Antirevolutionair nieuws* en Advertentieblad Zeeland. FEUILLETON. Woensdag 31 Januari 1912. 9e Jaargang. Een en ander over Capadose. No. 886. ABONNEMENT: Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentlën vóór 3 uren op den dag der uitgave. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER ADVERTENTIËN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Met het oog op het op tijd afdrukken van dit blad kunnen advertentiën en berichten aangenomen worden tot uiterlijk des namiddags 1 uur op den dag van uitgave. Heeren adverteerders en bericht gevers gelieven hiervan s. v. p. nota te willen nemen. V De Pontianak op Nias. Aan een artikel in het tijdschrift van het Aardrijkskundig genootschap over bovenge noemd onderwerp ontleenen wij het volgende In Lölöwaoe, een kampong gelegen in het gebergte van West-Nias, vertellen de inlanders, dat de geest, van een gestorven vrouw, hier matiana genoemd, er uitziet als de schaduw eener vrouw, die liet haar rondom het hoofd heeft gewonden. Slechts de priesters zijn in staat zulk eene geest te herkennenandere mensehen missen dat vermogen. De matiana leeft bij voorkeur aan de oevers van rivieren en voedt zich met visschen, krabben en andere waterdieren. Niet alleen op vrouwen heeft zij het gemunt, ook de mannen laat zij niet met rust. Wanneer een man, 's avonds of 's nachts buiten 's huis zich ophoudende, door eene matiana is overvallen, wordt hij door de geest naar het boscli gesleept. De matiana martelt daar haar slachtoffer met een rood gloeiende ijzeren staaf, totdat hij sterft. Is de man echter slim, dan kan hij door list den dood ontloopen, b.v. door een grooten steen in de hand te nemen. Wil de matiana hem inden donker pakken, dan duwt hij haar dien steen in de hand, waarna zij, mèenende den man zelf bemachtigd te hebben, naar het boscli ijlt, en daar den steen met een gloeiend ijzer bewerkt. In dien tusschentijd vlucht onze slimmert snel naar huis. Ook is het goed 's nachts met een flambouw te loopen, want dan durft de matiana uit schaamte niet te naderen. In Hili Zanoewe wordt het volgende verteld Een man, genaamd Tjoene, 's avonds laat van de ladang naar huis keerend, werd in het bosch bij Loewaha Soso door een matiana overvallen. Tjoene had als gewoonlijk zijne ingrediënten voor de sirihpruim hij zich, waaronder ook het kalkpotje. Nadat de matiana hem had medegesleurd naar het bosch, wilde zij den ongelukkige met een gloeiend ijzer branden. De man hield echter voort durend het kalkpotje voor de plaats die zij wilde branden, voor de ooren, neus, oogen en mond, zoodat de brandproef mislukte. In een der jongste vergaderingen van de Amsterdamsclie afdeeling der Nederlandsche Zondagschool-Vereeniging deelde de heer Hoo- genbirk een en ander mede uit het leven van dr. Capedose. Wij ontleenen er het volgende aan Van afkomst Portugeescli Israëliet, gevoelde Capadose toch weinig voor den willekeurigen godsdienst zijner Vaderen. Ileeds vroeg trok letterkunde, wetenschap in 't algemeen, hem aan. Ofschoon niet vreemd aan wereldsche vermaken, ging zijn hart meer naar studie uit, en het duurde niet lang, of in de geschriften van Voltaire en Rousseau meende hij te vinden wat hij zocht, Door zijn ouders tot het vak vau genees heer bestemd, achtte hij het zijn plicht, zich de daartoe vereischte kunde eigen te maken, en zich met de borst daarop toe te leggen. Daarop voerde de matiana hem naar eene groote rivier en trachtte hem te verdrinken. Ecliter onze Tjoene was slim hij ging onge merkt op een grooten steen onder water staan en zei tot de matiana „He Wat is die rivier diep, ik kan met mijn beenen den grond niet halen 1" De matiana begreep daaruit, dat zij hem in die rivier niet zou kunnen verdrinken en bracht hem toen hij een hoogen kokospalm. Tjoene sprak: „Wat is dat nu! Welk een lage struik is ditMijn beenen raken den grond en de vruchten mijn neus." Hij stond echter op de kruin. De matiana meende nu, dat het onmogelijk zou zijn den man uit den hoogen boom te doen vallen. Zij voerde hem toen naar een lage kokospaim. Hier riep Tjoene uit: „Help, help! Dadelijk val ik naar beneden en ben dood Daarop bracht de matiana hem op een hoogen berg en wilde hem in een ravijn storten. Hij zei„Wat moet ik hier beneden doen liet ravijntje is niet eens diep genoeg om een voet in te zetten Toen ook deze proef mislukt was, ïram de geest hem mede naar een kleinen aardhoop en wierp hem er af. Tjoene schreeuwde: „Moe der Help mijik word van een hoogen berg gegooid en sterf." Geheel verbaasd liet de matiana hem nu nog over bamboedoorns loopen. Hij nam echter bamboeschillen onder de voeten en merkte dus niets van de doorns. De matiana begreep nu, dat Tjoeue een buitengewoon man was en dat het haar niet gelukken zou hem te dooden. Zij sprak tot hem „Gij kunt blijkbaar niet dood. Ga met mij mede en ik zal u onderricht geven in de geheime kunsten." Toen Tjoene goed ingewijd was in de ge heime kunsten der matiana, ging hij overal op roof uit, totdat hij bij het stelen betrapt en door Laimbe Louwe gedood werd. Over het hiernamaals bij de bewoners van Nias. Omtrent het toekomstig leven hebben de Niassers allerlei eigenaardige meeningen. De zielen der slechte menschen komen niet in het zielenland, maar gaan over in allerlei dieren. Zij, die geen zoons hebben, zouden nachtvlinders worden, de zielen der vermoorden worden sprinkhanen. Brutale menschen ver anderen na hun dood in slangen, hun graf splijt open, de slang kruipt er uit om verder op aarde te leven. Wanneer een slang in eene woning komt, wordt zij door den Niasser ge houden voor een geest, die een menscli komt halen liet is een teeken dat een der huisge- nooten spoedig zal sterven. Volgens andere Niassers weer heet de muis, die telkens een huis in e'n uitloopt, de ziel te zijn van een kinderloos gestorven mensch-; ook stelt een muis wel de ziel van een nijdig mensch voor, die uit kwaadaardigheid alles stuk maakt. Waarschijnlijk is men tot deze Zijn vriendenkring bestond uitsluitend uit jongelieden, die uitwendig het Christendom beleden, terwijl de gesprekken aan deHooge- school te Leiden, waar hij studeerde, bijna altoos liepen over de hooggeroemde Platonische Wijsbegeerte. Capadose en Da Costa, heiden Israëlieten, waren vrienden. De groote, geniale Bilderdijk, dichter en filisoof, maar wat meer zegt, een discipel van Jezus Christus, ontving ook deze twee jonge mannen bij zich aan huis. Bilder dijk „oefende" niet slechts, maar oefende, zoo wel door zijn uitgebreide en grondige kennis als door zijn innig meeleven een heilzamen invloed uit op hun hart. Eigenaardig, reeds op negenjarigen leeftijd gevoelde Capadose behoefte aan het gebed, en vroeg zijne ouders een Hollandsch of Fransch gebedenboek, omdat het Hebreeuwsch hem toen nog onbekend was. Ook drong hij hij zijn broeder en zuster er op aan, dat zij 'het zelfde zouden doen. Dat formuliergebed ein digde met de woorden „Op uwe Verlossing hoop ik o HeerOp 's Heeren tijd werd dit voorstelling gekomen, omdat ook de muis een dier is, dat alles tracht stuk te knagen. In Midden-Nias gelooven de inlanders aan een hemelwachter, kale kamö genaamd. Deze bepaalt, welke overledenen in het zielenland mogen komen dat zijn alleen de goede men schen, d. w. z. de lieden, die op aarde een voldoend aantal feesten hebben gegeven die zich niet hebben schuldig gemaakt aan over spel, verraad, omkooping, diefstal of moord en voor welke na het overlijden een dooden- maal is aangericht. De Zuid-Niassers zijn van oordeel, dat in het zielenland de zielen in groepen bijeenwonen allen n.l., die door dezelfde oorzaak sterven, wonen gemeenschappelijk. De geesten van de verongelukten wonen te zamen en hebben voortdurend berouw, dat zij niet voorzichtig genoeg zjjn geweest; de geesten der lieden, die hun dood door verdrinken hebben gevonden, huizen in het water zij kunnen ecliter op liet droge worden gebracht, als een priester voor hen offert en een pisangstam in het water werpt. De geesten der vermoorden en van de in liet gevecht gesneuvelden zouden echter rondzwerven en zich schamen voor de geesten van hen, die een natuurlijken dood gestorven zijn. In andere streken van Nias is men overtuigd, dat mannen, die op hoogen leeftijd sterven zonder een zoon achter te laten, in een groote mol veranderen. De geesten van vermoorden gaan in een insect, larewe genaamd, over zij moeten met de geesten van zelfmoordenaars in eene aparte plaats wonen. De zielen van slaven worden regenwurmen of aardwurmen, die van priesters vuurvliegen, terwijl de helden, de krijgshaftige strijders, naar dé maan ver huizen. Elders zijn bewoners van oordeel, dat men schen, die tijde'ns hun leven een kat hebben gedood, in het hiernamaals niet in liet zielenrijk komen. Dit hangt met de volgende voorstel ling samen De aarde en het zielenrijk zouden door een ravijn geseheiden zijn, op den bodem waarvan een vuur brandt. Over dit ravijn leggen de katgeesten een zwaard, waarover de zielen der menschen na den dood naar liet zielenland gaan. Deze zielen worden, hangende aan de staarten der katten, over het ravijn gebracht. De geesten echter van menschen, die gedurende hun leven een kat hebben ge marteld of gedood, worden niet door de katten over liet ravijn geholpen, maar in liet vuur gestort. Ook de zielen van slechte menschen of van mannen zonder nakomelingen worden in het ravijn geworpen. De zendeling Siindermaiin vernam van zijne Niassers, dat de zielen diergenen, welke tijdens hun leven vele slechte daden hebben verricht, tot liet lijk in het graf terugkeeren en dan door de aarde worden gedrukt en geperst. „Uebrigens" schrijft hij „werden alle von der Erde zur Rede gestellt, wie sie liir Leben zugebraclit liaben." gebed om verlossing genadiglijk verhoord. Nog ééne bijzonderheid uit zijn kindsclie jaren: zag Capadose ooit zijne lieve moeder bedroefd, dan zeide hij„Troost u, lieve moeder, als ik groot ben, zal ik u naar Jeruzalem brengen." In den studietijd kwam bange strijd. ï't Ge bed maakte plaats voor spot en schimp. Maar wat gebeurtIn 1818 werd Capadose dokter in de geneeskunde, en keerde van Leiden weer naar Amsterdam terug. Zijn oom Emanuel Capadose, een der meest bekwame doctoren in Holland en hij de aanzienlijkste fainiliën algemeen geacht, nam, zelf geen kinderen hebbende, zijn neef Abraham als zoon aan. De bange en donkere dagen, veroorzaakt door inwendigen strijd het licht, dat hem bij liet bestudeeren der II. S. over Jesaja 53 op ging liet korte gesprek met zijn oomde stille toorn van zijn vader de diepe droefheid van zijn moeder, naar aanleiding van zijn open hartige bekentenis, zijn genoeg bekend en ga ik dus stilzwijgend voorbij. De bekeering van Capadose en Da Costa was niet eene bekeering Feestgenooten Toen namens het Bestuur uwer Vereen iging de uitnoodiging tot mij kwam om hedenavond van deze plaats in uwe Jaarvergadering een feestwoord te spreken, heb ik, onder beding, dat in dit feestelijk samenzijn in liederen en voordrachten, voorzoover luimig, niet dan ge- paste scherts tot uiting zoude komen, volgaarne uw verzoek ingewilligd. Waar ik gereed sta thans aan uw verlangen te voldoen, voel ik me eerst gedrongen u te feliciteeren, dat de Jaarvergadering uwer Vereeniging weer gehouden kan worden. Uwe afdeeling van liet Nederlandsche Werk liedenverbond „Patrimonium" is niet, gelijk sommige afdeelingen in het afgeloopen jaar, lijdende geweest aan bloedarmoede of wegge storven uit gebrek aan levenskracht, maar heeft zich trots tegenkanting fier staande gehouden en is zelfs in meerdere krachten- ontwikkeling toegenomen. Ge hebt inderdaad reden om te „feesten." Hoewel theoloog, plaats ik me thans een oogenhlik met u op sociaal terrein, en neem een onderwerp uit uw eigen leven en streven uit en voor de gemeenschap, om in dit fees telijk samenzijn, waarin zoowel mannen als vrouwen in blijde stemming bijeen zijn, een wijle met u te spreken overliet ideaal van Patrimonium". Indien bij eenig verbond, dan is inzonderheid hij het verbond „Patrimonium" de juiste ge dachte gegrepen, dat het niet goed is, dat de mensch op zichzelve sta. Nimmer zijn de lei ders van dit verbond er in te kort geschoten om liet te prijzen, wanneer iemand, op zicli- zelven staande, een open oog had voor de sociale verhoudingen en verplichtingen? Zij hebben er zelfs niet aan gedacht om de waarde van het individu te miskennen. Maar al hebben zij genoegzaam recht laten wedervaren aan de beteekenis van elk persoon op zichzelf in liet geheel van ecu volk, daarom hebben zij toch liet individualisme in maatschappelijke aangelegenheden niet gehuldigd en tot de werklieden gezegd, dat ze op ziclizelven zouden blijven staan. Dit zou immers ook dwaasheid zijn geweest. De mensch is van nature lid vau de maat schappij door geboorte en leven, en waar hij nu de belangen en nooden der maatschappij aanschouwt en steeds meer opmerkt, daar zou het schuldige plichtsverzaking zijn, indien hij, terwijl vele nooden om spoedige voorziening roepen, niet alle geoorloofde middelen te baat zoude nemen om te arbeiden aan den welstand van het geheel. tot de deugd, maar tot God. Ze hadden hun tot Heiland gevonden, en moesten dien nu ook openlijk belijden, door zich 20 October 1822 in Leiden door ds. Egeliug te laten doopen. Ook de echtgenoote van Da Costa, Hanna Belmonte, werd gelijktijdig gedoopt. Capadose was geneesheer, maar ook een in elk opzicht geleerd man. In de „Philosophic de Phistoire" van Frederic de Rougemont wordt over hem gesproken als van een „Chris tendenker." Hij vertrok 23 Fehr. '32 naar Scherpenzeel (G.) maar niet heel lang bleef hij daar. Reeds 6 Aug '33 vertrok hij naar 's-Gravenhage. Toch was hij daar in Scherpenzeel niet ongezegend werkzaam geweest. De uitnemen- den man werd, toen hij van Scherpenzeel zich als arts te 's-Gravenhage vestigde, de attestatie geweigerd. Ook het Classikaal Bestuur van Arnhem stelde den Kerkeraad in 't gelijk. Wat er gebeurd was Capadose had 's avonds in zijn huis „bijbeloefeningen" gehouden. Dat mocht natuurlijk nietdat was te onkerkelijk. (Slot volgt.) i) FEESTW00RD. uitgesproken in „de Ver gaderzaal' te Axel door Ds. J. H. Lammertsma, bij gelegenheid van de jaarvergadering van de Christelijke Werklieden-Vereenlging „Bid en Werk", afdeeling Axel van „Patrimonium", 23 Januari 1912.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1