'Als ik er aan denk, schiet ik weer vol' Vader zei: 'Daar gaat de dijk' Willem Nieuwenhuyze werd als matroos naar rampgebied gestuurd Zakken droppen om gaten te dichten Brief van tante Janny Willem Nieuwenhuyze en zijn maat in Bruinisse. Even later renden de mannen zich de benen uit het lijf toen duizenden ratten aan land kwamen. Foto: Privé-archief Willem Nieuwenhuyze ie kou, dat vergeet ik nooit meer. Het was zo koud, zo koud." Voor Hilversummer Willem Nieuwenhuyze komt februari 1953 weer helemaal terug. „Die zes of ze ven mensen die op die dijk stonden. En dat de motor van onze sloep uitviel toen we er een meter of vijftig vandaan waren. Pas drie kwartier later kreeg de stoker de motor weer aan de praat, en toen we bij de dijk kwamen, waren die mensen weg. Verdronken? Ik weet het niet. Wij waren de enigen die die nacht op het water wa ren. Als ik er aan denk, schiet ik weer vol." Nieuwenhuyze, matroos eerste klas en Zeeuw van geboorte, wilde na de eerste berichten over de ramp vanuit Den Hel der direct naar Zeeland, maar die eerste nacht heeft hij op Texel zandzakken staan vullen om de dijk daar te herstel len. De volgende dag ging het in kolonne over het water naar het rampgebied. De eerste twee dagen hebben Nieuwenhuy ze en zijn maten op Schouwen-Duive- land vooral mensen gered. Beelden die op zijn netvlies staan geëtst. Zoals van die vrouw, vastgebonden aan een telefoonpaal met haar kindje voor de borst. „Ze was dood, maar dat kleintje leefde nog. Je geeft dat kind dan over aan anderen die ervoor zorgen, en wat ervan gekomen is weet ik niet." Verkeerde boot Even valt de woordenstroom stil en gaat de blik op oneindig. Vijftig jaar na dato is de watersnoodramp weer bijna tastbaar aanwezig, drie-hoog in Hilversum. „We hebben mensen van daken gehaald. Ou de vrouwtjes die niet meer bij zich had den dan een bundeltje kleren en een bij bel. Vaak een bijbeltje. Sommigen tui melden van de daken in je sloep, zo koud waren ze. Ze wilden vaak helemaal niet weg. Een Amerikaanse officier schoot eens met zijn wapen over de hoofden van mensen heen. Nou, toen wilden ze wel van die daken komen. De volgende dag was die boerderij verdwenen. Er waren veel doden ook. We sliepen in rijnaken op stro. Er lagen er twee en mijn maat en ik stapten natuurlijk in de ver keerde. Ik zei: 'Joh, ze liggen hier al te slapen'. Maar die lui waren ijskoud. Alle maal doden. We moesten in de aak er naast zijn. Na die twee dagen ben ik in gedeeld bij de destructiegroep. Moest je dood vee ophalen. Soms trok je een schuurdeur open en dan kwam het lijk van een boer naar buiten drijven. Geluk kig gebeurde dat niet zo vaak. Maar al dat dode vee. Ik kon daar niet zo goed te gen. Paarden die gered waren, werden onder gebracht in open rijnaken. Op stro. On der die paarden brak paniek uit. Ik heb een paar Zeeuwse boerenjongens met knuppeltjes ertussen zien springen om die beesten te kalmeren, dat lukte ze nog ook. Wat een kerels. Ik herinner me hoe we op een dag in Bruinisse een stukje gingen lopen. We zagen een heel bruine massa aan komen drijven. Dat waren al lemaal ratten. Ik heb nog nooit zoveel ratten bij elkaar gezien. We schrokken verschrikkelijk toen die aan land kwa men en zetten het op een lopen." Relikwie „Jarenlang heb ik niet naar beelden van de ramp op tv kunnen kijken. Als er iets op tv kwam, ging ik koffie zetten. Niet dat ik er een trauma aan heb overgehouden, ik had gewoon al genoeg gezien. We hebben nog een tijd staan praten met prins Bemhard die met een helikopter naar Bruinisse was gevlogen. Hij zei toen: 'Als je later nog eens problemen hebt, moet je me maar bellen'. Inderdaad heb ik jaren later, toen ik uit dienst was en geen woning kon vinden, contact met hem opgenomen. Binnen een week had ik een huis. Zo'n man!" De brief van de secretaris van de prins heeft hij als een relikwie bewaard. Na tien dagen keerde Nieuwenhuyze weer terug naar Den Helder. Kleding werd ingeleverd ('We stonken verschrik kelijk, een uur in de wind') en diezelfde dag moest hij weer wacht lopen; nog he lemaal versuft van wat hij allemaal had meegemaakt. Drie weken heeft hij met een zware longontsteking op bed gele gen. Maar bij zijn superieuren kon er nog geen bedankje van af. En hoe trots hij ook is op zijn Koninklijke Marine - bij het jaarlijkse bevrijdingsdefilé in Wage- ningen draagt hij het marinevaandel - dat zit hem nog altijd vreselijk dwars. Willem Nieuwenhuyze was matroos eerste klas bij de Koninklijke Marine. Begin 1953 keerde hij - na een aantal jaren in de tropen te hebben gediend - terug naar Nederland. Kort daarna spoedde hij zich met zijn maten naar Zeeland. De eerste twee dagen redden zij diverse mensen van de verdrinkingsdood. Dat er bij terugkeer op de marinebasis in Den Helder nog geen bedankje van af kon, zit hem nog altijd dwars. door Joost Reijnders Stoffel van der Wekken (74) uit Nieuwerkerk verloor dertien fami lieleden, onder wie zijn ouders en broer. „Om elkaar te ontzien, werd er niet gevraagd: wie bin d'r bie jullie verdronken? Nee, er werd gevraagd: wie leeft er nog bie jul lie. Dat was verzachtend. Dan hoefde je al die namen niet te noemen. Zo leef je in een gemeen schap waarin iedereen elkaar kent en 24 uur later is er van iedere zes mensen één dood. Dat is niet voor te stellen. Wij konden dat ook niet, maar het kwam wel over ons heen. En of dat te verwerken viel? Er valt niks te verwerken. Ik vind dat trouwens een rotwoord. Je kunt er alleen mee leren leven." ZATERDAG 1 FEBRUARI 2003 Nico Bak uit Maartensdijk was sergeant-vlieger bij de Konink lijke Luchtmacht op lucht machtbasis Leeuwarden en ook hij werd met zijn Beechcraft in gezet in februari 1953. Hij schrijft: „Rijkswaterstaat had lege zandzakken gebracht die met spoed naar het rampgebied moesten. Even voor Vlissingen zagen we een groot gat in de dijk en vele mensen die daar aan het werk waren. Met grote nauwkeurigheid werden de zak ken met vlaggen vlak naast de gaten in de dijk gedropt. De mensen beneden waren en thousiast en zwaaiden met alles wat ze vinden konden. Woensdag 4 februari moesten we een rondvlucht maken bo ven het gebied met de territoria le bevelhebber van Zuid-Hol land, generaal Buurman van Vrede. Veel zin hadden we niet in die opdracht. Nadat we ruim twee uur hadden gevlogen, riep vliegbasis Gilze-Rijen alle Beechcrafts onmiddellijk terug voor hulpverlening. De generaal moest per auto via Nijmegen te rug naar Den Haag. Bij Krabbendijke was een dijk doorgebroken en er moesten met spoed zandzakken heen. We konden twaalf pakketten zandzakken in ons toestel krij gen en er pasten er precies twee in ons deurgat zodat het drop pen een peulenschilletje zou zijn. Bij Krabbendijke gooiden we in zes rondjes al onze zakken naar beneden. Vervolgens kle ding naar Schuddebeurs (ik weet nu nog niet waai' het ligt) en toen was het donker. Op 7 februari werd teruggevlo gen naar Leeuwarden. Ik had in /féb-.tf ff. Arry Kaan uit Vlissingen was 5 toen hij de droppings vanuit de Beechcraft zag. Van zijn in drukken maakte hij een tekening. die 5 dagen ruim 25 uur boven het rampgebied gevlogen. Later kregen we als presentje van de regering een pakje sigaretten per dag en een gul den. De gulden werd echter ver plicht in het rampenfonds gestort." Annie Pairoux uit Blaricum heeft een brief van haar tante, geschreven vanuit Zierikzee op 2 februari 1953. Tante Jan ny en haar man Henk, een kapitein op een veerboot, moesten hun huis aan de Nieuwe Haven in Zierikzee verlaten en trokken in het huis van de grootouders van Annie. Opa en oma - oma was op 1 februari 74 geworden - gingen naar de ouders van Annie in Goes op Zuid-Beve land. Levendig staat Annie - toen 12 jaar oud - nog voor ogen hoe opa en oma huilend op de stoep stonden, een rieten koffertje in de hand. Lieve allemaal lk ga maar eens een briefje schrijven, ik weet niet of jullie het ontvangen kunnen. Henk moet morgen varen naar Bergen op Zoom, die zaldaar debrief posten. We zijn zaterdagnach t naar de zolder moe ten vluchten; het water stroomde van achteren naar binnen. Wat beneden was hebben we niks van over.Er zijn veel huizen ingestort op de Nieuwe Haven. Er zijn in de Lange St. Jansstraat 10 men- schen verdronken. 23 in het Gouweveer en jujfrB op de Nieuwe Haven. Het zie kenhuis ligt vol met zieken en gewonden. We zijn nu niet meer thuis, we zitten bij Opa en Opoe. Die zitten nog droog. Wa ter hebben we niet, licht niet, gas niet. De menschen zitten overal op de daken. Ploon van J. K. haar oudste zuster zat ook op het dak en toen is het dak inge stort en zijn ze ook verdronken. Teeuw K. en zijn vrouwzijn ook met2 kinderen verdronken en er zijn nu nog 7 kinderen over, die zijn in het weeshuis. Er zitten 70 Bij veel lezers van deze krant staat de watersnoodramp nog in het geheugen gegrift. Dat blijkt wel uit het aantal reacties dat binnenkwam op de oproep om herinneringen aan februari 1953 op papier te zetten. menschen in het weeshuis. Henk zat bij Ina, die kon niet meer naar huis komen. Het water stond tot aan het plafond, vanmiddag zijn ze met een roeiboot uit het huis gehaald, ze zaten allemaal bo ven. Ze wonen bij menschen op de Oude Haven nu in. De huizen die nog droog zijn, zitten vol menschen die geen huis meer hebben. Vanmiddag is er een heli- coptère geland op het Sas met medicijnen en verband. Die komen menschen van de daken ha len. Henk is vanmiddag een beetje uit het huis wezen gooien met Opa. Het is alles olie en modder. Ik weet niks meer hoor of ik weet veel te veel, maar ik kan niet meer schrijven. Je raakt zoo op, je durft niet te slapen. De groeten van ons allen en dat we el kaar spoedig mogen zien. Anneke Haverkamp uit Bussum was 14 jaar oud in februari 1953. Oudste doch ter van de hoofdonderwijzer in Stellen dam, op Goeree. Anneke had drie jon gere broertjes en haar moeder was hoogzwanger. Die nacht werd ze door haai' vader wakker gemaakt. „We moe ten ons aankleden, het is hoog water en het stormt. En de klokken luiden. Er stond al wat water in de Voorstraat. Va der zei dat we de kelder moesten leeg halen. Ik heb toen de aardappelen naar de keuken gehaald. We hebben de jas sen van de kapstok gehaald en zijn naar boven gegaan, het water stond al tot de eerste traptrede. Boven zaten we op de slaapkamer van vader en moeder. In eens hoorden we een enorme klap. Va der zei: 'Daar gaat de dijk'. Een muur van water stroomde Stellen dam in. De voordeur klapte open. Het water kwam tot de bovenste trede. We dachten echt dat we dood zouden gaan. We namen al afscheid van elkaar. De volgende morgen zijn we met een boot je weggehaald en naar de dijk gebracht. Moeder zei: 'Ik heb de hele nacht het kindje voelen bewegen, maar ik voel het niet meer.' Omdat zij hoogzwanger was, mochten we als eersten weg. Met een vissersboot naar Hellevoetsluis. Dat had de huisarts geregeld. Maar het stormde en het schommelde en we werden hart stikke misselijk en zeeziek. Onze boot liep vast. We moesten uren wachten tot hoogwater. Mijn moeder is later naar de dokter gegaan en daar bleek dat het kindje dood was. Het was een meisje, dat wilde ze graag. Ze heeft daar altijd veel verdriet van gehad." SaamihiSB'og&seidl De Hilversumse Hennie Zandee-Visser was 11 jaar in 1953. „We woonden in Zierikzee, aan de buitenkant van het stadje in de polder. Ik sliep met mijn zusje aan de achterkant van het huis. We werden om een uur of twee 's nachts wakker van de sirenes. Mijn ou ders sliepen aan de voorkant en die hoorden niks. We hebben ze wakker moeten maken. Er werd op de deur ge bonkt: 'Jullie moeten weg, de polder loopt vol.' We zijn toen met z'n vijven weggerend, met het water op de hielen. We hebben echt moeten hollen. We kregen van drie kanten het water. Het was natuurlijk erg, maar er was ook een grote saamhorigheid. Als kinderen had den we ook wel plezier. Maar er zijn veel mensen verdronken. Verschillende kinderen van de school. En de boerin waar we altijd eieren gingen halen. Die is met haar zoon verdronken toen ze met de tractor probeerden weg te ko men. Weer terug in Zeeland, een halfjaar la ter, was alle huisraad verdwenen, ook onze kinderspullen. We hebben nog een jaar op dè eerste verdieping ge woond, omdat alles moest drogen. We kregen ook nieuwe spullen: een tafel en vijf stoelen, allemaal een deken en een fiets en een schadeloosstelling uit het rampenfonds. We zijn wel in ons huis blijven wonen, het was een heerlijk huis. Voor mijn moeder was de waters nood de tweede overstroming die ze meemaakte. Ook in 1944, toen de Duit sers de dijken hadden doorgestoken." Traumatisch Mevrouw W. Post (62) uit Hilversum woonde in 's-Gravendeel in de Hoekse Waard, onder de rook van Dordrecht. „We moesten die nacht het huis uit om dat het water zou komen. Er was angst dat de rivierdijk het zou begeven. Maar het water kwam van de andere kant. De Kildijk dreigde het te begeven en men sen waren naar de hoger gelegen bin nendijk gegaan. In een huis op die dijk zaten twintig mensen. De dijk brak door en dat hele huis is weggespoeld. De meeste doden zijn daar gevallen. Mijn oom, die bij ons in huis woonde, heeft gezien hoe twee meisjes die hij kende van de tumclub uit een boom vielen waar ze in geklommen waren. Onder koeld. Ze konden er niet bijkomen. Die zijn ook verdronken. Dat is heel trau matisch." Obstakels De jonge tandarts LI. Schipper vond het na de ramp 'belangrijker om mensen te redden dan kiezen', en trok met een groep Loosdrechters naar het rampge bied. Vanuit Dintelsas staken ze in sloe pen over naar Ooltgensplaat op Goeree- Overflakkee. „Er was geen weg meer te zien natuurlijk, en je moest nog aardig oppassen met die houten bootjes met al die obstakels onder water. Je moest mensen met een ladder uit hun huizen halen. Ga er maar aan staan: Iemand op een brancard met een ladder uit een huis halen naar een dobberende roei boot. We waren met een man of acht, negen uit Loosdrecht. We voeren de stallen in om koeien en paarden los te snijden en naai' droog gebied te jagen. Meestal bond je ze dan met een touw achter je bootje. In Nieuwe Tonge ble ken de Amerikanen alle mensen al ge- evacueerd te hebben. We hebben daar de nacht doorgebracht in een huis dat stond te zwiepen in de wind. Donder dagavond zat het werk er voor ons op." Schande Hanny May uit Hilversum woonde in Rhoon, op de Zuidhollandse eilanden, onder de rook van Rotterdam. „De dij ken aan de Oude Maas waren al over stroomd of doorgebroken en een aantal polders was al ondergelopen. Alleen de zomerdijk beschermde het dorp nog te gen het water. We hebben toen met z'n allen zandzakken lopen sjouwen om de dijk op te hogen, 's Avonds zaten we met zijn allen bij elkaar. Ik weet nog hoe sommige mensen er schande van spra ken dat ik, een meisje van zeventien, op zondag had meegeholpen met het sjou wen van zandzakken. Och, zo waren die tijden toen, streng gereformeerd, streng katholiek." Noodwoning Ineke van Ek-Kole uit Loosdrecht was 8 in februari 1953 en woonde in Zierikzee. Ze herinnert zich hoe zij met haar ou ders, zusje en twee broers op de zolder van hun huisje zat en het water zag stij gen. „Je zag aan de overkant van de straat de deuren eruit klappen. Het stond twee meter hoog in huis." De fa milie Kole, vader was steenhouwer, werd geëvacueerd en kwam uiteindelijk in Loosdrecht terecht. In een noodwo ning aan de Raweg. De vader van Ineke wilde in Midden-Nederland blijven bij familie omdat daar meer kans was op werk voor de kinderen. Na een halfjaar overleed de vader. Het gezin is nooit meer vertrokken uit Loosdrecht." Op de wagen M. S. van de Velde uit Hilversum maak te als kind met haar gezin de ramp mee. „Ik was bijna 9 jaar. Het water kwam. Angstaanjagend - de kelder liep vol. Fa milie kwam (ons huis zou het wel red den, dat was in 1944 ook gebeurd toen de Duitsers de dijken doorstaken) en zo waren we met veertien personen. We zaten op de bovenverdieping, het water stond ter hoogte van 't lichtknopje. Mijn moeder had melkbussen met water en melk boven. Er was één raam(pje) en om beurten keken we hoe hoog het wa ter stond en of het ging zakken. Mijn va der zorgde voor de koeien op stal, sneed ze los, zodat ze op de strobalen konden staan - de kalfjes werden ook hoger ge zet. Het paard bracht ons een dag later naar het droge en hoger gelegen Renesse. We stonden hand-in-hand op de wagen en mijn vader en oom liepen naast het paard naar het veilige Renesse, wat we na vier uren bereikten. Het water was al gezakt, zeker een meter. Via de licht masten en polsstokken loodsten ze zo de karavaan, er liepen ook dieren mee. Onderweg ook afgrijselijke beelden, huizen kapot of dode dieren. En wat er niet in struiken of bomen hing! Aangekomen op 't droge kregen mijn ouders en een kind onderdak in een schuur/tuinhuisje. De drie andere kin deren, onder wie ik, werden bij een oom en tante ondergebracht. Zo was je als gezin ook niet bij elkaar en dat ge beurde in veel families. Eén jaar later konden we terug in een herstelde boer derij - maar nog altijd waren de zout- waterlijnen in de muren zichtbaar. Het eiland is herverkaveld en het Deltaplan is uitgevoerd. Dat maakt, dat van het 'oude' land niets meer te zien is." Er is sprake van vóór de ramp en na de ramp - dat hoor je nog altijd in Zeeland. i

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 5