'Ik hoefde alleen de microfoon open te houden' 1953 Vier naoorlogse rampen vergeleken VARA-radioverslaggever Jan de Troye berichtte als eerste uit rampgebied Ook doden in België en Engeland ZATERDAG 1 FEBRUARI Zondagochtend i februari om 04.22 uur rinkelt in redactielokalen het belletje van de ANP-telex. Het persbureau stuurt het eerste alarmbericht over watersnood het land in. Noodtoestand in Zwijndrecht staat boven de tekst. Radioverslaggever Jan de Troye van de VARA is dan al op pad in het rampgebied. Enkele uren later gaat de allereerste reportage over de watersnoodramp via Hilversum 1 de lucht in. Jan de Troye (82) reconstrueert zijn eerste dagen tijdens de ramp. Daar hebben we onze allereerste reportage van de wateroverlast gemaakt. In die tijd kon je nog niet rechtstreeks vanuit de reportage wagen uitzenden. Je moest eerst een punt zoeken waar je twee telefoonlijnen had. We zijn naar de studio in Den Haag gereden en zondagmiddag rechtstreeks de zender op ge gaan. Het was een verslag van de redding van mensen en ik heb de burgemeester van Dordrecht voor de microfoon gehad. Er wa ren daar toen nog geen dodelijke slachtof fers gevallen. Vanuit Den Haag zijn we die middag op nieuw richting Goes vertrokken. Ik herinner me nog dat op de radio in het Sportjournaal van de AVRO zonder nadere toelichting ge meld werd dat de voetbalwedstrijd van Goes die middag was afgelast. Nog steeds wist niemand in Hilversum wat er echt aan de knikker was. Alle telefoonverbindingen in het rampgebied waren uitgevallen. Maar als het in Dordrecht al zo erg was, moest het in Zeeland nog veel erger zijn." door Susanne van Velzen Het was een combinatie van toeval en journalistieke intuïtie dat ik als eerste radiojournalist in het ramp gebied was. Tijdens zo'n kolossale storm als op die zaterdag waren we gewend om in de gaten te houden of er bijvoorbeeld ergens een schip gestrand was. Je hield contact met het ANP ofje ging even langs bij de radio - nieuwsdienst, op het Melkpad in Hilversum. Er stond die dag helemaal niets bijzonders op de telex. Toch was ik onrustig, 's Avonds om elf uur kreeg ik een telefoontje van colle ga Rutger Schouten van de muziekafdeling. Die zou de volgende dag een lezing houden in Goes maar was afgebeld omdat er zo'n wateroverlast was. Ik vond het erg merk waardig dat daar een overstroming was. Ik heb meteen de technische dienst gebeld voor een reportagewagen. 'Dat kan niet want onze technicus Piket Wezerik heeft een vrije dag', kreeg ik te horen van de dienstdoende chef. 'Nou dan bel ik De Bilt wel even op of ze de storm een dag uitstellen', was mijn re actie. Paniek Technicus Piket Wezerik was bereid om op zijn vrije dag te komen en chauffeur Jan Rit- ter ook. Op de telex stond nog steeds niets alarmerends, ,,'s Nacht gingen we op weg naar Zuid-Beveland, richting Goes. Niemand wist toen dat alles al overstroomd was. Goes hebben we nooit gehaald want onderweg bij Dordrecht was het al een en al paniek wat we zagen. Grote vrachtwagens met zandzak ken. We zijn toen in de vroege zondagoch tend Dordrecht binnengereden. De stad stond al half onder water. De inwoners wer den met kano's en bootjes uit hun huizen gehaald. Schijnwerper „We naderden Zuid-Beveland toen het al flink donker was. Bij Rilland-Bath konden we niet verder. Daar begon de zee. De pol der was een grote vlakte water met af en toe een dak in verte. De weg van Kruiningen naar Goes was er gewoon niet meer. Op dat moment wisten we hoe laat het was. Rechts op de dijk zagen we wat lichtjes bran den en daar zijn we met de reportagewagen naartoe gereden. Amateurvissers met boot jes uit Bergen op Zoom waren mensen aan het redden. Die waren de hele middag al be zig om mensen uit ondergelopen boerderij en en huizen te halen. Onze chauffeur Jan Ritter heeft de schijnwerper van de reporta gewagen op het punt gezet waar de mensen aan wal konden komen. Daar is hij later nog erg voor geprezen. Die avond en nacht hebben we daar een ra dioreportage gemaakt. Daaruit bleek voor het eerst hoe erg het was, wat een catastrofe zich aan het voltrekken was. Want die men sen kwamen op de dijk in Rilland-Bath niet alleen aan land met verhalen hoe ze gered waren. Ze vertelden ook voor de microfoon dat ze gezien hadden hoe andere mensen verdronken. Ik hoefde alleen maar de micro foon open te houden. De mensen die gered waren kwamen er vanzelf op af. Ze zagen mijn microfoon als een verbindingsmiddel met hun familie. Dat waren emotionele mo menten. De reportage is maandagochtend pas de lucht in gegaan omdat er in die tijd 's nachts nog geen uitzendingen waren. Het was ons inmiddels ook duidelijk dat we nergens meer bij konden komen. Niet bij Goes, niet bij Walcheren. Alleen vanuit de lucht zouden we nog kunnen vertellen wat er aan de hand was. Een bakker in Rilland- Bath had een telefoon die het nog deed en via hem heb ik de KLM gebeld en een vlieg tuig besteld. Ik wist dat het een vermogen zou kosten maar dat risico heb ik genomen. We hebben de kosten uiteindelijk kunnen delen met kranten die ook meevlogen. De KLM zou voor een gezagvoerder zorgen die Jan de Troye: „Het klinkt nu misschien heel merkwaardig maar wij vroegen ons als journalis ten niet af hoe zo'n ramp had kunnen gebeuren. Kritische vragen werden door ons niet ge steld." Foto: Ton Kastermans Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden goed kende. Dat was de heer Aarts." Vliegtuig „Van Rilland-Bath zijn we halsoverkop naar Schiphol vertrokken. De reportagewagen is daarna terug naar Hilversum gereden en ik ben met mijn opname-apparatuur in het vliegtuig gestapt om de grote reportage van uit de lucht te maken. Ik kon een heel pre cieze beschrijving geven omdat de vlieger in derdaad ieder kerktorentje kende. Vanuit de lucht zag je hoe ongelofelijk groot de kracht van het waterwas. Daar was geen redden aan. Ik zag afschuwelijke dingen. Mensen in bomen en mensen op eilandjes die over spoeld dreigden te worden. Maandagmiddag twaalf uur landde ik weer op Schiphol. De reportage moest ik in Hil versum eerst nog zelf monteren. Daama ben ik in bed gevallen. Vanaf zaterdag had ik niet meer geslapen. Ik ben al die tijd met een pil letje op de been gebleven. De eerste veertien dagen na de ramp heb ik continu in het gebied gewerkt. De omroepen waren inmiddels samen gaan werken op de radio. We waren in het rampgebied met ra dioverslaggevers van de VARA, KRO, NCRV, AVRO en VPRO. Mijn collega Arie Kleywegt en Siebe van der Zee van de AVRO zaten dat weekeinde bij het Europees Kampioenschap schaatsen in Oslo. Die zijn zondagavond overhaast teruggekomen. Aanvankelijk wilde de AVRO niet meedoen. Die vond dat ze als nationale omroep alles zelf moest doen. Na een dag is de AVRO toch door de knieën ge gaan en gewoon mee gaan draaien. Het contact met Hilversum was lastig. De re portagewagens konden het gebied niet in en je moest altijd op zoek naar een plek waar de telefoon het nog deed. Dat was een handi cap en kostte veel tijd. Toch was radio toen al een veel sneller medium dan televisie. De gefilmde beelden moesten eerst nog ontwik keld worden. Televisie speelde eigenlijk nau welijks een rol. Ik realiseerde me die eerste dagen heel goed dat ik de enige was die verslag deed vanuit het gebied. Ik hoorde zondag de KRO nog op de radio een beroep doen op hun verslagge ver om zich met spoed te melden omdat ze hem telefonisch niet te pakken konden krij gen. Na die twee weken in Zeeland ben ik eigen lijk weer heel makkelijk overgegaan tot de orde van de dag. Het is weliswaar de ergste ramp geweest die ik als journalist meege maakt heb, maar je moet als je in dit vak zit bestand zijn tegen gebeurtenissen waarbij mensen overlijden. De mensen die uit dat gebied kwamen en die met eigen ogen zagen hoe een buurvrouw of buurman verdronk hadden eerder geestelijke hulp nodig dan wij die de verhalen over de verdrinkingen alleen maar gehoord hadden." Voorzichtig „Lijken werden in die tijd niet getoond. Niet in beeld en niet in kranten. Dode koeien kon wel, maar dode mensen niet. In mijn radio verslagen kon ik er niet omheen want men sen vertelden hoe ze anderen zagen verdrin ken. Ik was er wel voorzichtig mee. In mijn commentaar zei ik dat ik hoopte dat er niet nog veel meer mensen verdronken bleken. Maar ja, je kon wel uitrekenen dat dat wel zo zou zijn. Op maandagmorgen wist alleen nog niemand hoeveel doden er waren. Ik kom nog regelmatig in Zeeland. Ik heb er familie wonen. De ramp speelt dan altijd door mijn hoofd. Ik denk dan ook vaak aan de periode na de watersnood. In november 1953 heb ik 's nachts een reportage gemaakt van de laatste dijksluiting met drie caissons. Het is ongelofelijk zo snel als alle dijken toch weer dicht waren. Je kon je die eerste dagen van de ramp niet voorstellen dat binnen een jaar het gebied weer droog was. Het klinkt nu misschien heel merkwaardig maar wij vroegen ons als journalisten niet af hoe zo'n ramp had kunnen gebeuren. Kriti sche vragen werden door ons niet gesteld. Wij waren met zijn allen bezig de ellende van de Tweede Wereldoorlog te verwerken. Alle energie werd gestoken in de wederop bouw van het land. Je vond het normaal dat na de oorlog niet alles meteen hersteld was. Niemand hield zich bezig met wat er alle maal niet goed zat in het land. De ramp was puur een ramp. Na vijftig jaar betekent de ramp voor mij nog steeds die mensen die ik in RUland-Bath met hun verschrikkelijke ver halen aan land zag komen." De treinramp bij Harmeien in 1962: 91 doden. Foto: Archief ANP De brand in het Amsterdamse hotel Polen in 1972: 33 doden. De cafébrand in Volendam: 14 doden. Foto: Archief ANP Foto: Archief ANP 'Vroeger maakten we rampen kleiner, nu is dat net andersom' Niet praten, maar doen. Dat is de sfeer in 1953, kort na de rampzalige nacht van 31 januari op 1 februari. Hoe anders rea geert Nederland in 2000 op de ontploffing van een vuurwerk opslagplaats in Enschede en in 2001 op de cafébrand in Volen dam. Het aantal slachtoffers is kleiner, de aandacht is des te groter en de reacties zijn des te feller. Maar ook op de waters noodramp wordt nu heftig gereageerd. Emoties mogen. door Harmen van der Werf De Rotterdamse studente maat schappijgeschiedenis Tessa van Beek heeft vier rampzalige ge beurtenissen van na 1945 vergele ken. Ze onderzocht voor haar af studeren de beleving van: de ramp van 1953, het grote treinon geval bij Harmeien (Zuid-Hol land) in 1962; de brand in het Amsterdamse hotel Polen in 1977; en tot slot: de cafébrand in Volen dam. Wat betreft aantal slachtoffers is het een aflopende reeks. De wa tersnoodramp kostte 1836 men sen het leven, bij Harmeien vielen 91 doden, in hotel Polen 33 en in Volendam veertien. „Tegelijker tijd zie je de aandacht enorm stij gen", signaleert Van Beek. „De emotionele reacties nemen toe. Dat is een opmerkelijke tegenge stelde beweging, die veel zegt over de ontwikkeling van de Ne derlandse samenleving." Neem de rol van het christelijke geloof. Henri Beunders, hoogle raar cultuur- en mediageschiede nis en begeleider van Van Beek, citeert ter illustratie Algera, in 1953 minister van verkeer en wa terstaat. „Wie kan keren de hand des Heren", zei hij over de ramp. Beunders: „Hij legt alles in de hand van God. Dat was gangbaar in die tijd. De mens is nietig en God bestiert het ondermaanse. Zo was het en niet alleen in Ne derland. Je ziet dat ook in 1923 na een grote aardbeving in Japan. En laatst nog in Venlo, nadat een Marokkaanse jongen iemand op straat had doodgetrapt. Zijn ou ders zeiden dat God het dan zo gewild had. In het Nederland van nu bracht die uitspraak een schok teweeg. Want God staat niet meer centraal, de mens is centraal ko men te staan. Die is zelf verant woordelijk voor zijn daden." Overheid Dat is één kant van de medaille, een andere is dat Nederlanders veel meer van de overheid, van politici, verwachten. „De burgers zijn mondiger geworden en meer op zichzelf gericht", zegt Van Beek, „maar daartegenover staat dat mensen grotere verwachtin gen hebben van de overheid. Die moet ervoor zorgen dat dingen goed of beter worden geregeld. En door de toegenomen welvaart is de gevoeligheid voor tegensla gen toegenomen. In 1953 lag alle ellende van de Tweede Wereld oorlog nog vers in het geheugen. Mensen wisten heel goed dat het leven keihard kon zijn." Opvallend is ook dat er vijftig jaar geleden nauwelijks aandacht be stond voor het individuele leed. Dat was ook nog zo bij de trein ramp bij Harmeien in 1962. Voor zover Van Beek heeft kunnen na gaan, komt alleen De Telegraaf in 1953 af en toe met berichtjes over wat slachtoffers in het rampge bied hadden meegemaakt. Televi sie is er nog niet, alleen kranten en radio. Beunders: „En dat schept een grotere afstand. De mens is van nature visueel inge steld. Kijk maar naar de live-beel den van de terroristische aansla gen op het World Trade Center in New York. Nederland was aan de buis gekluisterd. Je beleefde die aanslagen als het ware zelf mee. De commercialisering van televi sie, de opkomst van commerciële zenders, heeft die belangstelling voor emoties nog eens aanzienlijk versterkt. Emoties verkopen. Vroeger bestond de neiging ram pen kleiner te maken, nu is het net andersom." Vijftig jaar later lijkt de waters nood niet aan die ontwikkeling te kunnen ontsnappen. Het herden kingsprogramma is omvangrijker dan ooit. Voor het aantal jubile umboeken geldt hetzelfde. Beun ders vindt dat volkomen begrijpe lijk. „In 1953 ontbrak de moge lijkheid om lang bij die rampzali ge gebeurtenis stil te staan. Ne derland moest door. De mensen moesten door. De wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog was volop gaande. Er was geen tijd te verliezen. Zo is de ramp bij veel nabestaanden in de loop der jaren bijna uit het geheugen ver dwenen, maar zij hebben die ge beurtenissen nooit helemaal ver werkt. Nu die mensen ouder zijn geworden, komen de beelden van vroeger terug. En wie op leeftijd komt, heeft eerder de neiging achteruit dan vooruit dan te kij ken." Fon van Lunenburg uit Bussum studeerde electrotechniek aan de HTS in Haarlem en was als fana tiek zandmateur een van de op richters van het 'Radio Amateur Noodnet'. Op een avond stond een politieauto voor de deur te wachten. „Daarin twee mede amateurs. Oa vlug uw spullen pakken. Er is een ramp in Zee land en jullie moeten daar naar toe om verbindingen te maken. Met blauwe knipperlichten en si rene werden we naar Hellevoet- sluis gebracht. Daar werd ons een oude tramwagen aangewe zen om ons station in op te zet ten. Van daaruit zijn we begon nen verbindingen te maken. Ook werden we nog overgeplaatst naar een van de eilanden. Nood oproepen uit het gebied werden door ons doorgegeven naar een centrale post in Den Haag. Zo zijn we een aantal dagen (vrij wel) dag en nacht bezig geweest. Ook konden we voor sommigen uit het rampgebied familie be richten doorgeven naar mensen in heel Nederland." door Paul de Schipper Niet alleen Nederland krijgt in 1953 een stormvloed te verwerken. Ook België, Engeland en Duitsland liggen in de rampzone. Engeland telt 300 doden, België 22 en in Noord-Duitsland verdwijnen grote stukken land onder water. Opvallend: zes uur voordat in argeloos sla pend Nederland de eerste dijken breken, rijden in Engeland al politie wagens rond om de bevolking voor een dreigende ramp te waarschu wen. Het weerstation van Dunstable geeft voor de Engelse oostkust een standaardstormwaarschuwing. Op de Ierse Zee slaat zaterdagmiddag 31 januari de Princess Victoria om, een veerboot van British Rail. Er verdrinken 132 mensen. Het is slechts het begin van het drama. In Great Yarmouth, een vissersplaats aan de Oost-Engelse kust, doet iedereen die avond wat hij gewoon is te doen. Naar de pub, bioscoop of danszaal. Het is pas om tien uur hoogwater, maar om acht uur zien een paar oplettende vissers al dat het water in de haven abnormaal hoog staat. Een half uur later rijdt een politieauto met luidspreker door de laaggelegen wijken om de bevolking te waarschuwen voor mogelijke overstromingen. Veel bewoners verzamelen zich bij de hoog gelegen Haven Bridge om vandaar het spektakel van de aanstormende zee te bekijken. Een ver slaggever van de lokale krant beschrijft wat er dan gebeurt: „Ik zag de aanval van de zee komen. Er kwam een verschrikkelijke hoeveelheid water aanrollen, als de boeggolf van een reusachtig schip. Die over spoelde de brug en de Holland Pier aan de zuidkant van de haven. De uitkijk van de kustwacht op de kop van de pier werd op dat moment gegijzeld door de zee. Hij kon niet meer terug. Het was een aanval van drie kanten. In de bioscopen verschenen waarschuwingen op het scherm en de mensen repten zich naar huis. Over de zeeweringen spoelde het water de lage wijken binnen. Kort daarop viel de elektrici teit uit. Het water borrelde sluipend op uit riolen, toiletten en wasta fels, maar binnen enkele minuten stond het anderhalve meter hoog. De rivier brak uit zijn dijken en overspoelde ons van de achterkant. Omdat verderop een dijk brak, kwam het water ook met miljoen liters tegelijk door de moerassen aan de westkant. We waren omringd door water en binnen een half uur waren alle verbindingen verbroken." De Engelse oostkust krijgt de eerste klap. Daar stijgt het water die nacht tot twee meter boven het normale hoogwaterpeil. Ruim 25.000 huizen gaan er onder water, 40.000 mensen worden geëvacueerd. De meeste dodelijke slachtoffers vallen in de houten weekendhuisjes langs de kust. In Nederland moet de ramp dan nog beginnen. Net als in Engeland overstromen in België vooral de kustplaatsen. In de laag gelegen delen van het overstroomde Oostende verdrinken tien inwoners. Stroomopwaarts de Westerschelde zorgt het opstuwingsef- fect voor drie dijkbreuken op de samenvloeiing van Rupel en Schelde bij Zwijndrecht op de plek die bekend staat als Pijp Toebak en bij Zandvliet. In België zijn er het komende weekeinde nauwelijks activiteiten die herinneren aan 1953. Anno 2003 herdenken de Engelsen de waters nood wel, op htm eigen manier. In Sutton-on-Sea bijvoorbeeld, drie dagen lang, in een hotel. Het is een al lang tevoren volgeboekt week end-airangement voor overlevenden. Een reünie eigenlijk, voor 250 man, met op zaterdagavond een buffet met borrel en op zondagoch tend een herdenkingsdienst in de nabijgelegen kerk. Bronnen: 'The Floods 1953', Colin Tooke, 2002. 'The Independent', 1993

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3