steuning alleen voor noodzakelijk levenson
derhoud door het burgerl. armbestuur na af
wijzing door kerkelijke instellingen). Het
amendement wil een recht op onderstand
scheppen en de verplichting schrappen van
eerst bij de kerkelijke of bijzondere liefdadig
heid aan te kloppen.
De minister antwoordt, dat liet amen
dement het subsidiair karakter der burgerlijke
armenwet zou doen verdwijnen en dus lijn
recht tegen het ontwerp ingaat. De min.
bestrijdt ook bet recht op ondersteuning.
De lieer Vliegen repliceert en de
lieer D r u c k er deelt mede, dat de Comm.
v. Voorbereiding het amendement eenstemmig
ontraadt.
Nadat de heer Vliegen zijn amendomenl
nogmaals heeft verdedigd, wordt dit mot 59
tegen 9 stemmen verworpen en het artikel
z. li. s. aangenomen.
Bij art. 32 komt weer een amendement-
Vliegen ter sprake. Het artikel opent de
mogelijkheid van ondersteuning na een beroep
op de Kroon, als de steun aan armen gewei
gerd is op gronden, niet overeenkomende met
de bestemmimg van de burgerlijke armenver
zorging. De lieer Vliegen wil bier lezen „op
gronden niet ontleend aan hun economiscben
toestand."
Het amendement wordt, na debat tussclicn
den voorsteller en den minister en
nadat de heer Drucker liet regeeringsarti-
kel liet best geredigeerde beeft genoemd, ver
worpen met 56 tegen 6 stemmen.
De heer De Kanter (U. L.) verdedigt
een amendement op art. 38, waarbij hij rijks-
steün vraagt voor gemeenten, die de onder
steuning niet geheel kunnen bekostigen.
De heer Tydeman (V. L.) voelt veel voor
dit denkbeeld, doch beveelt aan den steun uit
's Rijks kas te verleenen „naar regelen dooi
de wet te stellen", een raad die door den
lieer De Kanter wordt gevolgd door zijn
amendement aan te vullen in dien geest.
De lieer Vliegen wil nog een redactie-
verbetering in het amendement.
De minister maakt bez\vaar met liet oog
op het onzekere der van het amendement te
verwachten kosten. Hij vreest, dat liet de
gemeentebesturen traag zal maken bij de arm
verzorging. De door den heer Tydeman voor
gestelde aanvulling maakt liet amendement
niet aanlokkelijker. De min. ontraadt liet
geheele amendement en wil de werking van
liet artikel eens aanzien.
De lieer De Kanter verdedigt zijn gewijzigd
amendement, hetwelk de minis.te r blijft
ontraden.
Het amendement wordt tenslotte ingetrokken.
Op art. 39 (regelende de voorziening in de
kosten voor de verpleging van armlastige
krankzinnigen) verdedigt de lieer Van L ij n-
den van San denburg (A-R.twee amen
dementen strekkende 1°. tot regeling van de
procedure bij verschil over de woonplaats van
den armen krankzinnige2°. om als woon
plaats aan te wijzen de gemeente waar de
krankzinnige woont ten tijde van de rechterlijke
beslissing tot plaatsing in een gesticht.
De heer De Kan ter verdedigt een amen
dement, om de kosten van verpleging van
armlastige krankzinnigen voor 3/3 te brengen
ten laste van het Rijk en voor J/s ten laste
van de gemeente.
De lieer De Geer (C.-H.) verdedigt dit
amendement, doch vraagt wijziging in dien
zin, dat rijk, provincie en gemeente elk 1
der kosten dragen zullen. Ook de heeren
Vliegen en Poll erna (A.-R.) ondersteu
nen liet denkbeeld van den lieer De Kanter.
Donderdag, 29 Februari.
Men is gevorderd tot hoofdstuk IV dei-
Armenwet, hetwelk handelt over de samen
werking der instellingen van weldadigheid,
waarbij de lieer V a n V'uure n (R.-K.) klaagt
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.