OF. RAMP VAN 1P53
Vloedgolf van medeleven
Kind van na
de ramp
I 41
.Henk laijgt slachtoffers in de sloep die geen woord loinnen uitbrengen.
zaterdagi februari2003 dagblad van het noorden
5oederen tot de nok toe opgestapeld ineen loods. Foto: Piet Boonstra/Collectie RHC/Groninger Archieven Mensen op de Grote Markt in Groningen staan in de rij om hun goederen in een vrachtwagen te
deponeren. Foto: Piet Boonstra/Collectie RHC/Groninger Archieven
De Ramp in het
Zuiden laat het
Noorden niet
onberoerd. Hulp
stroomt spontaan
toe. De Regionale
Omroep Noord
(R.O.N.) komt
maandagmorgen 2
februari meteen in
actie. Een kwartier na
de oproep op de
radio om de
helpende hand te
bieden is de eerste
anderhalf tons
wagen al tot de nok
volgeladen met
goederen. 'Een
vloedgolf van
medeleven over
Noord-Nederland'
kopt het Nieuwsblad
van het Noorden die
middag.
De verslaggever
van de krant no
teert verder: "De
straten die tot dat
moment verlaten
agen in de stromende regen
waren in een oogwenk gevuld
met mensen die zware pak-
<en torsten. In alle wijken
Tonden vrachtauto's waarop
de goederen gedeponeerd
konden worden. Wij zagen
voorbijgangers die op straat
hun overjas uittrokken en
deze zonder bedenken in de
wagen wierpen."
Om elf uur maandag 2 fe
bruari vertrekt een colonne
van honderden vrachtauto's,
boordevol geladen, naar Rot
terdam. Langs de wegen staat
het zwart van de mensen. Ze
wuiven de hulpverleners
moed in. "Het volk van het
Noorden heeft gesproken",
zo snoeft het Nieuwsblad.
Massaal zamelt iedereen de
kens en allerhande goederen
in, geeft geld, collecteert zich
suf, offert snipperdagen
op en doet nog veel en veel
meer.
Uit binnen- en buitenland stromen hulpgoederen toe. In Kopenhagen rijden scholieren tientallen
kruiwagens naar de haven voor verscheping naar Zeeland. Foto: DvhN/Archief
Leerlingen van de Rijks Kweekschool in Appingedam maakten
zwartbord-tekeningen die als ansichtkaarten werden verkocht.
Een mapje met vijf tekeningen kostte i gulden. De opbrengst ging
naar het Rampenfonds.
'Wij zagen voorbijgangers die
op straat hun overjas uittrokken
en deze zonder bedenken in
de wagen wierpen'
Uit alle hoeken en gaten
stroomt het geld binnen.
Huis-aan-huiscollectes in dor
pen en steden leveren tien
duizenden guldens op. Een
willekeurige greep: Meeden
geeft vier gulden per inwo
ner, Rolde vijf, Stedum zes.
Assen 1,5 gulden en Hooge-
zand-Sappemeer 3,5 gulden.
Een gehucht als Krewerd bij
Delfzijl (200 inw.) tast diep in
de buidel en komt uit op 12
gulden per inwoner, zijnde
2550,50 gulden. Winsum
'(3250 inw.) geeft 31.783,10
gulden, een tientje per inwo
ner, Termunten vijf gulden
en Westerbork zeven gulden.
Een dorp als Noordlaren geeft
ruim 5500 gulden; dat is 28
gulden per gezin.
Hoge bedragen als je rekent
dat in 1953 een gemiddeld
weekloon voor een landarbei
der dan amper veertig gulden
bedraagt; voor een onge
schoold arbeider ligt het loon
tussen de 32 en 36 gulden en
een metaalbewerker verdient
in die tijd 56 gulden per week.
Op allerlei manier wordt
geld gegeven. Veel be
drijven zetten hun
beste beentje voor. Het expe
ditiebedrijf Jonker in Veen-
dam stuurt met een van zijn
vrachtwagens een motorboot
mee en Avebe gooit 5000 zak
ken op de wagén voor het vul
len van zand. De honderd per
soneelsleden van machinefa
briek Helpman geven mas
saal hun snipperdag weg aan
het Nationaal Rampenfonds.
Hun voorbeeld wordt door
anderen gevolgd. De werkne
mers van Theodorus Nie-
meijer in Groningen werken
massaal acht uur over en ver
dienen daarmee 4300 gulden,
een bedrag dat door de direc
tie wordt verdubbeld.
Een collecte onder DUW ar
beiders, werkzaam aan het
Van Starkenborghlcanaal, le
vert 257,40 gulden op. Gedeti
neerden in het Huis van Be
waring in Groningen trekken
grif de portemonnee, 302,10
gulden.
De Drentse Landbouw zet
een grootscheepse actie op
touw in natura. Alle landbou
wers wordt gevraagd werk
tuigen en ruwvoeders als
hooi, stro, voederbieten,
aardappelen en zaaizaad ter
beschikking te stellen. 'Laat
Drenthe de provincie zijn
waar de Naoberhulp nog in
ere is', zo luidt de oproep van
het bestuur. Op alle moge
lijke manieren wil het Noor
den laten zien dat het mee
leeft met de slachtoffers van
de watersnoodramp. Zo be
sluit de postduivenvereni
ging Snelvlucht in Klaziena-
veen om voor duivenmelkers
in het getroffen gebied jonge
duiven beschikbaar te stel
len.
Terwijl de beurs vrijdag 6
februari een kalme dag be
leeft kijkt de ambtenaar van
Sociale Zaken in Appingedam
verschrikt op als een inwoner
bij afhalen van zijn uitkering
van 6,55 gulden daarvan 1,55
gulden teruggeeft met de op
merking: "Er zijn mensen die
het slechter hebben."
Soms is de hulp ontroe
rend. GADO chauffeur
S. H. Venema uit Mus-
selkanaal schenkt spontaan
het tientje dat hij ontvangt
als eerbewijs voor het voorko
men van een ongeluk een
tijdje geleden. Als de directie
hem het bankbiljet overhan
digt bedenkt hij zich geen
moment: "Wilt u dit bedrag
overmaken aan het Rampen
fonds?"
Na twee weken slaat het
Rode Kruis een diepe zucht.
Maar liefst voor acht miljoen
mensen zijn kleren ingeza
meld, terwijl in het hele
rampgebied circa 580.000
mensen wonen. Op 4 februari
probeert het Rode Kruis de
rem te zetten op de gulheid,
maar die oproep is aan dove
mansoren gericht. De goede
renstroom houdt onvermin
derd aan. Directeur A. van
Emden van het Rode Kruis
spreekt dan ook veelbeteke
nend over 'een ramp in een
ramp'.
Woedend heeft ze een keer
tegen haar moeder
uitgeroepen: "Je hebt het
altijd maar over die
droomkinderen, maar ik ben
echt hoor." Eline werd op 17
juni 1954 in Nieuwerkerk
geboren. Een kind van na de
ramp met een onmogelijke
missie. Zij moest het verlies
goedmaken van haar twee
zusjes en haar broertje die in
de rampnacht waren
omgekomen. Het waren een
meisje van 8, een broertje
van 5 en een baby van vijf
weken. Eline is naar alle drie
vernoemd. "Ik heb altijd het
gevoel gehad dat ze over
mijn schouder in mijn leven
meekeken."
Door Ali Pankow
Haar oudere zus,
die negen was tij
dens de ramp,
heeft de waters
nood overleefd.
Voor Eline was ze een soort
vervangende moeder, omdat
haar eigen moeder 'te moe
was van verdriet' om nog echt
te kunnen opvoeden. Nog
steeds kan Eline bij haar zus
terecht met problemen. Al
leen over de ramp praten
hoeft voor haar niet zo.
Zelf praat ze sinds kort wel
over haar ervaringen en ge
voelens. Haar vriendin, die
betrokken is bij de kerkelijke
organisatie Windkracht 8 in
de Schouwse Westhoek,
haalde haar deze zomer over
een bijdrage te leveren aan
'verhalen over de ramp rond
de vuurkorf in de tuin van de
hervormde pastorie in Burgh,
Elines huidige woonplaats.
Een volgende stap was het
bezoeken van de voorstelling
Coupure tijdens het Zeeland
Nazomerfestival. Schrijfster
Heieen Verburg voert daarin
een vrouw op die haar doch
tertje in de rampnacht ver
loor en nog steeds korte ge
sprekken voert met het kind.
"Ik begreep ineens dat mijn
vader en moeder dat waar
schijnlijk ook hebben ge
daan, praten met die drie kin
deren die ze zomaar in één
nacht kwijt waren. Ik ben di
rect daarna ook naar mijn ou
ders in Nieuwerkerk gegaan
en heb gevraagd of ze erover
wilden vertellen. Het was net
of ik naar twee verschillende
verhalen zat te luisteren. Ze
vertelden ieder op hun eigen
manier en kregen daar zelfs
bijna ruzie over. Mijn moeder
sprak vanuit haar emoties en
van m'n vader hoorde ik het
rationele verslag van hoe al
les was gegaan."
Eline zegt geen gemakke
lijke jeugd te hebben gehad.
Haar moeder was altijd zwak
en vaak ziek en er hing een
rare sfeer in huis. Als klein
kind al voelde ze aan dat er
heel veel verdriet schuilging
achter die grote foto's van
haar omgekomen zusjes en
broertje. Eline kon hen na
tuurlijk niet vervangen, ook
niet als het prinsesje dat haar
moeder altijd van haar wilde
maken. Bovendien voelde ze
zich helemaal niet op haar ge
mak in die opgesierde schone
HET VERHAAL VAN ONZE LEZERSl
Eline kon haar
zusjes en
broertje niet
vervangen
jurkjes. Met meer genoegen
denkt ze terug aan de tochtjes
in trui en lange broek achter
op de brommer bij haar va
der. "Mijn vader deed zijn
best het leven normaal te la
ten voortgaan en om het ge
zellig te maken. Mijn moeder
was streng gelovig. Niet dat
ze naar de kerk ging, ze
kwam eigenlijk nergens
meer na de ramp. Het was
meer thuis veel in de bijbel le
zen en bidden. Mijn vader
had het geloof de rug toege
keerd. Hij zei: als er een God
zou bestaan, waren mijn drie
kinderen niet verdronken."
Er kwam een ommekeer in
het leven van Eline toen haar
zus op 17-jarige leeftijd ging
trouwen. "Die was altijd in de
weer voor mijn moeder. In
datzelfde jaar stierf mijn
oma, die vaak bij ons kwam
helpen. Toen werd ik ingezet
voor het huishouden. Mijn
moeder kon het allemaal niet
aan. Van prinsesje werd ik
toen ineens Assepoester. Ik
üep vaak te vegen, te boenen
en kleden te kloppen."
Eline erkent het gezin te
zijn ontvlucht door op 16-ja-
rige leeftijd te trouwen. Uit
dit huwelijk, dat uiteindelijk
geen stand hield, werden
haar twee zoons geboren.
"Vanaf het moment dat ik
zelf moeder was, ben ik beter
gaan beseffen hoe verschrik
kelijk het is wat mijn ouders
is overkomen. Niemand mag
daarom een slecht woord
over vader en moeder zeggen.
Hoewel ik geen fijne jeugd
heb gehad, zal ik ze altijd blij
ven verdedigen."
Er ging in het gezin geen
week voorbij of er werd
over de ramp gespro
ken. Over de verschrikkingen
in die nacht op het dak van de
woning aan de Muijeweg.
Daar sprong de vader van de
buurvrouw van het dak ter
wijl hij zijn twee kleinkinde
ren vasthield. De man kwam
uit Twente, was geen water
massa gewend. "Hier is geen
redden meer aan", riep hij in
paniek uit en sprong met zijn
kleinkinderen de dood tege
moet.
De moeder van Eline hield
de vijf weken oude baby vast
in een moltondeken, maar
het kind ontglipte haar in een
vergeefse poging het achtja
rige dochtertje te redden, dat
afdreef op een strobaal. Het
zoontje van vijf leefde nog op
het moment dat de redders
kwamen. "Waar zijn de ande
ren?", vroeg hij nog aan zijn
vader. "Die zijn er ook nog",
loog de man om hem gerust
te stellen. Het jochie sloot
toen zijn ogen en stierf.
Eline kan zich goed voor
stellen dat haar ouders zich
zijn blijven afvragen wat er
van de kinderen geworden
zou zijn als ze de ramp had
den overleefd. Zij heeft hen
niet kunnen vervangen. Dat
is een onmogelijke missie. Zij
is van na de ramp.
door Theo Koopman
Foto ingezonden door A. Klaassens, Tynaarlo
i/ervolg van pagina 39
Terwijl zijn bedrijf direct
materieel voor het rampgebied
beschikbaar stelt wordt Hendrik
twee weken later naar het gebied
gestuurd om hulp te bieden. Naar
^lumansdorp. Onthutst ziet hij nu
met eigen ogen wat het natuurgeweld
teweeg heeft gebracht. Vanuit het
niets wordt hij geconfronteerd met
massa's kadavers, legio gaten in de
dijken en alle huisjes die er tegenaan
stonden ingestort. Hij ontmoet een
jongen van zestien die uit een gezin
van vijf personen als enige de ramp
heeft overleefd. Samen met zijn hond
was hij op een matras aangespoeld.
Het is duidelijk dat de hulpverleners
niet alleen fysiek, maar zeker ook
geestelijk veel incasseringsvermogen
moeten hebben. Dat heeft ook Henk
Maatjes ervaren. Hij zit in de
voorhoede van het legioen
hulpverleners. Henk is
matroos op de coaster
Audada die in Libië
oorlogstuig had geladen en
onderweg is naar
Rotterdam. Van de reder
krijgen ze opdracht zo snel
mogelijk te lossen om
daarna assistentie te
verlenen in Zeeland. Bij
Schouwen Duiveland gaat
het schip voor anker en
trekken Henk en twee
maten met een motorsloep
via een gat in de dijk de
polder in. De héle dag
manoeuvreert de sloep tussen de
opgezwollen karkassen door om
mensen uit hun gevaarlijke positie te
redden. De meesten zitten op de
daken van de huizen. Ze worden
overgebracht naar het moederschip
waarvan het ruim zo goed mogelijk is
ingericht als opvangruimte. Maatjes
hoort continu deerniswekkende
verhalen aan. Van mensen die
familieleden hebben zien verdrinken,
over moeders die hun land niet langer
konden vasthouden waarna die
verdwenen in de kolkende golven, van
mannen die machteloos moesten
toezien hoe hun vrouw verdronk en
omgekeerd. Ook krijgt Henk
slachtoffers in de sloep die geen
woord kunnen uitbrengen en star
voor zich uitstaren met de
doodsschrik in de ogen. De Audada
blijft vijf dagen voor anker. Dan is
het ruim vol. Maatjes schat dat hij
zo'n driehonderd mensen uit de
polder heeft geëvacueerd. Zelf heeft
hij direct zijn hut beschikbaar
gesteld aan een ouder echtpaar. Hij
slaapt nauwelijks. "Misschien heb
ik een ogenblikje in een hoekje
geleund, maar bij alle ellende die ik
om me heen zag en hoorde was dat
geen grote opgave", blikt hij terug.
Bert van Schuijlenburg krijgt bijna
spijt dat hij zich samen met een paar
vrienden spontaan heeft aangemeld
als vrijwilliger. De 18-jarige student
aan de gemeentelijke Kweekschool
voor Onderwijzers in Amsterdam
wordt naar Zierikzee gestuurd. Hier
kijkt hij uit over een "onafzienbare,
ruige watervlakte" en laijgt spontaan
een akelig gevoel. Kan ik dit wel
overleven? Hij krijgt grote twijfels
over zijn missie, maar wil zich niet
laten kennen. Als 18-jarige doe je dat
niet. Bert zet een masker op. Hij doet
alsof het de gewoonste zaak van de
wereld is dat hij hier de handen uit de
mouwen steekt. Het masker gaat weer
af als er een groep goed opgeleide
Zweedse hulpverleners komt
opdraven en hij weer op het droge
komt. Hij gaat naar de Rotterdamse
Ahoyhal om geëvacueerden in te
schrijven en een slaapplaats op een
veldbed toe te wijzen. In de hal komt
Bert het slechtste in de mens tegen.
Door het overhaaste vertrek heeft hij
alleen maar een klein tasje mee
kunnen nemen met daarin wat geld,
scheergerei en een klein stukje zeep.
Veel evacués hebben ook zo'n tasje bij
zich. Het duurt niet lang of Bert is zijn
tasje kwijt. Als hij aangifte doet
blijken er meer tasjes in de hal te zijn
gestolen.
Aan de werkzaamheden van Bert in de
hal komt een abrupt eind. Als hij
eindelijk contact krijgt met zijn
moeder vertelt ze dat de directeur van
de kweekschool een ultimatum heeft
gesteld: wie niet binnen drie dagen
terug is wordt van school gestuurd.
Hulp bieden aan de lijdende
medemensen heeft Joop de Looze
bijna zijn baan gekost. Als oud
militair moet hij zich melden en
wordt uiteindelijk ingezet bij
Simonshaven om hier een gat in de
dijk te dichten. Het is onbegonnen
werk, want de zakken zand die in het
stroo.mgat worden gegooid spoelen
als veertjes tollend weg in het
kolkende water.
Vervolg op pagina 43