HeeS gezin in één klap weg! „Een lintje? Dat is nergens voor nodig" Overlevende Adrie van Wensen nog steeds bang bij storm na halve eeuw Hand in hand met Juliana... Twaalf koene Friezen lieten hun gezinnen en bedrijven in de steek om mensen te redden zaterdag 1 februari 2003 H Leendert van Wensen, zijn vrouw Francijna en drie van hun zeven kinderen. Het hele gezin verdween in de golven. eigen foto Koningin Juliana bezoekt het rampgebied. foto: anp door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL DEN HAAG, zaterdag Robert Hidde de Jonge Oudraat (81) uit Den Haag is bescheiden over zijn reddersrol. „Mijn taak was zandzakken sjouwen en lij ken opgraven." De 31-jarige Kapitein der Mari niers moest 1 februari direct naar de kazerne in Doorn komen. „En daar wachten op verdere orders. Het zou tot 4 februari duren voor we bevel kregen uit te rukken. Drie dagen verspeeld, idioot." „Met honderd man ging ik naar Den Bommel op Goeree. Daar wa ren vijf binnendijken en een bui tendijk doorgebroken. Het dorps plein was veranderd in een kol kende plas van vijf meter diep." Het zware werk begon: „Zandzak ken sjouwen. Rotwerk, en onze lieslaarzen bleken lek te zijn. 's Ochtends om zes uur begonnen we en na het donker gingen we door met zoeklichten." Minister-president Drees kwam op 8 februari kijken, een dag later bracht koningin Juliana een be zoek. „Zet zat naast me in detruck, terwijl het gevolg, met commissa ris van de Koningin Kesper, in de laadbak ging. Op de provisorisch gedichte dijk, twee zandzakjes breed, wilde ik haar hoffelijk voorgaan. Door Kesper werd ik te rechtgewezen: de Majesteit gaat eerst. En zo schuifelden we, hand in hand, ik achter haar aan." Op 12 februari keerde het deta chement terug. „En op 4 maart moest ik naar Oude Tonge. 'Lijken pikken'. Het dorp had 310 inwo ners verloren, er waren er 140 ge borgen. De meeste slachtoffers be vonden zich onder het puin onder water. Hele straten waren wegge vaagd huizen werden tot drie blok ken verder aangetroffen. Die eer ste avond hadden de Jannen nog energie om een biertje te drinken. In een café troffen we een huilende man aan. Hij was al vier weken op zoek naar zijn zus Maartje. Door stom toeval vonden we haar stoffe lijk overschot meteen 's ochtends om kwart voor zeven." „Slachtoffers werden overge bracht naar een loods, waar twee tandartsen in opleiding zich over de stoffelijke overschotten bogen. Ze werden getoond aan inwoners, zodat de identiteit kon worden vastgesteld. Niet gemakkelijk want de lijken waren wit, opge zwollen door het water. En de ge zinnen waren groot; was dit nou Marietje of Klazientje? Vaak be sloten wij dan maar: Klazientje. Onze mariniers werden ingezet bij het afleggen, kisten en begra ven in het massagraf. We hebben 102 slachtoffers weten te bergen. De rest... Verpulverd onder het puin, neem ik aan. op hooisprietjes kauwen tegen de honger. We hadden geen spullen om de kleinsten te verschonen; ik gebruikte een blauwe sjaal voor mijn jongste. Maar er was er geen kind lastig. Onbegrijpelijk eigen lijk. Er waren kerkse mensen on der ons. Die zaten af en toe te bid den. En er werd gepraat, over heel gewone dingen. Vooral over de kin deren die zo zoet waren. En over het water natuurlijk. We keken voortdurend of het al zakte. Dan telde je hoeveel stenen in de muur weer zichtbaar werden. Een poosje later zag je dat het water weer op- door CEES KORING KLUNDERT, zaterdag Adrie van Wensen (79), boerin in ruste, woonde in Klundert toen het water kwam. Toen het Volkerak en het Hollands Diep de door de orkaan opgezweepte watermassa's niet meer konden verwerken, braken in de rampnacht van 1953 ook hier de dijken en liepen grote delen van het noordwesten van Noord-Brabant onder. Dinteloord werd getroffen, en Zeven bergen. In dorpen als Heijningen en Fijnaart verdronken veel mensen. Ook Klundert kreeg het zwaar te verduren. Adrie van Wensen: „Ikzelf en mijn man en kinderen werden van een hooizolder gered. Later hoorden we dat het hele ge zin van m'n zwager en schoonzus was omgekomen. Vader, moeder en zeven kinderen in één klap weg." Mevrouw Van Wensen, al jaren weduwe, keerde terug naar Klun dert. Maar als de wind loeit over de vette klei van Noordwest-Brabant wil ze het liefst vluchten. „De angst is gebleven"zegt de Brabantse. „Ze zeggen wel dat er niks meer kan ge beuren, maar als het hard waait, ga ik het bed uit en doe ik de lampen aan. Ik praat er wel eens over met mij n huisarts. Maar j e kan niet goed uitleggen wat het is, die angst." Ze waren kleine boeren, toen, in 1953. Adrie en Chiel van Wensen pachtten grond van Domeinen en woonden in een huisj e pal achter de Buitendijk, waar je het altijd onrus tige water van het Hollands Diep en Volkerak zowat kon horen. Er woonde nóg een gezin op het erf: Marijn, een broer van Chiel, diens vrouw en hun vier kinderen. Ma- rijn en Chiel hielden samen wat koeien en varkens en ze hadden een paar paarden. Een andere broer, Leen, die ook boerde, woon de met zijn vrouw Cijntje en hun zeven kinderen een stukje verder op aan de Langeweg. Het leven was geen vetpot. De oorlog was nog maar acht jaar afgelopen. Maar de Van Wensens waren best tevreden vooral omdat de Heer hen had geze gend met zoveel gezonde kinderen. De twee van Adrie en Chiel waren drie en anderhalf. Later zouden ze er nog vier krijgen. Meegesleurd Adrie van Wensen heeft weinig moeite om zich de verschrikkelijke nacht in 1953 voor de geest te halen. „Het stormde dat het een aard had. Als het water hoog kwam, werden we altijd gewaarschuwd, maar toen gebeurde dat niet. Midden in de nacht zei mijn man dat de kinde ren uit bed moesten en dat ik ze moest aankleden. Chiel ging op de dijk kijken. Het water golfde er toen al overheen. We pakten de kinderen op en lieten alles achter. De kachel brandde nog. Buiten wa ren nog meer mensen: het gezin van mijn zwager Marijn en zijn kinderen. Een van hen, een meisje, werd haast meegesleurd. Chiel kon haar nog net bij een arm pakken. In de schuur van Jan Scherpenisse, niet ver van ons eigen huis, kropen we de hooizolder op. Daar was nog een gezin met kinderen en de vrouw van een andere buur." Er loeide een wind van orkaan- kracht, die kou en natte sneeuw aanvoerde, pal onder hen steeg het water onheilspellend en vochten vastgebonden koeien bonkend te gen de verdrinkingsdood. Er was geen eten of drinken, maar toch herinnert Adrie van Wensen zich dat niemand op die hooizolder in paniek raakte. Ze schetst een bijna onwerkelijke sfeer: „We waren ge lukkig goed aangekleed en het hooi hield ons ook warm. Een hoek van de zolder werd gebruikt als toilet. Het is een wonder hoe snel een mens zich aan zulke omstandighe den aanpast. We lieten de kinderen Adrie van Wensen bij het graf van haar zwager en schoonzus en al hun zeven kinderen. „De angst voor het water kwam. Maar niemand werd wanho- Redding De redding kwam na twee dagen en twee nachten. De twintig wer den met een roeiboot van de zolder gehaald en door militairen in rub berboten in veiligheid gebracht. Adrie: „Onderweg zag je mensen uit dakramen hangen. Je hoorde ze roepen dat ze ook gered wilden worden. Sommigen van hen ken den we, maar op zo'n moment denk je alleen aan jezelf. Aan je eigen hachje. We werden opgevangen bij nonnen in Dongen. Daar hoorde ik dat mijn vader in een paar nachten helemaal grijs was geworden van ongerustheid. Hij had vernomen dat een heel gezin met de naam Van Wensen was verdronken. Mijn va der dacht dat wij dat waren. Maar het ging om het gezin van Leen en Cijntje aan de Langeweg." Adrie vertelt over het gezin van H De Fries Jan de Wal toog met elf mannen uit zijn dorp naar het rampgebied. Met hun platbodems red den ze 1500 mensen van hun zolders. „Een man doet gewoon wat-ie moet doen. En ik vaar nog steeds graag in zo'n schouw." foto: jan stappei^ibeld door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL GROUW, zaterdag Hadden de twaalf Friezen vóór de ramp nog nooit één hak in de Zeeuwse klei gezet, ze aarzelden geen moment om in het verdronken land de helpen de hand te bieden. De ploeg was vijf dagen en nachten-in weer en wind in touw en redde ongeveer 1500 mensen. Een van die koene mannen, de 84-jarige Jan de Wal, krijgt het woord 'redden' niet over zijn lip pen. „We hebben mensen geëva cueerd, van zolder gehaald. We hebben geen drenkelingen uit het water gevist, dat noem ik redden. Helden? Nee, je doet wat je moet doen.Poespas en poeha, daar is De Wal wars van. Die rampdag had Jan de Wal uit Grouw het razend druk. De 84-jari- ge Fries verhaalt er in telegramstijl over. „Noordwestenwind, het had ook in Friesland flink gestormdDe pannen waren van de daken gevlo gen. Ik was aannemer en de hele zondag druk in de weer met het dichtspijkeren van ramen. Schade herstellen. Drijfnat kwam ik thuis. Ik wilde me verschonen toen twee mannen, een van de waterpolitie en een van de zeilvereniging, aan belden. 'We hebben platbodems beloofd voor Zeeland'. En terwijl mijn vrouw nee zei, zei ik ja. Die nacht gingen we, met twaalf man, van wie twee chauffeurs. Tien plat bodems op twee grote trailers." „Onze ijzeren Grouwse schou wen met buitenboordmotor waren ideaal, ze hebben een diepgang van slechts vijftien centimeter. Vijf meter lang en zo'n 1.25 meter breed. Via Rotterdam en Dor drecht gingen we naar Numans- dorp, maai' daar was iedereen al geëvacueerd. Uiteindelijk reisden we met een paar man naar Oolt- gensplaat op Goeree-Overflak- kee." „In Zuid-Holland en Zeeland was ik nooit eerder geweest. Dat was ook niet nodig. Het enige waar wij verstand van moesten hebben, was stroming. De gezinnen zaten op zol der, de benedenverdieping stond zowat tot het plafond onder water. De meesten hadden dekens en ble ven zo op temperatuur. Maar ze hadden veelal niks te eten en te drinken." Paniekerig „Ze waren dagenlang compleet geïsoleerd, afgesloten van de bui tenwereld. In de buitengebieden kon slechts een enkeling schreeu wend contact maken met de buren. Verder was er geen communicatie. Ze hadden geen idee wat er was ge beurd, wat er zou gebeuren. Die angst maakte paniekerig. Ze wa ren blij ons te zien. Hier en daar De hulp expeditie na terugkeer in Grouw, Jan de Wal is de derde van rechts. eigen foto stond een boer op zijn dak te zwaai en met een witte vlag, een laken. Maar ja, het ging boerderij voor boerderij, op het rijtje." Heen en weer, heen en weer en heen en weer over een kolkende massa„We brachten ze naar het ge meentehuis, dat stond drie meter hoger en daar was een droog stuk van honderd meter. Ik had de post bode aan boord, die kende ieder een, wist wie waar woonde. Hij schreeuwde bij zo'n afgelegen boerderij: 'Kéés', en dan kwam er een hoofd naar buiten. De mannen lieten de kinderen een voor een via het raam zakken. Ik pakte ze bij hun voeten aan. De vrouwen durf den haast niet. Dan moest je veel praten." Angst kende De Wal niet on danks het barre schippersweer. „De golven kwamen wel tot een meter en een kwart hoog, terwijl ik de boot vol had met een gezin van zes man. Maar ik kneep 'm geen moment." Vijf dagen en nachten zonder slaap, niet uit de kleren. Jan de Wal bagatelliseert de ontberingen: „Ach, hoe oud was ik, 34 jaar, dan kan je dat. Na een paar dagen zijn we naar Zonnemaire op Schouwen- Duiveland gegaan. Daar hebben we veel vee opgehaald, levend. Koeien trokken we mee achter de boot." Bedrijf een week in de steek gela ten, zijn gezin in het ongewisse, om onbekende medelanders veilig op het droge te brengen. De Wal kijkt niet-begrijpend op de vraag of hij een koninklijke onderscheiding heeft gekregen. „Een lintje hebben we niet gehad. Is ook nergens voor nodig." Een boek over de ramp op Oolt- gensplaat, een bedanktelegram van de burgemeester, dat hield Jan de Wal over aan zijn actie. Op de groepsfoto van de hulpexpeditie, genomen na hun thuiskomst, wijst hij zijn makkers aan. „Onderling hebben we daarna natuurlijk nog veel over de ramp gepraat. Van die twaalf mannen zijn er nog twee in leven." ben ik nooit kwijt geraakt." foto: wim hofland haai' oudste zwager: „Leen was een harde werker. Hij was knecht op een boerderijmaar hij had ook een stal met eigen dieren. Hij trouwde met Francijna Tolenaars, die altijd Cijntje werd genoemd. De jongste van hun zeven kinderen was drie, de oudste 13 jaar. Lieve kinderen waren het. We zagen hen regelma tig. Ze woonden niet ver van ons vandaan: een kwartiertje wandelen over de dijk. Als de kinderen ons uit de verte zagen komen, zwaaiden ze al: 'Dag oom Chiel, dag tante Adrie!' Op verjaardagen kwamen we altijd bij elkaar. Er was geen geld voor gebak, maar je was tevre den met weinig. Op 14 januari 1953 werd Leen 41 jaar. Dat was de laat ste keer dat we hen zagen." In verwachting „De moeder-overste van het klooster van Dongen, waar wij wer den opgevangen, kwam het vertel len. Het hele gezin van Leen was verdronken, alle negen. Ze werden verspreid gevonden. Ze waren alle maal aangekleed, klaar om te vluchten voor het water. Maar waarschij nlij k zij n ze door een dijk breuk overvallen en meegesleurd. Cijntje werd gevonden in een hou ding alsof ze een klein kind vast hield. Later werd gezegd dat ze in verwachting was, maar daar wist ik niets van. Mij heeft ze het nooit ver teld." „Het laatste kind van Leen en Cijntje werd in mei 1953 gevonden, meer dan drie maanden later. Het was Corrie, een meisje van vijfjaar. Mijn man heeft haar moeten identi ficeren. Later zei Chiel dat hij wil de dat hij het nooit had gedaan. Het arme kind was blauw en helemaal gezwollen. Zulke mensen konden alleen aan de hand van littekens worden herkend. Ik ben naar Cor rie's begrafenis geweest. Dat was een kille bedoening. Haast geen mens was daarbij. Klundert was nog verboden gebied in verband met plunderingen. Je mocht dus niet overal komen, maar ik ben, toen in mei, toch naar ons huis gaan kijken. De voorgevel was er hele maal uitgeslagen." „Op die plek aan de Buitendijk zijn we niet meer teruggekomen. De vergoeding die we kregen, viel niet tegen. We kochten een ander huisje. Mijn man is weer gaan boe ren, maar het duurde jaren voordat we boven Jan waren. Rond 1 febru ari zullen veel herdenkingen wor den gehouden. Ze zijn nooit uit mijn gedachten. Zoiets vergeet je nooit. Ik hoop het nooit meer mee te maken. Maar je weet het nooit." Adrie van Wensen wacht even. Zegt dan: „Het water is machtig. Heel machtig."

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 2