Antirevolutionair
voor
Dicuws- en Advertentieblad
Zeeland.
No. 891.
Zaterdag 17 Februari 1912.
9e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ^10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzoHde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte bereiiefuL
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BU DfiN UITGEVER.
Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen
tot 's namiddags 1 uur op den dag
der uitgave.
V Er niet van gediend.
We hadden ons verleden week, toen we
vernamen, dat het Volksblad eindelijk ook iets
zou zeggen over de H. B. S.-questie, gehaast,
liet blad even te herinneren over welke punten
rvij geschreven hadden. Die herinnering kon,
meenden we, nuttig zijn, om te voorkomen
dat de redactie vergat, waarover liet eigenlijk
ging.
We maakten aanmerking op het onbekookte
raadsbesluit; wij gaven een kosten-berekening
en we waarschuwden voor den gevaarlijken
weg, dien men met liet bekende plan opging.
De redactie van het Volksblad vond bet
niet noodig, op die punten in te gaan.
Ze zal er natuurlijk haar goede redenen
voor gehad hebben, waarom ze liever over
die punten niet schreef. Dat ze die redenen
niet aan de groote klok hangt, mogen we haar
niet kwalijk nemen't was bovendien ook
onnoodigde menschen begrijpen het zonder
dat ook wel
Thans tracht liet Volksblad de aandacht van
de 'Hoofdzaak af te leiden, door bijpaden in
te slaan.
We zullen haar op die bijpaden niet ver
gezellen.
Zulks te minder, omdat we er ernslig aan
moeten twijfelen, of de redactie van hel Volks
blad zelf wel weet, wat ze zegt en schrijft.
Wie het nummer van 1.1. Woensdag even
in wil zien, zal onzen twijfel hegrijpen.
In de eerste kolom vertelt de redactie, dat
ze in de totstandkoming van eene inrichting
voor Middelbaar Onderwijs een algemeen be
lang ziet.
In de vierde kolom van de zelfde voorpagina
schrijft ze heel bescheiden (wij cursiveeren
een paar zinnen)
„Over liet optreden van den lieer Woltjer
bij de behandeling van de Indische moeten
wij eerst nog even iets zeggen. Wij
hebben dat optreden toen „cynisch" ge
noemd, omdat, de spreker verlangde dat
men niet te veel haast zou maken niet
de ontwikkeling van het gouvernements-
onderwijs, daar anders het bijzonder onder
wijs alle plaatsen bezet zou vinden. Daar
tegen heeft de heer Woltjer zich verweerd
(zonder ons te noemen maar het ging
blijkelijk tegen wat wij schreven) met een
beroep op de laatste „Studiën en Schetsen"
van prof. Fabius. En deze beriep zich
weer op Tliorbecke, die in de M. v. T.
tot liet Middelbaar Onderwijsontwerp
schreef, dat de Staat te weinig maar ook
te veel kan doen en dat dit laatste het
geval zou wezen wanneer hij zoo veel
scholen zou stichten, dat het particulier
initiatief ging verflauwen.
liet beroep lijkt ons weinig ter zake
dienend. Ten eerste omdat het M. 0. lang
niet zulk een algemeene, uitgebreide volksbe
hoefte raakt als het L. 0.
In kolom één heet het Middelbaar Onderwijs
voor een stadje als Ter Neuzen een algemeen
belang en worden zij, die waarschuwenjtegen
de financiëele ramp, die men over de inge
zetenen wil halen, van demagogie beschuldigd.
In kolom vier wordt met instemming een
woord aangehaald van Thorbecke, die waar
schuwt tegen de stichting van te veel scholen,
om het particulier initiatief dood te drukken
en beweert de redactie zelfs, dat het Middel
baar Onderwijs geen algemeene volksbehoefte
raakt.
Hadden we niet het recht te vragen, of de
redactie zelf wel weet, wat ze zegt en schrijft?
En dat van een blaadje, dat de heer Woltjer
in de Eerste Kamer, zonder het te noemen,
heet te bestrijden
'tWil ons voorkomen, dat het Terneuzensch
Volksblad nu verder maar moest zwijgen over
de voorgenomen stichting eener Hooge Burger
school te Ter Neuzen.
Wij groeien vast in tal en last,
Ons vroede vaders claegen.
Naar VONDEL.
Do heer Van der Moer schrijft aan de Ter-
neuzensche Courant
Ter Neuzen, 13 Februari 1912.
Mijnheer de Redacteur
Toen ik het verslag van de laatste in 1911
gehouden raadsvergadering las, was ik zeer
verbaasd over liet besluit om van gemeente
wege eene Hoogere Burgerschool te stichten.
Terwijl men over andere zaken van weinig
of geen belang meermalen, vóór een besluit
te nemen, nog eens wil nadenken en de be
slissing verschuift, werd deze hoogst gewichtige
zaak (welke bovendien niet eens op den op
roepingsbrief stond), om zoo te zeggen, in een
vloek en een zucht afgedaan, waarbij n.b.
grooten steun schijnt te hebben verleend een
schrijven van een onbekend „invloedrijk" per
soon aan een ander onbekend „invloedrijk"
ingezetene.
Al terstond had ik plan tegen dat besluit
protest aan te teekenen maar ik wilde toch
afwachten of zij, die het besluit hebben ge
nomen, niet de goedheid zouden willen hebben
eens publiek in de bladen eene berekening te
geven, hetgeen in de eerste plaats toch zeaer
de belasting betalende burgers wel mogen
verlangen.
Er is nog meer reden voor die publiciteit
nu de redactie van Luctor et Emergo eene
berekening heeft gemaakt, welke een zeer
ongunstig licht werpt op de finantieele ge
volgen.
Nu men zelfs van de uitnoodiging van die
redactie om hare berekening te weerleggen
geen notitie schijnt te nemen, wil ik niet
langer wachten met tegen het genomen besluit
te protesteeren.
Zoo beslist als ik ben vóór een Rijks H. B. S.
in deze streek zoo beslist moet ik mij, alles
wel overwogen, tegen eene gemeente H. B. S.
te Ter Neuzen verklaren, tenzij het Rijk jaar
lijks zóóveel mocht bijdragen dat de gemeente
kas weinig of niet zal worden bezwaard.
Maar juist van die bijdrage, waarvan toch
alles afhangt, kan, voor zoover mij bekend,
niets worden gezegd althans bij het nemen
van het besluit bestond daaromtrent niet de
minste zekerheid reden waarom dit besluit
mag worden genoemd een sprong in het wilde.
Natuurlijk weet ik wel dat vele hoogst
nuttige zaken niet zouden tot stand zijn ge
komen als men was teruggeschrikt voor „men
moet wat durven wagen." Maar, afgezien
van de vraag of de Raad eener gemeente ooit
iets mag wagen, staat het, dunkt mij, vast
dat hier te veel, veel te veel wordt gewaagd.
Men bouwt, zonder heiwerk, op slappen bodem,
dit is, zonder degelijke en vaste fondeering
en de kans is zeer groot dat het gebouw,
indien het al niet heelemaal verzakt, jaar op
jaar veel aan onderhoud zal kosten.
Zoo komt liet mij voor. Maar misschien
hen ik te pessimistisch. Mogelijk. Daarom
zult U, mijnheer de Redacteur, mij wel willen
vergunnen, hem, die daartoe in staat is, uit
te noodigen de berekening te geven, waarop
het besluit is gebaseerd.
Het is toch niet aan te nemen dat de leden
van den Raad, die vóór stemden, geen be
rekening zouden hebben gemaakt, al zijn zij
daarmede dan ook niet in de vergadering voor
den dag gekomen.
Achtend,
Uw dw. dr.,
VAN DER MOER.
De sociale beteekenis van den
profeet Micha voor onzen tijd.
Op 12 Febr. j.l. trad voor de Chr. Werkl.
Vereen. „Bid en Werk" te Axel op Ds. R.
van de Kamp van Sliedrecht met het onder
werp„De sociale beteekenis van den profeet
Micha voor onzen tijd."
Na opening op de gebruikelijke wijze, en
een openingswoord van den Voorzitter, ver
kreeg de spr. het woord, die er op wees, dat
de sociale kwestie geen vraagstuk van onzen
tijd is, doch reeds bestaan heeft zoolang de
zonde er is. Ook de H. schrift spreekt er
over. Wie meent dat de Bijbel alleen regels
geeft voor het geestelijk leven heeft Gods
Woord nog nooit goed gelezen. Die vergeet
dat liet geestelijke slechts in de 2e plaats
komt, terwijl liet natuurlijke vooropgaat. Ook
op het maatschappelijke terrein moet Gods
Woord een licht op ons pad en een lamp
voor onzen voet wezen.
Dat juist Micha gekozen is als onderwerp,
komt doordat Micha behoort tot de z.g. kleine
profeten. Zijn boek telt 7 meerendeels kleine
hoofdstukken. Daardoor is het mogelijk de
inhoud hiervan in kort bestek samen te vatten.
Overigens vinden we in de H. schrift op elke
bladzijde dezelfde gedachten en dezelfde be
ginselen. En dan blijkt dat ook in dit opzicht
de oude tijd niet beter maar eerder slechter is
geweest dan onze tijd.
Dezelfde misstanden die we bij ons vinden,
vinden we ook onder Israël.
Micha leefde in den tijd der koningen van
JudaJotham, Achaz en Hiskia. Vooral in
liet tijdvak van Achaz kwamen vele misstanden
voor. En het is niet aan de afgoderij dat Juda
zijn ondergang te danken heeft, maar de vele
misstanden op maatschappelijk gebied hebben
den val, zoowel van Israël als van Juda, ver
oorzaakt.
Micha behoorde tot de kleine landbouwers.
Hij kwam uit liet kleine en onaanzienlijke
plaatsje Moras. Hij spreekt dus niet tot ons
in sclioone redevoeringen, maar hij zegt rond
uit wat hij meent te moeten zeggen. Hij neemt
geen blad voor den mond.
Er is zeker een machtig verschil tusschen
zijn tijd en de onze, doch wat toen recht was
voor God, is liet nu ook nog. De toestanden
veranderen, maar de beginselen van Gods
Woord en van Het Recht veranderen nooit.
Verder moet nog opgemerkt worden dat de
sociale toestanden en de bespreking daarvan
niet alleen van belang is voor de geringe klasse
der bevolking, maar voor alle klassen- Micha
spreekt dan ook tot het gansche volk, En
bovendien bespreekt hij het gansche leven en
dus niet alleen de stoffelijke maar ook de
geestelijke belangen der menschen.
Micha heeft eerst een boodschap aan Sama
ria, de hoofdstad van Israël. Maar hij voegt
er dadelijk bij, dat de overtreding van Samaria
ook die van Jeruzalem is.
En Jeruzalem is het begin van de zonde
Jacobs. Want Jeruzalem is de hoofdstad van
Juda, de verzamelplaats van het volk, de stad
van den koning, van den tempel en van het
leger.
Deze stad zou worden verdaan 0111 de zonde
der oversten. Zij bouwden de stad met on
recht en bloed. Zij deden ongerechtigheden
en dat niet bij ongeluk, maar met voorbedach
ten rade, na vele beraadslagingen en over
leggingen.
Wat zij begeerden, eigenden zij zich toe met
list en bedrog en knevelarijen. Men maakte
misbruik van anderer tegenspoed om zelfs
goederen te verkrijgen. Niet alleen namen zij
de goederen, maar zij randden ook de personen
aan en mishandelden de bevolking.
In een term van onze dagen zouden we
zeggen, dat ze hunne pachters uitzogen en
hen het bloed aftapten.
Micha noemt dit een zonde en kondigt er,
gedreven door den H. Geest, Gods oordeel
over aan. Daarom eischt Gods Woord voor
ons dat we al zulke misstanden zullen bestrij
den langs den geordenden weg. Daarom is
het een eisch dat ons volk van Nederland ëene
goede wetgeving krijgt op het pachtcontract.
Dan noemt Micha nog andere misstanden
die ten hemel schreien en die zondig zijn,
n.m. dat de weduwe na den dood van haar
man gedreven wordt uit het huis waar ze
steeds te zamen gewoond hebben, en dat het
sieraad der kinderen weggenomen werd.
Met waardeering herdacht spr. voorbeelden
van liefde en barmhartigheid die hem uit
deze gemeente bijgebleven waren. Doch spr.
had ook ervaring opgedaan dat eene weduwe
uit het huis gezet werd als ze onverzorgd
achterbleef, zoodat de diaconie zorgen moest
dat de menschen niet van gebrek omkwamen.
Dit werd door Micha zonde genoemd en ook
wij mogen dus niet vrijelijk zulke dingen doen,
maar wjj moeten voldoen aan de wet van
Christus. Daarom moet het ons een eere
wezen om mede te werken aan het totstand
komen van een pensioenfonds. Niet gedwongen
maar vrijwillig en met liefde.
Ook waren er in Micha's tijd in het huis
der grooten schatten van goddeloosheid door
bedriegerijen met maat of gewicht, door een
schaarsche efa, een goddelooze weegschaal of
een zak met bedriegelijke vveegsteenen. Zou,
zoo vroeg spr., zou Micha dit in onzen tijd
ook wel eens niet tot ons moeten zeggen
Uit de profetiën van Jeremia zien we dat
ook in de bouwbedrijven ergerlijke misstanden
voorkwamen. We zouden haast denken dat
Jeremia een kijkje in onzen tijd genomen
heeft. In dit verband wees spr. op het ver
keerde der aanbestedingen, die tegen den
woorde Gods ingaan, daar een aannemer soms
geen droog brood verdient.
Spr. wees er op, dat God reeds aan Mozes
wetten gegeven heeft ten opzichte der Maat
schappelijke misstanden. Dus ook hier geen
nieuws onder de zon. De eerste en beste
verzekeringswetten vinden we in de boeken
van Mozes. Op zichzelf is een wet echter niet
voldoende om misstanden weg te nemen. De
wet moet vastliggen in het geweten van volk
en overheid. Om Godswil moeten die wetten
nagekomen worden. Ook in de sociale politiek
ligt het anker in de geboden Gods. De op
lossing der sociale kwestie hangt er veel van
af of het ons gelukt ons Nederlands volk in te
prenten de vroeze Gods en de noodzakelijkheid
van te bukken voor Zijn macht. Daarom moet
de bestrijding der sociale misstanden gepaard
gaan met veel gebed en met ijver voor de
Chr. overheid en voor Chr. onderwijs. Daarom
geen hulp gezocht hij Socialisme of Materia
lisme. Geen voorzichtig verdrag gesloten met
den Booze.
We moeten zelf voor elkander zorgen. Geen
staatspensioen, maar eigen werk onder regelend
toezicht van den Staat.
Ook andere misstanden bestrijdt Micha,
scherp treedt hij op tegen den kanker die
knaagt aan de Maatschappelijke toestanden
van zijn tijd, vooral onder de iioogero standen,
nm. het misbruik van sterken drank. Hij
noemt dit een hemeltergende zonde. Maar
nog veel verschrikkelijker is het dat er in dien
tijd profeten waren, die wilden profeteeren
voor wijn of sterken drank.
Zulk een profeet was naar het hart van
het volk, terwijl een profeet die Gods Woord
recht sprak, niet werd aangehoord. Zij hadden
liever een profeet die met hen meedronk dan
een die afschaffer was. En dit is nu ook nog
vaak het geval ten opzichte van predikanten.
Spr. riep zijn hoorders toe om met den
alcohol te leven op voet van vijandschap, en
die kanker niet in iiuis te laten binnendringen.
Er wordt wel eens gefluisterd, dat er hier
zijn, die meer op de markt komen om wijn
of andere dranken te drinken, dan om zaken
te doen. Dit hoort onder Christenen en
mannen van Geref. beginselen zoo niet te
wezen.
Nog een andere zonde bestrijdt Micha, n.m.
de zonde tegen het 7e gebod. Huwelyk en
huisgezin werden ontwricht en verbroken.
De toestand was zoo erg dat de zoon geen
eerbied voor zijnen vader had en de dochter
geen eerbied voor hare moeder vanwege de
zonden die deze deden. Door de zonde tegen
liet 7e gebod gaat de zegen Gods weg, terwijl
de vloek levenslang wordt gedragen. En met
droefheid moet spr. erkennen dat in deze
streek die zonde vaak voorkomt.
Ook de misstand dat de arbeiders bij hun
ellende en verdrukking vloeken op hiun koning
•mj