Passende locatie voor museum f.
Een storm kan zijn eigen weg gaan
In een caisson kennismaken met strijd tegen het water
II §1 ZATERDAG
door Alice Plekkenpol
Ramptoerisme? Nee, zo zien ze dat niet in Zeeland. De aandacht
voor vijftig jaar watersnoodramp is beslist welkom, zeker in de
periode na 1 februari, als de massale belangstelling is weggeëbd.
Het hele jaar door kunnen wandelaars, fietsers en automobilisten
er kennismaken met de strijd tegen het water.
Schouwen-Duiveland is zoals je je
Zeeland voorstelt: leeg en uitge
strekt. De nu nog kale akkers, waar
de boer reeds voren heeft getrokken door
de vette klei, en de vele kreken en polders
versterken het beeld van een land waar
wind en water vrij spél hebben.
De watersnoodramp van 1953 bepaalde
in grote mate het gezicht van dit stukje
Nederland. Toen de dijken braken, cre-
eerde het binnenstromende zeewater die
pe geulen. Na het herstel van de dijken en
het afsluiten van waterwegen ontstonden
nieuwe natuurgebieden met brakwater
plassen, kreken en inlagen, afgegraven
moerasgebieden waar veel vogelsoorten
verblijven. Deze natuurgebieden zijn
vooral te vinden langs de Oosterschelde,
bij Serooskerke en Ouwerkerk.
Schouwen-Duiveland werd zwaar getrof
fen tijdens de ramp, en verloor ruim 530
inwoners. In Ouwerkerk brak de dijk
door. In het nabijgelegen Nieuwerkerk
kwamen zo'n driehonderd dorpsbewo
ners om. Zij vonden hun laatste rustplaats
op het kerkhof, waar een monument van
Mari Andriessen, een vogel met een ge
broken vleugel, herinnert aan het drama.
'Onbekendejongen'
Wie een paar dagen door Zeeland toert,
wordt nog overal herinnerd aan de ramp
van vijftig jaar geleden. Diverse plaatsen
in Zeeland - maar ook delen van Zuid-
Holland en Vlaanderen - hebben begraaf
plaatsen waar veel stenen de datum 1-2-
1953 dragen. Soms vermeldt een graf
steen slechts 'onbekende jongen', of juist
een naam en leeftijd met de toevoeging
'vermist'. Dikwijls dragen vijf, zes stenen
in een rij dezelfde achternaam. In Oude
Tonge, op het noordelijker gelegen Goe-
ree-Overflakkee, zijn driehonderd slacht
offers bij elkaar begraven op een speciale
Watersnoodbegraafplaats.
Pas onlangs heeft koningin Beatrix voor
heel Schouwen-Duiveland een gezamen
lijk herdenkingsmonument onthuld. Het
staat aan de Zuiddijk bij Ouwerkerk, naast
het Watersnoodmuseum. Dat museum
heeft eveneens lang op zich laten wach
ten, het opende nog geen twee jaar gele
den de deuren. Eén van de initiatiefne
mers is Ria Geluk. „Het idee voor een mu
seum ontstond eigenlijk bij de herdenking
in 1993. We hadden toen iets van: als we
nu niets ondernemen is er straks nie
mand meer die nog weet wat er gebeurd
is in 1953."
De stichting en de vrijwilligers hadden
enige tijd nodig om het museum van de
grond te krijgen, maar het resultaat is er
naar. Het Watersnoodmuseum 1953 is
ondergebracht in een zeer passende loca
tie, een scheef in de dijk liggend caisson.
Bij Ouwerkerk werd op 6 november 1953
het laatste dijkgat gedicht met vier grote
caissons, betonnen bakken die in 1944
werden gebruikt bij de invasie van Nor-
mandië.
De caissons werden afgezonken en deels
gevuld met zand. Het eerste caisson is nu
museum. De ruimte van circa twintig bij
zestig meter, die ook nog eens twintig me
ter hoog is, is bewust zo veel mogelijk in
tact gehouden en sober ingericht.
Wie het museum binnenstapt en over de
grijze klinkers loopt, moet zich even reali
seren dat zich daaronder nog ruim der
tien meter zand bevindt. Het eerste deel
van het museum presenteert de ramp
middels filmbeelden, knipselmappen, een
maquette en grote informatieborden. Het
museum legt uit hoe de ramp kon gebeu
ren.
In de Tweede Wereldoorlog waren veel
zeedijken beschadigd geraakt en sinds
meter,
Er is weinig ruimte voor rouw
verwerking. Commissaris van
de koningin De Casembroot
zegt: „Teveel ontroering is
niet goed. Daar slijt een mens
van. Dat kost kolen." De
Zeeuwse wapenspreuk Luctor
et Emergo ('Ik worstel en kom
boven') is leidraad. Verster
king van de zeeweringen
wordt, in tegenstelling tot de
periode vóór de Februariramp,
voortvarend aangepakt. Het
12 miljard gulden kostende
Deltaplan wordt uitgevoerd.
De zee in Zuidwest-Nederland
lijkt te zijn bedwongen. Voor
goed? In 1976 reikt het water
peil in Vlissingen tot 3,94 m
plus NAP en in 1990 tot 3,84
m. De geschiedenis leert dat
stormvloeden elke eeuw op
treden. Dat zal ook in de 21e
eeuw zo zijn.
Het Watersnoodmuseum bij Ou
werkerk is van 2 februari t/m 13 april
tijdens de weekeinden geopend van
13 tot 17 uur. Van 25 februari t/m 7
maart, behalve maandag, dagelijks
open van 13 tot 17 uur. Vanaf 15 april
dagelijks, behalve maandag, open
van 13 tot 17 uur. Entree 3 euro. Mu
seum Watersnood 1953, Weg van de
buitenlandse pers 5, Ouwerkerk, tel.
0111-644382. De VW organiseert
een watersnoodwandeling door Zie-
rikzee en een speciale bustocht over
Schouwen-Duiveland. Voor data en
andere informatie: tel. 011-412450.
dien nauwelijks hersteld. Andere zaken
kregen voorrang bij de wederopbouw van
het land. Als in de nacht van 31 januari op
1 februari de dijken breken en een groot
deel van het zuidwesten van Nederland
onder water loopt, duurt het lang voordat
hulp op gang komt. Mede door gebrekki
ge communicatie en het feit dat op zon
dag veel instanties onbereikbaar zijn, zit
ten veel mensen nodeloos lang op daken,
zolders, in bomen en zelfs in telefoonpa
len te wachten op redding. Het bijna ge
heel ondergelopen Schouwen-Duiveland
wordt die zondag zelfs vergeten, totdat
zendamateurs uit Zierikzee contact weten
te leggen met zendamateurs in Middel-
burg.
In het achterste deel van het museum
staan de bezoekers op een loopbrug en
zien ze een aantal machines en voertui
gen die bij de dijkreparaties werden ge
bruikt, een stuk nagebouwde dijk en een
dijkwachtershokje. Er zijn nauwelijks at
tributen van vóór 1953 aanwezig, en dat
heeft een verklaarbare reden: bijna alle
huisraad is weggespoeld.
De zee sloeg niet alleen gaten in het land,
maar ook in de Zeeuwse ziel. „Het ge
beurt dikwijls dat bezoekers die de ramp
hebben meegemaakt hier met tranen in
de ogen rondlopen. En nog steeds zijn er
mensen die hier niet kunnen binnenstap
pen, omdat het te emotioneel is," vertelt
Ria Geluk. Zelf heeft ze de ramp ook mee
gemaakt. „Wij woonden in Kapelle, een
dorp tussen Ouwerkerk en Nieuwerkerk
dat geheel verdween. Ik was zes, en toen
het water kwam vluchtten wij naar boven.
Ons huis bleef staan, maar de tegenover
liggende boerderij van mijn grootouders
stortte in. Zij verdronken."
Dat het museum er zo laat is gekomen,
kan volgens haar verschillende oorzaken
hebben. „Kort na de ramp werden 80.000
mensen geëvacueerd. Die kwamen overal
in het land terecht. Hele gemeenschap
Niet gebroken
Een deel van Zierikzee dat hoger lag bleef
droog, en daar werd vee verzameld, zoals
rond de nieuwe kerk. In het burgerwees
huis, dat ook droog bleef, werden mensen
opgevangen, net als in andere overheids
gebouwen. Het gedeelte bij de haven liep
wel onder, ondanks de vloedplanken die
waren aangebracht om het water tegen te
houden. Deze planken werden tussen
muurrichels geplaatst, die nu nog goed te
zien zijn bij de Hoofdpoortstraat/Nieuwe
Haven.
De planken werden in 1908 verplicht ge
steld, toen het Havenkwartier al eens on
derliep. De huizen in die buurt waren
kleine woningen aan aflopende straten,
watje ook nu nog goed ziet.
Dikwijls hadden die huisjes geen vaste
trap naar boven, hetgeen het voor de be
woners onmogelijk maakte snel naar bo
ven te vluchten. Aan het einde van de
Nieuwe Haven, bij de Zuidhavenpoort,
staat een beeld met een tekst die eigenlijk
de hele geschiedenis samenvat: beproefd,
maar niet gebroken.
Bij Ouwerkerk werd op 7 november 1953 met het plaatsen van een caisson het laatst overgebleven stroomgat, ter grootte van ongeveer 60
afgesloten. Nu is daar het Watersnoodmuseum te vinden. Foto: Archief ANP
Uit die glorierijke jaren dateren indruk
wekkende bouwwerken als stadspoorten
en de kerk met de St. Lievemonstertoren,
die wegens geldgebrek niet werd afge
bouwd. De stad raakte later in verval, en
ondanks een korte opleving in de acht
tiende eeuw, werd het nooit meer wat het
was. Tot de ramp in 1953, toen de Zierik
zee steun kreeg uit onder meer Rotter
dam. Zierikzee is nog steeds een haven
plaats, maar moet het 's zomers ook voor
een belangrijk deel hebben van het toeris
me.
De komende maanden worden er specia
le watersnoodwandelingen onder leiding
van een gids gehouden, maar men kan
een dergelijke tocht ook alleen maken aan
de hand van een routebeschrijving. Die
meldt vooral wat er waar gebeurd is, want
dat is nu soms bijna niet meer zichtbaar.
Zo diende het vroegere stadhuis aan de
Meelstraat destijds als eerste opvangcen
trum en coördinatiepunt. In de hal achter
de Vierschaar is een gedenksteen inge
metseld die herinnert aan de inzet van de
radiozendamateurs.
In het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk wordt uitgelegd
pen werden uit elkaar gerukt. Vervolgens
duurde het enkele jaren voordat we kon
den terugkeren. Eerst moesten dijken
worden gedicht, land leeggepompt, hui
zen hersteld of herbouwd.
De Zeeuwse mentaliteit zal ook een rol
hebben gespeeld. Je toontje emoties niet
zo gauw. En dit is juist een museum dat
de menselijke aspecten van de ramp laat
zien, terwijl bijvoorbeeld Neeltje Jans
vooral ingaat op de techniek van de Del
tawerken. Met dit museum willen we
graag iets nalaten voor de slachtoffers,
opdat de mensen dit nooit vergeten."
In de bekendste stad van Schouwen-Dui
veland, Zierikzee, zijn ook nog plekken te
zien die met de ramp te maken hebben.
Zierikzee heeft een monumentale bin
nenstad, en is het alleen daarom al waard
er een dag'voor uit te trekken. Zierikzee
was al in de dertiende eeuw een belangrij
ke stad. Vissers en koopvaardijschepen
vertrokken naar Engeland en de Oostzee
om zout, haring en laken te verhandelen.
hoe de ramp kon gebeuren. Foto: Museum Watersnood 1953
Meteorologen zien dankzij moderne techniek noodweer tijdig aankomen
Meteorologen van nu kunnen een storm ais die van 1953 dankzij
nieuwe technieken wél ruim van te voren zien aankomen. Recent
onderzoek door het Europees weercentrum in het Engelse Reading
en het KNMI in De Bilt toont aan dat weercomputers voldoende
nauwkeurig zijn. Toch is terughoudendheid geboden.
Weerkundige Marjon de Hond: „Niemand zit te wachten op een
waarschuwing voor een storm die niet komt."
door Jeffrey Kutterink
De gegevens over het weer voor en
tijdens de ramp van 1953 zijn op
nieuw ingevoerd in moderne weer
computers. De uitkomsten van de
berekeningen laten zien dat dergelij
ke hevige stormen en hoge water
standen nu 48 uur van te voren zijn
te voorzien. Dat betekent dat weer
kundigen voortaan op tijd kunnen
waarschuwen voor dergelijke extre
me situaties. Daarmee is veel ge
wonnen.
De nacht van 31 januari op 1 februa
ri 1953 was voor meteorologen na
melijk frustrerend, zegt Harry Geurts
van het Koninklijk Nederlands Mete
orologisch Instituut (KNMI) in De
Bilt. De weerkundigen daar wisten al
op vrijdagavond hoe de storm zich
zou ontwikkelen. „Maar toen pas
echt bleek dat zich een ramp zou
voltrekken, konden ze niet op tijd
waarschuwen." Beperkte procedu
res en gebrekkige communicatie ver
hinderden dat. De radiozenders gin
gen 's nachts uit de lucht, en de
waarschuwing voor 'gevaarlijk hoog
water' bereikte niet iedereen.
Een ander probleem was de routine
afspraak dat een waarschuwing voor
hoogwater geldt voor de eerstvol
gende twee hoogwatersituaties. Pas
na het eerste hoogwater mocht de
volgende waarschuwing uit. Daarom
kon het KNMI volgens de regels in
een vroeg stadium nog niet waar
schuwen voor het nachtelijke hoog
water dat tot de ramp zou leiden.
De wijze waarop het KNMI in 1953
werkte is nu nauwelijks meer voor
stelbaar. Meteorologische gegevens
kwamen weliswaar - net als nu - op
verschillende manieren binnen,
maar het verschil zit hem vooral in
de nauwkeurigheid van de data en
de wijze van sturen en verwerken.
Weerschepen stuurden per telex de
situatie op zee door. Ze zonden niet
alleen de windrichting, maar ook ge
gevens over luchtvochtigheid, wind
snelheid, luchtdruk en watertempe
ratuur.
Een netwerk van ruim twintig waar
nemers. verspreid over weerstations
door het land, speelde per telex in
formatie door. Geurts: „Dat waren
mensen die inderdaad elk uur naar
buiten gingen en keken hoe het weer
was." Alle informatie werd omgezet
in een uniforme code die weerdien-
sten in een groot deel van de wereld
gebruikten. „Het versturen van die
codes ging net zo snel als met mo
derne computers, maar het verwer
ken ervan gaat nu veel sneller."
Weerkundigen van het KNMI moes
ten die codes vervolgens vertalen en
de data handmatig intekenen op een
weerkaart. „Door de gegevens van
de honderden meetpunten in te te
kenen, ontstond een kaart met lijnen
van gelijke luchtdruk. Waar de lijnen
dicht tegen elkaar aanliggen is er dus
veel verschil in luchtdruk. Dat voe
len wij als wind. Het intekenen van
die kaarten kostte uren, een heidens
karwei."
Op basis van die kaarten konden de
weerkundigen een weersverwach
ting voor de komende dag opstellen.
Die werd doorgebeld naar het PTT-
kantoor in Amsterdam, dat het per
telex verder uitstuurde naai- de afne
mers. Marjon de Hond: „Het pro
bleem voor meteorologen in die tijd
was dat de storm pas zichtbaar werd
als die zich al had ontwikkeld."
Inmiddels is het KNMI het monopo
lie op weerberichten kwijtgeraakt, en
houdt het instituut zich voorname
lijk bezig met levering van gegevens
en met onderzoek. Het KNMI richt
zich vooral op het geven van waar
schuwingen, een taak die wettelijk
aan het instituut in De Bilt is toebe
deeld.
„De rijksoverheid vond dat meer bu
reaus zich mochten uitspreken of de
windkracht de volgende dag twee of
vier Beaufort zal zijn", zegt Geurts.
„Daarom is het monopolie dat het
KNMI op het weer had in 1999 afge
schaft. Maar het rijk heeft ook be
paald dat in het geval van extremen
het KNMI dé instantie is die een
weeralarm mag laten uitgaan. Eén
stem is belangrijk,"
Actuele waarnemingen zijn afkom
stig van 56 operationele stations: 38
landstations, 11 windmeetpalen in
het kustgebied en 7 platforms op de
Noordzee. De waarnemingen bevat
ten gegevens van alle meetbare
weerelementen. Van sommige be
mande stations zijn ook visueel
waargenomen gegevens beschik
baar. Deze worden steeds meer ver
vangen door data, verkregen langs
automatische weg.
Met computers kunnen weerkundi
gen een weersverwachting maken
voor de komende tien dagen. „Het is
een weersverwachting, geen voor
spelling", onderstreept De Hond. „Ik
ben geen Jomanda. Ik heb geen gla
zen bol en kan dus niet het weer
voorspellen. Wel kan ik op basis van
beschikbare informatie een ver
wachting uitspreken over hoe het
weer zich waarschijnlijk ontwikkelt."
De Zeeuwse meteorologe, bekend
van het NOS-joumaal, publieke ra
diozenders en Radio Nederland We
reldomroep, krijgt dagelijks informa
tie van weerbureaus. Ze selecteert,
berekent en stelt bij. „Dagelijks re
kent de computer op basis van een
wiskundig model 52 scenario's uit.
Elk scenario geeft aan hoe het weer
zich zou kunnen gaan ontwikkelen."
De grootste gemene deler is bepa
lend voor de weersverwachting.
„Maar die kan dagelijks veranderen.
Daardoor is het zo moeilijk om een
aantal dagen vooraf exacte verwach
tingen te maken. Een verschil in
temperatuur van een tiende graad
kan uitmaken of het al dan niet gaat
ijzelen. Het enige wat je als weerpre-
sentator kimt doen, is aangeven dat
het waarschijnlijk glad gaat worden.
In welke vorm de neerslag valt - ijzel
of sneeuw - is soms tot op enkele
uren voor de bui nauwelijks aan te
geven."
Ondanks de moderne technieken,
weercomputers en satellieten, geldt
dat ook nog steeds bij het voorspel
len van hevige stormen. „Een storm
kan door tal van factoren van koers
veranderen, waardoor het moeilijk is
om dagen van te voren aan te geven
hoe zwaar het gaat stormen", zegt
De Hond. „Mensen waar-schuwen
voor een storm geeft niet alleen on
rust. Zo veel instanties en mensen
gaan dan aan het werk, dat het niet
verantwoord is om dat soort uitspra
ken te doen voordat je het zo zeker
als mogelijk weet."