IZélC lezen -
Nummer 3
Minder dieren door de watersnoodramp
Chocola
„Hoe weet je nou dat de wegen
onveilig zijn als we nog thuis zit
ten?" Mijn jongste zoon kijkt me
verbaasd aan. Ik snap even niet
wat hij bedoelt. „Nou, papa bidt
over de onveilige wegen en we
moeten nog gaan rijden. De weg
kan toch ook gewoon veilig zijn?"
Ik wil hem niet bang maken.
Maar het is natuurlijk niet
vanzelfsprekend dat er onderweg
niets zal gebeuren. Daarom vra
gen we altijd aan de Heere of Hij
voor ons wil zorgen.
Als we nog niet zo heel lang op
pad zijn, komt er aan de andere
kant van de weg een ambulance
langs. Met zwaailichten en sirene.
„O, daar heb je het al", klinkt het
op de achterbank. Misschien toch
een ongeluk.
Heel wat kilometers verder alweer
blauwe lichten. Niet twee, maar
minstens tien. Politie en brand
weer zijn uitgerukt om de weg
af te zetten en twee auto's uit
de sloot te takelen. Daar schrikt
zoonlief van. „Je had gelijk pap,
over die onveilige wegen. Nou ja,
het is gelukkig niet met ons ge
beurd. Hoe zou dat voelen als je
met je auto in de sloot ligt? Hoe
kom je daar ooit uit?"
Op de terugweg valt 'er weinig te
zien. Het is donker en dan lijkt de
rit langer. De jongens verzinnen
woordspelletjes en af en toe fluis
tert er iemand een vraag in mijn
oor. „Mam, een dier met een f.
We hebben alles al gezegd."
Vlak bij huis bedenkt een van
de kinderen een laatste spelletje.
Ogen dicht en raden waar we
rijden. Een soort puzzelrit. „Nu
rijden we bij de appelmoes-
fabriek." „Ja makkie, dat ruik je."
Lijkt me niet op zaterdagavond,
maar vooruit.
Mijn man maakt het spel span
nender door stiekem een omweg
te maken. Het wordt achterin al
stiller. Al die bochten, dat klopt
niet. Onze weg heeft wel bochten,
maar veel minder scherp. Als de
auto tegen een stoep gezet wordt,
wrijven de mannen zich de ogen
uit. Deze straat? „Pap, je hebt een
heel andere weggenomen. Geen
wonder dat mijn gevoel niet klop
te." De auto wordt weer gestart
en via de gewone route komen we
veilig thuis.
Eenmaal thuis duik ik achter de
computer om te kijken of de op
lossingen van de puzzels binnen
zijn. En jawel, hele rijen! Bedankt
voor het berichtje van Adri-
enne (niet aangekomen), Alinde,
Carin, Florieke (ja hoor), Hilda,
Jacco, Joanne, Johanne (oké),
Marieke, Melany en Shan; de
versierde oplossing van Alinde en
de puzzel van Sandra. We nemen
afscheid van Willem. Willem, de
bon houd je nog tegoed. Ik had de
namen van de boekenbon-
winnaars al doorgegeven voordat
jouw brief kwam.
Drie dames en één heer doen
vanaf vandaag ook mee: Inge,
Jarco, Joanne en Marleen. Wel
kom!
Tot volgende week en groetjes,
tante Diecke
De Heere Jezus is vol van de
Heilige Geest. De Geest brengt
Hem na de doop in de woestijn.
Daar probeert de duivel Hem te
laten zondigen. De Heere Jezus
heeft overal maar één antwoord
op: het Woord van God. Met
welke woorden Hij dat zegt,
ontdek je als je de puzzel maakt.
Zoek Lukas 4:1-15 op. Beant
woord onderstaande vragen. De
letters op de kruisjes vormen
de oplossing (van boven naar
beneden gelezen). Let op: de ij
telt voor één letter!
1Waarheen leidde de Geest de Heere Jezus? Naar dex
2. Hoeveel dagen at Jezus niet? x
3. Wie verzocht Hem? De x
4. En atniet in die dagen. x
5. En als dezelve geëindigd waren, zo Hem ten laatste. x
6. Waarheen leidde de duivel Jezus daarna? Op een hoge x
7. De duivel toonde Jezus alle koninkrijken in een ogenblikx
8. Ik zal U al deze derzelve koninkrijken geven. x
9. Wat zou de duivel daarvan nog meer willen geven? x
10. Naar welke stad leidde de duivel Jezus daarna? x
11. Wie zouden Jezus bewaren als Hij van de tempel zou springen?
.x
12. En wat zal Hij niet stoten? Zijn x
13. Waar ging de Heere Jezus na alle verzoekingen naartoe?x
14. In welke gebouwen leerde de Heere Jezus? x
Stuur je reacties, opstellen
en vrasen naar:
Reformatorisch Dasblad
t.a.v. Claxon
Postbus 670
7300 AR Apeldoorn
Oplossinsen van de puzzel
onder vermeldins van 'Tante Diecke"
...water in de kamer... ...uitwaaien voor het museum...
Het is de nacht van 31 januari op
1 februari. Een zware noördwes-
terstorm raast over Nederland.
De storm wakkert aan, neemt toe
tot orkaankracht. Het water in de
Noordzee wordt tot ongekende
hoogte opgezwiept en beukt tegen
de dijken. In het holst van de nacht
breken de dijken op verschillende
plaatsen door. Het land en de huizen
worden overspoeld door zeewater.
vragen die ze moeten beantwoorden.
Jop (10), Willemijn (11) en Gerco
(9) vragen zich af hoe hoog het water
in de huiskamer stond. Ze staan met
hun neus naar een namaakhuiskamer
te kijken. Er staan een kinderstoel,
een wasmand, een strijkijzer, een
hobbelpaard en een eettafel. Een
blauwe balk op de muur geeft aan
hoe hoog het water kwam. „Twee
meter twintig", denkt Jop. „O, nee,
nu zie ik het. Vier meter! Dat is wel
hoog." Buiten het museum waait het
heel hard. Als je dicht bij de deur
staat, hoor je de wind kreunen. Soms
waait het eventjes iets minder hard,
alsof de wind ademhaalt voor een
nieuwe harde zucht. En als hij dan
weer opsteekt, rukt de wind aan de
deur, die gelukkig stevig dichtzit.
Even later gaat de klas naar buiten
om een rondje om het museum te
lopen. Het museum is gemaakt in
een caisson (zeg: kesson). Dat is een
groot en zwaar stuk beton onder
water. Het is gemaakt om het water
tegen te houden.
Coen (9), Corné (10) en Dick (10)
rennen rond het gebouw. Ze probe
ren tegen de wind in te leunen om te
kijken of ze blijven staan. Hun haren
vliegen alle kanten op, net als hun
capuchons. En het is heel erg koud.
„Ik vind het niet eng hoor, als het zo
hard waait", zegt Corné. „Er zijn toch
nieuwe dijken?"
Hanna (10), Thom (9) en Jeffrey (10)
(v.l.n.r.) zoeken uit welke provincies door
de watersnood van 1953 werden getrof
fen. Op hun papieren staan vragen die
ze moeten beantwoorden in het Waters
noodmuseum. Foto's Persburo Flakkee
Juf Henrike jaagt alle kinderen naar
binnen. Het is tijd om terug te gaan
naar school.
Jacomijn
Muisstil zitten de kinderen uit
groep 6 van basisschool De Regen
boog in Tholen te luisteren naar het
verhaal van de watersnood in 1953.
Op het scherm in de zaal van het
Watersnoodmuseum in Ouwerkerk
is te zien hoe de golven over en door
de dijken heen klotsen. Mensen
klimmen in boten om naar veilige
gebieden te varen. Koningin Juliana
stapt uit een helikopter om de men
sen te troosten. Ze geeft konijnen aan
kinderen om ze weer op te vrolijken.
Beschadigde huizen staan op de plek
ken waar het water is geweest.
„Op school hebben we ook over de
ramp gewerkt", zegt Hanna (10). „Ik
heb op een raam van de school een
tekening gemaakt over hoe de natuur
veranderde na de watersnood. Er
staan vissen en zeehonden op, want
die waren er toen ineens veel minder.
Ze konden niet genoeg voedsel meer
vinden in het water."
Samen met haar klasgenoten Thom
(9) en Jeffrey (10) loopt ze met een
blaadje in haar hand door het mu
seum. Op het papier staan allemaal
De ramp
Op 31 januari 1953 waaide het
erg hard in Nederland. Het zee
water stond hoog, nog hoger dan
bij een normale vloed. Spring
vloed heet dat. Dat hoge water
beukte door de storm hard tegen
de dijken aan. De dijken waren
niet zo sterk meer. 's Nachts kwa
men er gaten in de dijken. Daar
stroomde het zeewater doorheen.
De gaten werden steeds groter en
er kwamen er steeds meer. Een
heleboel huizen stroomden onder
water. Veel mensen verdronken.
Wel twintig landen wilden Neder
land helpen. Ze stuurden dekens,
bedden, schoene® klèrerfc eten,
geld en bouwmateriaal. Nu
zijn de
eens van
Mama is jarig.
Er komt bezoek.
Ooms en tantes.
Nichtjes en neefjes.
Ze nemen cadeautjes mee.
Een boek, bloemen en chocolaatjes.
Mama legt alles op een tafeltje.
Ze gaan koffie drinken.
Koffie met taart.
ledereen praat.
Het is gezellig.
De kinderen spelen.
Daar komt Edwin aangelopen.
Edwin is nog klein.
Hij heeft vieze handjes
en een vieze mond.
Wat is dat nou?
Chocola?
Hoe kan dat nu?
Mama heeft hem
geen chocola gegeven.
Wel een koekje,
maar geen chocola.
Dat knoeit zo.
Zijn hele mondje is vies.
Zijn truitje ook.
Hij loopt naar zijn moeder.
Die kijkt om zich heen.
Waar komt de chocola vandaan?
Dan ziet ze het.
Ze loopt naar het tafeltje.
Het tafeltje met de cadeaus.
Daar ligt een doos bonbons.
Het papier is eraf.
Het doosje staat open.
En...
er zijn chocolaatjes uit.
Die heeft Edwin opgegeten.
Edwin toch!
Heb jij dat gedaan?
Edwin knikt.
Lekker, zegt hij.
Dat mag toch niet.
Nee, zegt Edwin.
ledereen moet lachen.
Na een poosje gaat
iedereen naar huis.
De volgende dag komt Edwin weer.
Met zijn moeder en een cadeau.
Mama gaat op de bank zitten.
Ze maakt het pakje open.
Wat zit erin?
Een doos bonbons.
Heerlijke bonbons.
Lust jij er wel een? vraagt mama.
Edwin knikt.
Mama maakt het doosje open.
Edwin zoekt een
lekkere bonbon op
en steekt hem in zijn mond.
Dan gaat hij weer naar huis.
Mama zwaait naar hem.
Dag Edwin.
Arja van Velzen
Artjan Drost (9) uit Harskamp helpt zijn vader met het voeren van 1520 kalveren. Hij weet nog niet of hifi
net als zijn vader boer wil worden, maar het werk vindt hij wel leuk. Foto familie Drost