DF. RAMP VAN 1P53 Leven van ramp tot ramp 'We kregen meer dan we hadden' J I 43 'Er wordt te veel uitgegaan van het voorspelbare en te weinig van het voorstelbare' .tussen de kerkbanken wordt soldaat Comelis gewelct met een opdracht. zaterdag 1 februari2003 dagblad van het noorden [r zijn maatregelen genomen om een herhaling van een ramp als in 1953 te voorkomen, maar zijn die afdoende? Zeeland is veilig, sprak koningin Beatrix in 1986 bij het voltooien van de Deltawerken. Maar is dat ook echt zo? HenkSaeijs heeft zo zijn twijfels. De voormalige hoofdingenieur directeur van Rijkswaterstaat rekent voor dat Zuidwest-Nederland eens in de tweehonderd jaar te maken krijgt met een echt grote overstroming. Afdoende maatregelen zijn steeds na een ramp genomen. Een superstorm kan Zeeland elk moment treffen. DoorEmileCalon De waterbouwkun dige Henk Saeijs stond ooit met mi nister H. Maij- Weggen in een stormnacht bij Domburg en zag vele meters duin in het water verdwijnen. "Elke golf hapte een meter weg." Hij be kent dat hem toen een gevoel van angst bekroop. Want daar zag hij maar weer eens met eigen ogen welke on voorstelbare kracht de na tuur heeft. Het moet hem van het hart dat risicomanagement een veel te lage prioriteit heeft bij de overheid. "We leven van ramp tot ramp en reageren achteraf." Hij wijst naar de programma's waarmee de po litieke partijen de verkiezin gen ingingen. Veiligheid werd daarin te pas en te onpas genoemd, maar dan de per soonlijke veiligheid, de vei ligheid van het individu op straat. Geen woord over ram- penbescherming. Veiligheid tegen natuurge weld wordt ook veel te veel beschouwd als een puur tech nische aangelegenheid. "Ter wijl het juist een bestuurlijk- politieke aangelegenheid is." Saeijs vindt ook dat te veel vertrouwd wordt op kansbe rekening. Hij vraagt zich hardop af of de autoriteiten voldoende inzicht hebben in alle risicofactoren. "Er wordt te veel uitgegaan van het voorspelbare en te weinig van het voorstelbare." Oefencoördinator A. Frans- sen van de Zeeuwse regionale brandweer weet daar ook al les van. Hem valt op dat ram penplannen te vaak als dode letters worden beschouwd. Hij maakt mee dat telefoon nummers niet meer kloppen en dat allerlei praktische za ken niet geregeld zijn. Zo staat in elk rampenplan dat bij een calamiteit bewoners per bus worden geëvacueerd. Hij weet echter dat heel wat gemeenten geen daadwerke lijke afspraken met een bus maatschappij hebben. "Bij een echte ramp ontstaat dus flinke vertraging." Ook zijn er genoeg gemeen ten die geen contacten heb ben gelegd met een callcen- ter. Tijdens de gasstoring op Walcheren van anderhalf jaar geleden bleek dat zo'n te lefooncentrum met een bijna oneindig aantal lijnen abso luut noodzakelijk is, omdat anders de centrale van het ge meentehuis platgebeld wordt. Die gasstoring leerde ook dat bestuurders vaak hande len in strijd met alle officiële richtlijnen. Zo kropen de bur gemeesters bij elkaar voor crisisberaad, terwijl ze elk op hun eigen post moesten zit ten. Ook kent hij enkele ge- meentehuizen die nog steeds niet geschikt zijn om als cri siscentrum te dienen. Franssen merkt dat de pa rate kennis van bestuur ders ten aanzien van rampen de afgelopen jaren flink is toegenomen. Niet vreemd, want sinds Enschede en Volendam is er veel meer aandacht voor veiligheid. Daar weet regionale brand weercommandant W. van Leersum over mee te praten. Jarenlang vroeg hij de ge meenten te letten op zaken als brandveiligheid en de ge bruikersvergunning van de horeca. Tot Enschede en Volendam werd dat roepen echter nauwelijks opge merkt. Van Leersum vindt dat in het geval van Zeeland beslist niet alleen gekeken moet worden naar natuurgeweld. Want om andere redenen is Zeeland, en dan vooral het Westerscheldebelcken, het grootste risicogebied van West-Europa. Hij somt op: vijf kerncentrales (Borssele en vier in Doel, bij Antwerpen), twintig zware (petrochemi sche bedrijven en enkele zeer drukke vaarwegen waarover alle mogelijke gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Hij geeft aan dat Zeeland, met z'n 370.000 inwoners, niet in staat is al die risico's te behappen. Als er echt iets ern stigs gebeurt, wordt het im proviseren. Want de Zeeuwse hulpdiensten kunnen nu een maal maar een beperkte hoe veelheid mensen en materi aal in stelling brengen. En als een ramp langer duurt moet aflossing van buitenaf ko men. De commandant merkt ook op dat door de toegenomen veiligheid op de Wester- schelcle het moeilijker wordt rampen op het water te be strijden. Een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid, geeft hij di rect toe. Desondanks is het iets waar hij zich zorgen over maakt. Jaren geleden, toen bijna wekelijks een schip strandde of botste, waren er De ramp bracht de diepste ellende, waarvan de emotionele wonden bij velen nooit zijn geheeld. Maar hoe wrang het ook klinkt, in materieel ging men er vaak op vooruit. Daarvoor moest wel keihard worden gewerkt. Het opruimen van de rotzooi, de letterlijke wederopbouw en het weer vruchtbaar maken van de landerijen vroegen een grote inzet. Maar de schade werd vaak ruimhartig vergoed. voldoende sleepboten die bij een calamiteit toesnelden. Nu strandingen zo goed als verleden tijd zijn liggen er nauwelijks nog slepers te wachten en is de bluscapaci- teit op de Westerschelde dan ook enorm afgenomen. Vreemd genoeg is er in Zee land nog steeds geen ram penbestrijdingsplan voor het geval de dijken het begeven en is een ramp als '53 ook nog nooit nagespeeld tijdens een oefening. Een grootschalige evacuatie evenmin. De oor zaak: de remmende voor sprong van de Deltawerken. Dankzij die werken zitten we nu veilig, is een veelge hoorde opvatting in het Zeeuwse. Dijkgraaf W. Gosselaar van Waterschap Zeeuwse Eilanden weet dat de zeeweringen een storm als die van '53 aankun nen. Dat is echter niet vol doende. Er wordt constant onderzoek gedaan naar de veiligheid van de zeewering. Om ldaar te zijn voor de su perstorm, die volgens bereke ningen eens in de 4000 jaar langskomt, worden de glooi ingen verder verbeterd. Tege lijkertijd weet hij dat die su perstorm ook volgende week Zeeland lean treffen. "Laten we daar toch vooral op be dacht zijn." an Kempeneers was destijds zeventien en werkte de eerste dagen na de ramp bij een opruim- ploeg. Hij herinnert zich nog goed de geweldige troep die overal lag. "Verschrikkelijk." Alleen al uit het ouderlijk huis, midden in de Oude Pol der, heeft hij een enorme la ding slik gehaald. Hij zwijgt en stelt vervolgens dat het wonderlijk is dat op Sint Phi- lipsland maar negen doden vielen. "Want materieel was het een van de zwaarst getrof fen dorpen." Zeker zestig hui zen waren verdwenen en tal rijke andere woningen zwaar beschadigd. Ook Wim de Vrieze uit Burgh-Haamstede herinnert zich nog goed de dikke pak ketten ldei maar vooral ook het stuivende zand. Het zee zand lag dicht bij de stroom- gaten, de lichtere klef wat verderop. Draglines meng den na het droogpompen van de polders die pakketten met de onderliggende klei. De Vrieze ziet die gigantische machines nog door de pol ders kruipen. Ook herinnert hij zich het strooien van het gips over de landerijen om zo het zout kwijt te raken. "We hebben minstens driehon derd ton verstrooid, met de hand." Ondanks dat mengen en de vele tonnen gips werd er in '54 niets geoogst. Pas in '56 lukte het om iets fatsoenlijks van het land te halen. Maar ook in dat jaar en in mindere •mate het jaar daarop was het nog moeilijk boeren. "In 1958 was alles weer zo'n beetje normaal." Na de ramp werkte B. Dek van 's morgens vroeg tot 's avonds laat aan de wederopbouw van Kruiningen. Samen met zijn broer en zijn vader probeerde de toen 26-jarige aannemer te herstellen wat nog te herstel len was in zijn dorp. Bouw vakkers kwamen massaal af op de rampgebieden. Daar was immers goed geld te ver dienen. Dek kan zich niet meer herinneren hoeveel er destijds betaald werd. Wel dat er (zwart) geld in over vloed was om de bouwvak kers tevreden te stellen. Dek en zijn vrouw kunnen de ontzaglijke troep na de ramp als het ware nog ruiken en zien. Ze keerden in mei te rug naar Kruiningen. Op de dag van de sluiting van de dijk ontmodderden ze de ouder lijke woning. Anderhalf jaar lang kwam hij dag in dag uit vies en vuil thuis. Zijn vrouw weet nog goed dat haar man bij anderen de we's repa reerde terwijl ze zelf een half jaar lang in de open lucht naar het toilet moest omdat hij geen tijd had om het eigen toilet te repareren. Ze accep teerde de situatie als vanzelf sprekend. "Het helpen van mensen ging voor." De 15-jarige De Vrieze vertrok twee weken na de ramp naar de hbs in Enschede om pas in de zomer terug te keren naar Burgh- Haamstede. Bij terugkeer was het gat in de dijk nog steeds niet gedicht en kon er dan ook niets gedaan worden aan herstelwerkzaamheden. Pas op 27 augustus lukte het het gat te sluiten waarna er nog maanden nodig waren om de Polder Schouwen droog te pompen. Toen dat gelukt was, werd de polder herver- kaveld. Voor de ramp waren er plannen voor een beperkte ruilverkaveling. Na de storm vloed besloten de bestuur ders dat project veel groot schaliger uit te voeren. Een klein deel van de Schouwse boerenbevolking vertrok naar de Noordoostpolder, de rest kreeg grotere boerde rijen. De Vrieze weet nog dat voor de ramp zijn vader boerde op kromme lcaveltjes van vaak nauwelijks twee, drie hectare groot. Na 'de herverkaveling had hij rechte blokken van vele tientallen hectares groot. En bijna alles lag rondom de eigen boerderij. "Landbouw kundig gingen we er enorm op vooruit." Kempeneers, De Vrieze en Dek geven stuk voor stuk aan dat de rampschade ruimhar tig is vergoed. "Niemand is er slechter van geworden", stelt Kempeneers. "Wij zijn er in ieder geval beter van gewor den. Wij konden ons voor de eerste maal goed inspannen." Hij zwijgt even: "Voor de ramp hadden we niets." Kempeneers schat in dat drie jaar na de ramp de schade op Sint Philips- land wel zo'n beetje was her steld. Dat niet alleen: "We hebben een heleboel gekre gen wat we nooit hebben ge had." Bedachtzaam somt hij op: een kleuterschool, het Groene Kruisgebouw inclu sief een badhuis, een vereni gingsgebouw bij de Her vormde Kerk, een brandweer garage en een nieuwe ge meentewerkplaats. Daar naast zes Oostenrijkse wonin gen, vijf Deense woningen en een nieuwe ambtswoning voor de burgemeester. Veel van die giften kwamen van binnen- en buitenlandse ge meenten die Sint Philipsland hadden geadopteerd. "Ons dorp is er dankzij de ramp op vooruitgegaan", concludeert hij dan ook. HET VERHAAL VAN ONZE LEZERSl door Theo Koopman Foto ingezonden door Comelis Bosman, Appingedam /ervolg van pagina 41 De Looze trekt daarna dieper het rampgebied in. Naar 's Gravendeel. Hier laadt hij misraad op karren en brengt het naar ïoger gelegen gebieden. Ook haalt hij meien uit de warme stallen en drijft :e de dijk op. De varkens blijven chter, omdat die zich niet laten turen. Tot diep in de avond zwoegt hij n de vrieskou in doorweekte ldeding. Üs blijkt dat de dijken het houden vordt alles weer teruggezet en kan oop op weg naar zijn volgende klus, ïog dieper in het rampgebied, om ïulp te bieden bij de evacuatie en het oerdelen van spullen die vanuit het and zijn opgestuurd. Na vijf dagen ceert De Looze vervuild en wel terug ïaar huis. De volgende dag meldt hij óch bij zijn werkgever. Hij moet heel zeel uitleggen alvorens een dreigend mtslag is afgewend. Soms is het voor de ingezette militairen in het rampgebied vechten tegen de bierkaai en moeten teleurstellingen worden geslikt. Dan is de kracht van het water niet te beteugelen. Cornelis Bosman, als soldaat van de Genie in Fijnaart gedetacheerd ervaart dat al vrij snel. Slapend tussen de kerkbanken wordt hij op een ochtend gewekt met de opdracht zich te melden bjj een groepje dat een fors gat moet dichten in een dijk ten oosten van Willemstad. Tijdens laag water wordt een met natuursteen verzwaarde praam in het gat getakeld. Maar hoe zwaar het gevaarte ook is, het water heeft er geen moeite mee en spuugt het obstakel met woedende kracht de polder in. Een tegenvaller van totaal andere orde incasseert Gerard de Wit, die tien dagen lang ook in Fijnaart was ingekwartierd. "Ons was beloofd dat we voor elke dag dat we daar waren als extra beloning een tinnetje met vijftig sigaretten en een gulden extra soldij per dag zouden krijgen. Toen het zover was kregen we wel tien tinnetjes sigaretten, maar geen extra geld. Unaniem was besloten het toegezegde extra geld te schenken aan het Rampenfonds. Eerst vond ik dat een tegenvaller, maar later vonden we het wel begrijpelijk dat het was gebeurd", herinnert hij zich. Eltjo Bolhuis ontvangt wel de toegezegde extra soldij. Het is voor hem een pleister op de wonde, want hij had de militaire hulpverlening als een grote puinhoop ervaren. Bolhuis "ligt" in Dirlcsland en vindt dat er organisatorisch van alles mis is. Hij wijdt er bittere woorden aan. "Iedereen wil plotseling ergens de baas over zijn en iedereen bepaalt zijn eigen prioriteiten: de burgemeester, de commissaris der Koningin in Zeeland en die in Zuid Holland, de dijkgraven, rijkswaterstaat, het Rode Kruis met zijn eigen hulpacties, groepen zelfstandige hulpverleners en militaire commandanten. Het is een wirwar van orders en tegenorders. Het is op geen stukken na zo heroïsch als de latere filmbeelden ons willen doen geloven. Later kwamen er ook nog Amerikaanse amfibivoertuigen. Door de pers de hemel in geprezen. Wat ik er zelf van heb gezien is dat deze voertuigen totaal ongeschikt zijn voor dit soort acties, omdat ze herhaaldelijk beschadigd worden door ronddrijvend hout, boomtoppen of afrasteringen. Dan drijven ze stuurloos rond of worden voortgetrokken door andere vaartuigen. De whiskyfles wordt regelmatig gehanteerd. Uit alles krijg je de indruk dat ze zwaar bezopen met hun boten feestjes op het water vieren. Het moet gezegd, him aanvoer van drank en sigaretten is uitstekend geregeld. Bij ons is dat slecht of helemaal niet geregeld. Ook de medische zorg is bij de Amerikanen veel beter geregeld. Ze hoefden maar iets te zeggen of ze werden naar het achterland gebracht. Bij ons was dat ronduit slecht. Het is te begrijpen dat met zoveel kou, vermoeidheid en water zich vele gevallen van ernstige keelontsteking, griep en longontsteking voordeden. Ook in ons peloton." Aldert Ottens heeft ook geen warme gevoelens aan de organisatie overgehouden. Aldert is dienstweigeraar en hoort via de radio dat er maandag vier bussen vertrekken vanaf het kamp voor dienstweigeraars in Vledder. Enthousiast meldt hij zich aan. Als de bussen willen vertrekken zijn er omstanders die dat willen voorkomen. Eentje springt voor de bus. "Ach", verklaart Ottens achteraf, "dienstweigeraars werden als geschifte mensen beschouwd. Daar maakte je geen reclame mee en die hadden in het rampgebied dan ook niets te zoeken." Vervolg op pagina 45

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 6