DF. RAMP VAN 1953 Die rotramp verdween nooit 'Achter me hoorde ik mensen gillen. En toen was het stil. Hoorde je alleen die gierende wind' Piet moet afstappen en dat is hem nog nooit eerder overkomen. zaterdag 1 februari2003 dagblad van het noorden aed i Bü Stavenisse heeft het water een gat van 1800 meter in de dijk geslagen. Een bange moeder probeert haar baby te beschermen, beeld in Oude Tonge. Foto: GPD/Jaap Rozema Foto: GPD/Archief Rotterdams Dagblad 'Landelijk' tafereel in de omgeving van Oude Tonge. Water, water, water. Vijftig jaar geleden nam de zee bezit van het'putje van Flakkee' en verdronken 305 inwoners van Oude Tonge. Nu is de plaats het middelpunt van de landelijke herdenking van de watersnood. Een reportage uiteen dorp waar die rotramp nooit uit het leven verdween en waar sommige overlevenden met angsten beven het mediacircus van dit jaar tegemoet hebben gezien. Door Wessel Penning Geel, paars, rood en oranje. An jers. De bloemen pracht aan de Heerendijk in Oude Tonge is frivool. Dit is een massagraf. Tussen de bloemen staat een groot wit kruis. Staat een bronzen beeld van een bange moeder die haar baby tegen de woeste zee beschermt. Liggen hon derden gedenktegels. Voor ie dere watersnooddode één. Voor de 28 slachtoffers uit de familie De Boet. Voor Huber- dina, Marinus, Maria, Wilhel mus en Johannes de Boet - hun steentjes liggen op een meter van elkaar. Voor Adria- nus, Sara, Adriana, Matheus, Theodoras en Franciscus de Boet. Voor de telgen uit de ge troffen families Van Kampen, Osseweyer, Bierbooms en Tuns. Voor de allerkleinsten, die al vijftig hadden kunnen zijn, maar nooit hun eerste verjaardag hebben gehaald: Voor Jacobus de Boet (oud twee maanden), Wouter Ou- wens (oud 9 maanden), Maria J. Beyer (oud 11 maanden) en Dina Kreeft (oud 11 maan den). Baby's nog. Lijkjes en lijken werden in de dagen en weken na 1 fe bruari 1953 in of bij het dorp aangetroffen. Aan dijken, in zee of in poldersloten. Hulp verleners kregen het flink voor hun kiezen. Sommige slachtoffers konden niet gei1 dentifïceerd worden. Ter na gedachtenis aan die onbeken den liggen er gedenktegels met de teksten 'Onbekend meisje' of 'Onbekende jon gen'. Vijftig jaar geleden - bij de springvloed en storm van za terdagnacht 1 februari - bre ken de Nederlandse dijken. Eerst bij Oude Tonge in Zuid- Holland en bij Kruiningen en Kortgene in Zeeland. Later loopt bij Numansdorp, Strijen en 's-Gravendeel de Hoeksche Waard onder. Het gehucht Schuring wordt ver zwolgen. Bij het Zeeuwse Sta venisse slaat het water een gat van 1800 meter in de dijk. Uiteindelijk overstromen grote delen van Zeeland, Goe- ree-Overflakkee en de rest van Zuid-Holland. In Neder land vallen in totaal 1835 do den. Oude Tonge behoort tot de zwaarst getroffen plaat sen. Waar omliggende dor pen als Den Bommel (negen doden) en Ooltgensplaat (twee doden) de vloed rede lijk overleven, sterven van de drieduizend inwoners van Oude Tonge er 305 de verdrin kingsdood. In een paar uur tijd vinden in het dorp onvoorstelbare drama's plaats. Die familie met dertien kinderen die met pijn en moeite via een dak aan de golven weet te ontko men, maar de allerjongste als nog in het water ziet vallen. De familie De Boet, die na de ramp liefst 28 doden en maar een handjevol overlevenden telt. Talrijk zijn de verhalen over het wegstervend gegil van mensen in doodsnood en de daaropvolgende, lugubere stilte. Het verhaal van Adriaan van Campen, toen 17, nu 67: "We woonden op de Zuid- dijk, buiten het dorp. Het stormde flink, maar er was niets aan de hand. Dachten we. Om kwart over vier kwam de buurman. Er komt water! Toen zijn we met het gezin gaan lopen. Over de dijk, naar het dorp. Moest kunnen. De maan gaf een helder licht. Maar al gauw moest mijn va der, een hartpatiënt, het op geven. Hij is een dijkhuis bin nengegaan. Ik zou een auto halen." "Kort daarna liep de polder onder. Ik heb mijn moeder en zussen een huis ingestuurd. 'Ga hier naar binnen', zei ik. Het is het laatste wat ik tegen hen gezegd heb. Een paar se conden later brak aan de oost kant de havendijk door. Een meter water kwam over de dijk heen. Achter me hoorde ik mensen gillen. En toen was het stil. Hoorde je alleen die gierende wind." Adriaan van Campen ver loor bij de ramp zijn moeder, drie zussen en een broertje. Zelf had hij alle geluk van de wereld doordat een golf hem voor. een huis met open staande voordeur depo neerde. Direct achter de voor deur lag de trap die zijn leven redde. Het is nu vijftig jaar gele den. Maar wie een paar dagen in Oude Tonge rondwandelt en wat mensen van middel bare of oudere leeftijd aan spreekt, beleeft als vanzelf de watersnoodramp. Ze vertel len graag hun verhalen. Soms met natte ogen, altijd vol vuur, tot in detail en volgens de precieze chronologie. Verhalen over de bevriende dijkwacht die toevallig wél tijdig waarschuwde. Over de man die drijvend op een dode koe de vloed overleefde. Over de buurman die door de woeste golven tegen zijn huis werd geslagen. Over het buur meisje dat wonder o wonder op vakantie was. Over de eeu wige angst als de storm weer opsteekt. Over die oude tante die bij storm en regen weigert naar bed te gaan en, voorbe reid op de vlucht, met jas aan in de woonkamer blijft zitten. Ze zeggen het allemaal: die ramp verdwijnt nooit meer uit hun leven. Iedere familie had zijn doden. Komen over levenden elkaar weer eens te gen - op begrafenissen of reü nies - dan gaat het in Oude Tonge vroeg of laat weer over datzelfde: die rotramp. Op zaterdag 31 januari van 1953 leek nog zo bar weinig aan de hand. Het stormde, het re gende én het water kwam hoog. Maar welke eilander schrikt er van water? "We wa ren bevriend met wind en wa ter", zegt Adriaan van Kam pen. Bedenkelijker werd de situ atie in de nacht. De eb ebde niet. 'Het water wil niet wag', zegt een dijkwacht tegen om standers in het zangerig Flak- kees. Golven beuken tegen de drassig geworden dijken. De brandweer raadt de burge meester aan de dorpelingen te evacueren naar hoger gele gen dijken. De burgemeester twijfelt. "Waar moet ik al die mensen laten? Het is midden in de nacht. Het is bitter koud. Straks gaan ze dood aan on derkoeling omdat ik ze op een dijk heb gezet." Ooltgens plaat (uiteindelijk twee do den) evacueert wel. Tegen vijven komt de springvloed en breken de dij ken. De eerste slachtoffers vallen in de buitendijkse ge bieden. Later treft de kol kende stroom van water, bal ken. hooibergen en huisraad een groot deel van het dorp. In de Julianastraat vallen 66 doden. Leven is alleen nog mogelijk op de Oostdijk en de Molendijk in het hart van het dorp. 'Oude Tonge en omge ving geheel geïsoleerd. Hui zen daar ingestort. Mensen op daken uitgeput. Slechts één bootje waargenomen. Toestand zeer ernstig, hulp dringend nodig', staat in een rapport van de Koninklijke Luchtmacht. De evacuatie komt pas da gen later op gang. Helikop ters heeft de luchtmacht in die dagen nog nauwelijks. Die moeten uit het buitenland komen. Voor ze er zijn, leeft het dorp in volstrekt isole ment. Op de dijken spoelen de eerste lijken aan. Familie leden vinden familieleden. Vrienden vinden vrienden. Buren vinden buren. Uiteindelijk overleven 305 Oude Tongenaren de waters nood niet, maar de grootte van de ramp wordt pas echt duidelijk wanneer met boten honderden doodskisten wor den aangevoerd en op de Hee rendijk een provisorisch mas sagraf wordt ingericht. Het water, door God's wil gescha pen Heeft velen voor Zijn troon geleid Zo werd Zijn gave ons een teken Hun zij Zijn liefde in Eeuwigheid Zo luidt de tekst bij het beeld van de doodsangsten uitstaande moeder op het massagraf, de begraafplaats watersnood 1953. Een al te Godvrezende tekst? Och, de goede verstaander leest tus sen de versregels ook hoop en enig optimisme. Waar in an dere nabijgelegen dorpen op Goeree-Overflakkee de zwaar gereformeerde overtuiging leefde dat de ramp de straffe Gods was, is in het tamelijk vrijzinnig Oude Tonge nau welijks in dat soort termen gesproken. 'Zwartekousen- dorpen' als Nieuwe Tonge en Sint Philipsland zijn nabij, maar Oude Tonge, dat sinds jaar en dag voor een derde ka tholiek georiënteerd is, wordt door de andere eilan ders wel 'het rode dorp' ge noemd. In dat dorp ging men, zo zeggen de overlevenden, na de ramp met grote saamho righeid gauw over tot de orde van de dag. Het leven gaat ver der, zo was de stelregel, al was het leven eigenlijk dood. Menigeen vertelt nu nog over de leegte die hun overviel, toen maanden later de mees ten terugkeerden in het dorp en duidelijk werd dat zoveel vrienden de ramp niet had den overleefd. Nu is het vijftig jaar later en komt de koningin. Vandaag zal het hele land kijken naar Oude Tonge, waar de landelijke herden king van de watersnoodramp wordt gehouden. In het dorp is niet met veel enthousiasme uitgekeken naar het media circus. De vrees werd uitge sproken dat op de plechtighe den alleen hotemetoten en geen échte overlevenden zou den mogen verschijnen. Fijn tjes werd er wel bij gezegd dat die hotemetoten maar bar weinig medewerking gaven aan het idee om, als dank aan de hulpverleners, een monu ment op te richten. Adriaan van Campen is er cynisch van geworden. "Wat is het verhaal vandaag de dag nog waard? Het is al veertig jaar hetzelfde verhaal. Het leeft niet meer. 1-2-53 is een doodgewone datum gewor den." Een gewone datum? Niet voor de oudere autochtonen in Oude Tonge. Voor hen heeft de oorlog niet bestaan. Wie op een middag even langs wipt in verzorgingshuis Ebbe en Vloed, stuit op vurige vertellingen over 1953. En wat te denken van de pagina grote serie De Ramp van 1953, die maandenlang verscheen in het streekblad Eilanden- nieuws. De oude Tongenaren vraten het. Alleen de plaatselijke jeugd lijkt het maar matig te inte resseren. Op het schoolplein van de plaatselijke meao rea geren pubers verveeld als het woordje watersnood valt. Ze hebben er wel over gehoord, maar vinden het érg lang ge leden. En zeg nou zelf, die door Brouwers-, Grevelingen- en Philipsdam getemde zee ziet er tegenwoordig nogal onbeduidend uit. Wiskundedocent Edwin Elvé: "Ik zie het ook aan mijn eigen kinderen. Zij kennen het eiland alleen met alle dammen en dijken. Zij ken nen het eiland alleen veilig. Ze zouden kunnen denken dat het hier altijd veilig is ge weest." Misschien moeten die leer lingen de fiets of scooter eens pakken en wat door het ge bied van de Oudelandsedijk en Zuiddijk toeren. Daar zien ze nog de tegenwoordig tot onbetekenende binnendij ken gedegradeerde buitendij ken van 1953. Lachwekkende bultjes. Kleidijkjes met gras, nauwelijks hoger dan de eer ste de beste zandhoop in een nieuwbouwwijk. Van Kampen: "Toen na de ramp de nieuwe dijken ge bouwd werden, wisten we niet wat we zagen. Zo hoog, zo groot..." Toen was het te laat. HET VERHAAL VAN ONZE LEZERSl door Theo Koopman Foto ingezonden doorS. Langeland, Uithuizen Het was een hartstikke gezellige avond geweest. Ze hadden veel gepraat, veel gelachen en veel herinneringen opgehaald aan de dagen dat ze beiden in militaire dienst waren in Nederlands-Indië. Ze waren nog maar sinds kort terug in het vaderland. Het eten was prima geweest. Een rijsttafel. Allicht. En met de drank was ook niets mis mee geweest. Noch kwalitatief noch kwantitatief. Joop de Looze stapt aan het eind van de avond dan ook in opperbeste stemming en met een licht beneveld hoofd op de fiets naar zijn huis in Rotterdam. Tjonge, wat trapt de fiets zwaar, verzucht Joop in zichzelf. Steunend en stoempend baant hij zich een weg door de onstuimige nacht. Bij de Maasbruggen doemt uit de duisternis plotseling een fietsende tegenligger op. Politie. Afstappen. En nu pas ontdekt Joop waarom de tocht tot dusver zo moeizaam was verlopen. Hij staat tot zijn kuiten in het koude water. De Maas was buiten haar oevers getreden. Ongeveer rond datzelfde tijdstip trapt de pas afgezwaaide militair Piet Kooien zich een ongeluk op de fiets tegen de storm in. Hij was 's middags naar zijn vriendin gegaan en had beloofd op tijd thuis te zijn in het ouderlijk huis in de polder bij Nieuw-Vossemeer. Soms is de wind Piet de baas. Dan moet hij afstappen en dat is hem nog nooit eerder overkomen. Maar hij kan de raad van zijn vader niet in de wind slaan. Hij moet opschieten, want pa had als dijkwachter van het waterschap 's middags al gezien dat het wel eens fout kon aflopen. Dit omdat na de vloed het water gevaarlijk hoog was blijven staan (het was niet geëbd) en er een nieuwe vloed, samen met de furieuze wind en springtij op komst zijn. Diezelfde middag krijgt Adriaan Walhout (14) al een voorproefje van het naderende onheil. Samen met een vriendje zoekt hij achter de zeedijk bij Borssele naar brandhout voor de plaatselijke bakker. Die verwarmt er zijn oven mee. Ze zoeken op een hoge zandplaat die normaal gesproken nooit onder water komt. Maar als ze even de rug strekken en rondkijken zien ze tot hun schrik dat ze zijn omsingeld door het zeewater. Tot de borst in het water waden ze naar de hoge zeedijk, springen met de natte kleren op de fiets en keren zonder brandhout terug naar de bakker. Ze zijn tot op het bot verkleumd, trekken de kleren uit en leggen die in de oven te drogen. Zelf gaan ze onder de oven liggen om warm te worden. Terug bij zijn ouders thuis krijgt Piet Kooien geen tijd om op adem te komen. In allerijl worden meubels, kleren, beddengoed, schoeisel, radio en kostbare dingen naar boven gesjouwd. Want het water wacht niet. Tegen middernacht komen twee agenten binnen om even uit te rusten en als die weer op pad gaan wipt schaapherder Poot aan. Hij is op weg naar zijn schapen die zo'n 750 meter verderop op stal, aan de voet van de zeedijk, staan. Hij wil de staldeuren openen en de dieren de vrijheid geven, want mocht het water komen, dan zouden ze sowieso verdrinken als ze opgesloten zitten. Maar, zo zou later blijken, de beesten durfden niet naar buiten en zijn alle verdronken. Poot zelf weet ternauwernood het vege lijf te redden. Na het openen van de staldeuren is hij op een stapel stropakken gesprongen en afgedreven. Hij heeft geluk want de stroming duwt hem liggend op een stropak tegen de slaperdijk. In huize Kooien zijn vader en moeder het niet eens over de vraag waar ze naar toe moeten vluchten. Moeder wil naar de slaperdijk die het dichtst bij het dorp Nieuw-Vossemeer ligt. Bij dreigend onheil deden ze dat altijd en het was ook steeds afdoende geweest. Bovendien is moeder niet een type dat X 's nachts graag andere mensen lastig valt. Maar vader Kooien is onverbiddelijk. Die dijk is voor deze nacht niet veilig genoeg. We gaan naar mijn jongste broer in het dorp. Piet en zijn broer Janus waarschuwen buurtbewoners voor het dreigende gevaar en melden dat ze weggaan. Met de gierende storm in de rug en achtervolgd door een metershoge watergolf (de zeedijk was doorgebroken) vliegt het duo vervolgens naar de slaperdijk en verder door naar het dorp. Hier adviseert de burgemeester de mensen om naar de hoog gelegen slaperdijk te gaan die dwars door het dorp loopt. Op dit dijkje staat een transformatorhuisje dat op een gegeven moment met een geweldige knal explodeert als het water naar binnen sijpelt. Vervolg op pagina 37 r

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 2