„Op de pont had ik al heimwee" Zeeuwen zuinig met emoties WA Rampkinderen Willy en Bart zoeken reisgenootjes vakantiekamp in Italië m w 'Beurzen open, dijken dicht' Reizende expo Het grauwe gulzige water zaterdag 1 februari 2003 door ANGELO VERGEER BRUINISSE, zaterdag Beklim eens de Plompetoren, niet ver van Burghsluis. De deur staat overdag altijd open. Boven, met de Oosterschelde in de rug heeft u een prachtig uitzicht over Schouwen-Duive- land. Bedenk dan dat alles wat u ziet, vanaf de duinen van Burgh-Haamstede links, tot heel in de verte de dikke toren van Zierikzee rechts, dat dat het hele jaar 1953 onder water heeft gestaan. En dat voorbij de horizon ook alles onder wa ter stond, en dat daar honderden doden zijn gevallen. Voor bij die horizon ligt Bruinisse, de plaats waar Willy de Waal en Bart de Ruiter vandaan komen. Zij hoorden tot de duizen den kinderen die door de Ramp moesten evacueren. Willy en Bart verzeilden zo in Italië. Op vakantiekamp met het Rode Kruis. De verschrikkelijke zondag in 1953 bleef Bruinisse tijdelijk een droge enclave in een wildernis van water. Totdat ook daar de dijk het begaf. „Oma woonde naast ons", vertelt Willy, toen een Zeeuws meisje van negen. „We gingen haar welterusten zeggen, maar konden niet meer terug. Nog hoor ik het wa ter komen, met donderend geraas." Bart was tien jaar. Hij hoort nog de vliegtuigen die brood, boter en drinkwater dropten, en de 'helicop- tères'. Hij verkaste met zijn ouders, broers, en grootouders naar een huis op de dijk, waar het water net niet kon komen. Willy trok met haar familie naar het mosselschip van haar vader, dat op de werf lag. Waarom de mosselschippers van Bruinisse niet en masse het water zijn opgegaan om te redden, is haar nog altijd een raadsel. Bart en Willy voeren na een paar dagen met de 'Minister Lely' naar droog land. Ze namen niets mee, want in die jaren had je amper iets. Willy werd ondergebracht bij fami lie in Berkel en Rodenrijs. Ze ver bleef daar wekenlang. „Ik weet er weinig meer van. Ik herinner me al leen de zakken rozijnen, die wer den omgekieperd op de boot naar Rotterdam, dat er veel hulp was, en dat ik weer naar school moest. Vre selijk vond ik dat, tussen al die vreemde kinderen met mijn Zeeuwse accent." In april keerde ze terug, waar haar moeder doende was het huis weer schoon te boe nen. Toen alles er piekfijn uitzag, brak de dijk weer door. Stroomde het huis wéér onder. En moest Wil ly opnieuw afreizen naar Berkel en Rodenrijs, met enorme heimwee als gevolg. Enthousiast „Ik snap dus nog niet waarom ik zo enthousiast reageerde voor dat vakantiekamp in Italië", lacht ze. „Ik hoorde ervan en moeder zei: geef je maar op. Naar Pian Castag- naio, in Toscane. Op uitnodiging van het Italiaanse Rode Kruis, in sa- Zomer 1953. Vier weken lang verbleven ze in Toscane. „Pas veel later hoorde ik dat een meisje uit mijn tent haar moeder en zusje had verloren tijdens de ramp. Toen sprak je daar niet over." eigen foto's menwerking met het Nationale Rampenfonds. Eerst mocht alleen mijn broer mee, maar toen iemand afviel, was er ook plek voor mij." ,Ik hoorde het op straat,vertelt Bart. „Een zomerkamp in Italië! Ik weet nog goed, je moest je melden bij het gemeentehuis. Als een gek ben ik erheen gerend. Ik kwam als tweede aan." „Toen de grote dag daar was, heb ben mijn ouders mij en mijn broer naar de pont in Zijpe gebracht en huilend uitgezwaaid", vervolgt Willy. „Op de pont had ik al heim wee. Later heb ik ze het nog wel eens gevraagd: van zoveel gezinnen waren de kinderen verdronken. Ik was negenmij n broer tienWij gin gen vier weken weg en helemaal naar Italië. Hoe hebben jullie ons kunnen laten gaan? Tegenwoordig zou dat al iets bijzonders zijn, laat Na de februari-ramp klonk in Nederland één kreet: 'Beurzen open, dijken dicht.' Onder dit motto organiseerden de radio- omroepen een hulpactie voor de slachtoffers van de stormvloed. De actie duurde maar kort, maar van eerste keer dat de geluids media zich gezamenlijk voor het goede doel inzetten werd een enorm succes. 'Beurzen open, dijken dicht' bracht ruim vijf miljoen gulden op. Het geld werd overgemaakt naar het Na tionaal Rampenfonds dat in twee jaar zo 'n 140 miljoen bijeen bracht. Het KNMI heeft een expositie gemaakt over de watersnood ramp, die de komende maanden door het land reist. De tentoon stelling bestaat uit vijf panelen met informatie over de ramp, de waarschuwingen, stormvloeden en de klimaatverandering. De expositie is dit weekeinde voor het eerst te zien in de openbare bibliotheken van Vlissingen en Zierikzee en in het Maritiem Juttersmuseum op Texel. Daar na in verschillende bibliothe ken, bezoekerscentra en musea verspreid over het land. Voor een volledig overzicht en meer informatie over de expositie zie internetsite www.knmi.nl onder 'watersnood 1953'; doorJOLANDA JANSSEN ROTTERDAM/NIJMEGEN, zaterdag „Ik schaam me bijna om het te zeggen, maar het be gint nu pas, nu de verhalen opgetekend worden, tot me door te dringen welke gevoelens mijn vader al die jaren meegedragen moet hebben." Jaap van Mourik uit Rot terdam, budgetconsulent, werd in 1958 geboren, vijf jaar na de ramp. Zijn vader woonde in 1953 in de buurt schap Kapelle en verloor zijn moeder, zijn oudere broer en zijn twee zusjes. Van Mourik: „Ik wist na tuurlijk dat mijn vader geen moeder meer had, geen zusjes, geen broer en dat we geen neefjes, nicht jes of andere familieleden van zijn kant hadden en waardoor dat kwam. Het verhaal vond ik ook erg in drukwekkend. Maar er werd meer over de grote lijnen gepraat en slechts af en toe over details. De noodwoning waar mijn va der na de ramp woonde, de nooduitrusting die ze had den gekregen. Dat een van de graven op een foto in een boek dat van een van de zusjes van mijn vader was. Dat hij zelf na 12 uur aanspoelde, met onderkoe- lingsverschijnselen in het ziekenhuis in Goes terecht kwam en daar mijn moe der leerde kennen. Dat soort fragmenten. Niet over de invloed die het heeft gehad op hoe hij in het leven stond. Niet de emoties, zeker niet. Hij is een echte Zeeuw, over ge voel werd niet gepraat. Er was ook geen tijd voor emoties. Het land moest opgebouwd worden. Een enkele keer gingen we naar het graf van de familie in Nieuwerkerk, maar aan herdenkingen deed hij verder ook niet. Daar was mijn vader veel te nuchter voor: het leven gaat door." Ook met vriendjes en vriendinnetjes werd er nauwelijks over de waters noodramp gepraat. Van Mourik: „Af en toe voelde ik wel de behoefte om het verhaal van mijn vader te vertellen. Ik vond het een stoer verhaal, plat gezegd. Ik begin me, nu de ramp zo veel aandacht krijgt, eigen lijk pas af te vragen op wel ke manier het in mijn ei gen leven doorwerkt. Ik hou van water, ga graag zwemmen. Maai' ik ben in mijn jeugd wel een tijd bang geweest dat het eiland weer onder zou lopen. Als het stormde was ik heel angstig, dat zat erg diep." Ook Anja Spaargaren- Leendertse (45) uit Nijme gen voelde zich niet prettig als het hard waaide. Tegen over het huis in Kruinin- genwaar zij als kind woon de, stonden houten wonin gen, geschonken door de Zweedse regering. Haar vader, die tijdens de ramp zijn broer en vader ver loor, zei altijd: „Als het wa ter komt, zijn die houten huizen hartstikke gevaar lijk. Dan gaan ze drijven en maken ze ons huis kapot." Anja Spaargaren: „Ik vond Jan van Mourik: „Ik weet nu pas wat mijn vader heeft doorgemaakt." foto: wim hofland dat héél eng. En ik weet ook nog hoe fel mijn vader gekant was tegen de mi lieubeweging die de Oos terschelde open wilde hou den een jaar of 25 geleden. 'Jullie weten niet wat het water kan!' zei hij altijd." Ze benadrukt dat haar vader een levenslustige, vrolijke man was en is, die positief in het leven staat en dat ze niet het gevoel heeft dat de ramp haar jeugd op een negatieve ma nier heeft beïnvloed. „Maar de ramp was heel vanzelfsprekend aanwe zig. Gesprekken gingen vaak over de ramp, vaker dan over de oorlog. De ramp was er altijd. Een oma had leesboeken die een dikke kaft haddenom dat ze in het water hadden gelegen. Vochtige kelders, omdat het zout er nooit uit trekt. We gingen ieder jaar op 1 februari bloemen leg gen bij het monument in het dorp, naar de herden kingsdienst. We hadden fo toboeken. Er werden re gelmatig herinneringen opgehaald: die is verdron ken, en dié. Over het per soonlijke verdriet van mijn vader heb ik als kind weinig gehoord. Het was een beladen onderwerpIk voelde dat hij het moeilijk vond erover te praten. En je vraagt niet aan je vader: Wat is er nou precies ge beurd en hoe is opa nou precies overleden?" Tien jaar geleden', toen er veel aandacht werd be steed aan de veertigjarige herdenking van de Wa tersnoodramp, praatte ze een hele avond met haar vader. Anja Spaargaren: „Toen heeft hij verteld wat hij in de jaren daarna heeft gedacht. Hoe hij zich voelde, wat hij had willen doen, hoe hij het gered heeft om als oudste zoon voor oma en de zes andere kinderen te zorgen. Pas als je volwassen bent en zelf kinderen hebt, kom je op dat soort vragen en reali seer je je wat het betekent om je vader en je broer te verliezen." Haar vader vertelt in de documentaire De Ramp van Koert Davidse wat hij van minuut tot minuut meemaakte die nacht. Spaargaren: „De beelden van die film zijn heel aan grijpend en hebben heel veel vragen opgeroepen. Ook bij mijn twee zussen. Een van hen woont in Amerika en was speciaal voor de première overge komen, om er te zijn voor hem en hem te steunen. Het moet heel moeilijk voor hem zij n geweest er zo uitgebreid over te praten." Koert Davidse: „Veel van de mensen die aan de documentaire hebben meegewerkt, hadden nog nooit zo tot in de kleinste details over hun ervarin gen gesproken. Het was te pijnlijk. De tijdgeest was er niet naar, het is een gebied waar je niet over gevoelens praat. En iedereen had wel erge dingen meegemaakt, dus iedereen moest het maar voor zich oplossen." VERVOLG VAN PAGINA 17 Maar toen de buitenwereld ge waar werd hoe zwaar Nederland was getroffen, kwam niet te stuiten hulp op gang. Vissers uit Urk, IJmuiden, Volendam, Schevenin- gen en Katwijk stoomden op en haalden met kleine boten honder den mensen van daken en uit hui zen. De vloot van helpers werd uit gebreid met ponten uit Amster dam, luxe schepen, waaronder het koninklijke jacht Piet Hein, rub berboten, amfibievaartuigen, wankele pieremachochels, maar met ijzeren kerels aan boord. Ook Jan de Hartog, schrijver van Hol lands Glorie, schoot met zijn boot te hulp. Mannen in de Achterhoek grepen een schep, trokken naar het zuiden en vulden zandzakken tot ze scheel zagen van vermoeidheid. Ze werden bijgestaan door duizen den naamloze vrijwilligers, stu denten, fabrieksmeisjes, mensen van het Rode Kruis en militairen uit binnen- en buitenland. De redders, onder wie ook slacht offers vielen, maakten verschrik kelijke dingen mee. Laverend tus sen kadavers pikten militairen een jongetje van acht op die staande op een paar balken de kop van z'n po ny omhoog hield. „Het is toch mijn beessie", zei het joch, dat zijn vader en moeder had zien wegdrijven. Piet Buis, een cameraman van het Polygoon Journaal, filmde hoe ge redde honden keer op keer uit bo ten sprongen en terugzwommen naar het huis van hun bazen die ver dronken waren. Zeeland telde uiteindelijk 873 do den, Zuid-Holland 686, Noord-Bra bant 254 en de rest van ons land 22. Weken, maandenlang werden op drooggevallen kerkhoven massa graven gedolven. Stonden grote en kleine kisten zij aan zij. Hier tien, daar twintig, soms nog meer tege lijk. Dominees mompelden gebe den, maar wat moesten ze zeggen bij zoveel leed? Het christelijke dagblad Trouw zag Gods wil in de verschrikkelijke watersnoodramp. Een commentator schreef: „Als ons volk nu maar begrijpt dat God in deze storm was, dan zou de enorme materiële schade niet alleen het na tionale solidariteitsgevoel sterken, maar ook geestelijke winst kunnen betekenen." Religieuze opvattingen hadden overigens grote invloed op het her stel van de dijken. Tot april 1953 heerste in het rampgebied in de weekends een diepe rust in ver band met de zondagsheiliging. Het zeewater had zo nog maandenlang vrij spel. Na kritiek van de toenma lige Amsterdamse burgemeester d'Ailly en leden van de Tweede Ka mer werd het werken aan de dijken op zondag van regeringswege toe gestaan. Op 6 november 1953, vlak voor middernacht, werd bij Ou- werkerk het laatste gat in de zee wering gesloten. Het was in feite de aanzet tot de Deltawerken. Want dit, dit mocht nooit meer gebeuren. Willy de Waard en Bart de Rui ter op de dijk van Bruinisse. Deze zo mer vijftig jaar gele den stap ten ze in de trein voor een zomer kamp in Italië. Op zoek zijn ze nu naar de rampkinde ren van toen. foto: jaap wolterbeek I staan toen. Het moet in een opwel ling gebeurd zijn. Waarschijnlijk hebben ze hun toezegging gegeven, omdat ik zo blij had geklonken." Ze waren in totaal met 85 kinde ren. Willy weet nog hoe ver het was naar Italië en 'Pian CastagnaioBart en Willy spreken de naam uit alsof ze vloeiend Italiaans spreken, alsof het een voorstad is van hun eigen 'Bru'. „We kwamen daar samen met kinderen uit de Po-vlakte waar ook een overstroming was geweest. Er was een groot kamp, met tenten voor jongens en tenten voor meis jes", vertelt Willy. Het eten was een zware tegenvaller. Bart: 'Aardappe len in tomatensaus en olijfolie over de sla, brrr. Macaroni en spaghetti lustten we pas toen iemand er suiker over deed; Maar overheerlijk was natuurlijk het Italiaanse ijs." Willy: „We maakten wandelingen door de bossen en keken onze ogen uit. Wat een grote bomen, wat een enorme varens. Ik had zelden bomen gezien, die waren op Schouwen al in de Tweede Wereldoorlog verdwenen. Wat ik achteraf bekeken gek vond, was dat ik met iedereen speelde, zonder hun achtergronden te ken nen. Er was een meisje wier moeder en zusje waren verdronken. Die sliep bij ons in de tent. Pas jaren la ter heb ik dat gehoord. Toen sprakje daar niet over." Iedere ochtend werd de vlag ge hesen en het Wilhelmus gezongen. Zo nu en dan kwamen er brieven uit Holland en kreeg Willy nog meer heimwee. Wat duurden die vier weken lang! En toen waren ze weer thuis, op 6 augustus 1953, op hun vertrouwde maar zo geteister de Schouwen-Duiveland. Bart is gaan werken bij Rijkswa terstaat, het eiland was een en al Deltawerk, er was werk zat. Hij heeft nog meegeholpen om de Gre- velingen te dichten. Hij trouwde met een vriendin van Willy. Willy heeft gewerkt op een notariskan toor in Zierikzee. Nu is ze bestuurs lid van het herdenkingsmuseum in Ouwerkerk. Italië is nooit uit haar gedachten verdwenen, en zo kwam ze op het idee van een reünie. Nu zoekt ze, samen met Bart, naar de kinderen van de watersnoodramp van toen. U kunt hen bellen op nummer: 0111-416691 (Willy) of 0118-601869 (Bart).

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3