Steven Kofi en zijn witte vriend
Disco op de River Kwai
Stichting Helping Hands en World Vision
Zaterdag Cl 1
ZATERDAG 1 FEBRUARI 2003 HAAGSCHE COURANT HL
Een ieder die het Afrikaanse
platteland bezoekt, is geschokt door
de armoede. Meestal blijft het bij een
gevoel van machteloosheid. Maar er
zijn uitzonderingen. Voor Fred en
Christine van Eijk begon het met de
financiële adoptie van de Ghanese
Steven Kofi. Sindsdien heeft hun
stichting Helping Hands heel veel voor
Stevens dorp gedaan.
door
Dirk Mellema
Steven Kofi kan liet zich nog goed herinneren.
Volgens zijn moeder was hij ongeveer negen
jaar en zat hij nog in de kleuterklas, iets dat op
het Afrikaanse platteland overigens niet onge
woon is op die leeftijd.
Op een dag stapte er zomaar onverwacht een
witte man de klas van Steven binnen. Een uni
cum want witte mensen bezoeken nooit een ge
hucht als Osuwem.
"Hij kijkt eens rond en ziet me zitten. 'Ik wil
graag je vriend zijn, wil jij ook mijn vriend
zijn?' Nou, dat wilde ik wel", zegt Steven. Een
witte man uit een rijk land, die wil iedereen
wel als vriend. Daar word je nooit slechter van.
"Waarom hij toen mij uitkoos, weet ik niet.
Misschien gewoon omdat hij mij aardig
vond", denkt Steven nu. Hij zit inmiddels in
de vierde klas van de lagere school.
Die 'witte man' was Hagenaar Fred van Eijk.
Hij is verbaasd als hij hoort hoe Steven het mo
ment beleefde dat hij hem kwam opzoeken.
"Ik had hem al ruim een jaar financieel gespon
sord en heb ook tekeningen van hem gehad.
Hij zou moeten hebben geweten wie ik was. Ik
denk dat hij overrompeld was door mijn
komst. Of dat de tolk die er toen bij was niet he
lemaal goed vertaalde. Je gaat toch niet lukraak
een school binnen om een kindje uit te zoe
ken!"
Storm
Terug naar die eerste ontmoeting. Een vriend
neem je mee naar huis, dus wilde Steven Fred
van Eijk graag mee nemen naar zijn ouders. Er
was echter een probleempje: zijn ouders heb
ben geen huis meer. Een storm heeft hun le
men onderkomen een tijdje daarvoor wegge
vaagd. Er staat alleen nog maar een muur over
eind.
Als ze op het erf aankomen, is Fred van Eijk ge
schokt dat Steven met zijn ouders en vier
broers en zusjes in de open lucht onder een
boom wonen.
"Hij liet een echt stenen huis voor ons bou
wen. Dat deed hij door de internationale kin
derhulporganisatie World Vision in te schake
len. Hij stuurde geld naar hen en zij zorgden er
voor dat het huis werd gebouwd", vertelt Ste
ven.
Maar de 'adoptie' van Steven heeft niet alleen
het leven van de jongen en het gezin Kofi beïn
vloed, maar zelfs dat van zijn klasgenoten.
Voorheen liepen de kinderen 's ochtends op
blote voeten van huis naar school, met een
stoeltje boven hun hoofd. Sommigen waren
een paar uur onderweg. En 's middags moesten
ze weer met het stoeltje terug, anders konden
ze thuis niet zitten. Van Eijk liet werklieden uit
de buurt schoolbanken timmeren. Steven:
"Vanaf die dag hoefden wij geen stoelen en ta
feltjes meer mee te nemen naar school."
Fred van Eijk stuurt kleding, pennen en schrif
ten naar Steven en schrijft regelmatig een
brief. Het bouwen van het huis duurt vier jaar.
Telkens komt er van de door Van Eijk, zijn
vrouw en vrienden opgerichte stichting Hel
ping Hands geld binnen bij World Vision (zie
kader) en wordt er weer een stukje bijgebouwd.
Het gezin Kofi woont er nu twee jaar, Het is
een echt Afrikaans huis geworden met een dak
van golfplaat, ramen van muskietengaas en
een klein balkon. Er zijn vijf slaapkamers en
een woonkamer. Binnen is het vrij donker.
De familie heeft besloten om de als keuken be
doelde ruimte als een slaapkamer in te richten,
want koken doe je buiten op een vuurtje op
De klas van Steven juicht en zwaait als er een foto moet worden gemaakt. Steven zelf is tussen zijn dringende en duwende klasgenoten niet meer terug te vinden, foto Dirk Mellema
het erf. Daar leef je, daar eet je, daar praat je en
daar luier je. Niet in het huis, dat dient slechts
slaap- en schuilplaats tegen de regen.
Het leven van de familie Kofi is door hel huis
natuurlijk een stuk aangenamer geworden,
maar de levenswijze is niet zo veel veranderd.
"We halen dagelijks met emmers water uit een
sloot een paar kilometer verderop, er is geen
gas, dus koken we op het erf en er is geen elek
triciteit, dus leven we meestal buiten", vertelt
Adjaki Kofi, de moeder van Steven. Vader Kofi,
die een grijpstuiver verdient met het verkopen
van houtskool aan de buren, is een paar dagen
op reis.
Het erf van harde klei is opmerkelijk schoon,
de baobab-boom zorgt voor schaduw. Hoewel
het bezoek totaal onaangekondigd Steven van
school ophaalt en hem meeneemt naar zijn
huis, precies zoals Fred van Eijk in 1997 deed,
is het on vangst gastvrij.
Op lage bankjes onder de boom wordt in een
kring het verhaal verteld van de wonderbaarlij
ke komst van de man uit de stad achter de dui
nen, zoals Van Eijk sinds zijn verhuizing van
Londen naar Den Haag bekend is. "Als ik daar
nog eens mag wonen. Ik hoop dat Fred van
Eijk mij ooit nog eens meeneemt naar zijn
huis. Dat is tot op de dag van vandaag mijn vu
rigste wens", zegt Steven.
"Een Ghanees zou nooit doen, wat Fred van
Wijk doet", vertelt ma Kofi. "Zo maar iets ge
ven aan vreemden."
En de giften gaan nog steeds door. "Kijk maar,
daar achter de school zijn de fundamenten al
gelegd voor een kleuterschool, voor de aller
jongsten, onder wie het zusje van Steven", ver
telt hoofdonderwijzeres Francisca Abban, die
benadrukt dat ze zeer dankbaar is voor de
schoolbanken, maar er nog wel een paar extra
zou kunnen gebruiken.
Strijkstok
Zij is trouwens een uitzondering onder de Gha
nese onderwijzers. De meeste onderwijzers
houden het meestal niet Langer dan een jaar
uit in een dorp uit. Maar Francisca werkt al
vele jaren Osuwem. "Dat veel onderwijzers ver
trekken, komt vooral omdat wij niets kunnen
bieden, daar zijn we te arm voor. We kunnen
ze zelfs geen kamer verzorgen", vertelt het
schoolhoofd.
Koele cijfers maken dat ook duidelijk. In de
stad, op twee uur rijden van Osuwem, bedraagt
het schoolgeld al snel twee miljoen cedis (250
euro) voor een jaar, in Osuwem betalen de ou
ders 8500 (1 euro) per jaar. "En toch kunnen of
willen sommige ouders dat niet betalen. Van
morgen heb ik nog een stel kinderen naar huis
gestuurd om geld te halen. Ze moeten eerst be
talen, anders kan ik ze geen onderwijs meer ge
ven", vertelt Francisca, die vier inplaats van de
benodigde zes onderwijzers in dienst heeft. "Er
zijn twee vacatures. Normaal zitten er 45 kinde
ren in een klas, nu 55.
Het verschil tussen de grote stad en een dorp is
enorm groot. Na maar twee uur rijden van de
hoofdstad Accra naar het dorp Osuwem ga je
een volkomen andere wereld binnen. Een we
reld van analfabeten, echte armoede, bijgeloof,
ondervoeding, het is een reis van eeuwen terug
in de tijd. Steven heeft dat nog niet de gaten.
"Ik wil later arts worden", zegt hij. "Die paar
jaar achterstand haal ik wel in, zodra ik boeken
heb. Dat is nu mijn grootste probleem. Ik wil
wel leren, maar ik weet niet hoe."
Albert Fiawosimi knikt. Als medewerker van
World Vision komt hij dagelijks in dorpen als
Osuwem. "Dit dorp is nog niet eens het
slechtst af, omdat de weg ernaartoe, goed be
gaanbaar is. Er zijn nog veel afgelegener plaats
jes. Daar keer je echt terug in de Middeleeu
wen. Daar staat helemaal geen school. Als er
les wordt gegeven, gebeurt dat onder een
boom. Maar meestal is er geen onderwijzer
voor."
Fiawosimi heeft oprechte bewondering voor
Van Eijk. "Dat er een particulier bij ons binnen
stapt en dan zegt: 'ik wil een huis voor deze jon
gen bouwen, willen jullie mij daarmee hel
pen'. is ongehoord. Maar het project loopt pri
ma en er blijft nergens ook maar een dubbeltje
aan de strijkstok hangen. World Vision is toch
al actief in deze streek, dus zijn er aan onze me
dewerking geen kosten verbonden."
"Zo maar het geld geven aan de familie van Ste
ven zou onverstandig zijn geweest", meent hij.
"Grote kans dat zijn vader er geen huis mee
zou hebben gebouwd, maar bijvoorbeeld een
tweede vrouw er bij genomen zou hebben.
Daarom beheren wij het geld en kopen de ma
terialen die nodig zijn. Het is een verstandige
vorm van hulp."
door
Willem Uilenbroek
Het begon in 1996 met de financië
le adoptie van Steven Kofi via de
organisatie World Vision. Dat gaat
op de bekende manier: maande
lijks wordt een bedrag overge
maakt (waarvan niet alleen het
kind, maar ook diens gezin en
vaak het hele dorp profiteren), re
tour komen wat brieven en foto's.
In 1997 stapt Fred van Eijk - toen
werkzaam in de Britse reiswereld,
thans algemeen directeur van de
reisorganisatie MyTravel Neder
land en wonend in Den Haag - het
vliegtuig in, richting Ghana. "Ik
was nieuwsgierig hoe dat allemaal
gaat. Het is een onvergetelijke erva
ring. Door mijn werk reis ik veel,
maar ik had niet eerder contact
met mensen die er geen idee van
hadden waar ik vandaan kwam. Ik
had uit Londen een paar ansicht
kaarten meegenomen; van een
rode dubbeldekker, van een bob
by. Het zei ze helemaal niets."
Fred praatte met Steven, zijn ou
ders, stamhoofden en leerkrach
ten. "Die mensen zijn niet kans
loos, ze hebben alleen een zetje in
de rug nodig. Allereerst moest er
iets aan de school worden gedaan.
Hoewel, school: er stonden een
paar muren en verder was er niets,
geen meubels, geen schoolbord,
geen lesmateriaal."
In Londen richtten Fred en Christi
ne van Eijk met enkele vrienden
de Stichting Helping Hands op. Er
werden geld en spullen (potloden,
gummetjes en dergelijke) ingeza
meld. Via het netwerk van World
Vision startte de hulp aan Stevens
dorp. Plaatselijke timmerlieden
werden betaald om schoolmeubi-
lair te maken; zo sneed het mes
aan twee kanten. Tweede project
was de bouw van enkele woningen
ter vervanging van hutten die in
een storm waren weggevaagd.
Tijdens een nieuw bezoek, eind
1998, blijkt dat het met de school
goed gaat, maar dat de allerjong
sten onder een boom les krijgen.
Dus staat het volgende project
snel vast: een kleuterschool. De
fundering ligt er inmiddels, voor
de verdere bouw is zo'n 20.000
euro nodig en dat moet groten
deels worden binnengehaald tij
dens een benefietgala op 15 februa
ri in de Oude Raadzaal in Den
Haag. Op het gala, gepresenteerd
door Chiel van Praag, zijn culinai
re (o.a. tv-kok Lonny Gerungan)
en muzikale momenten (Antje
Monteiro), een kunstveiling en
een loterij (presentatie trekking
door Winston Gerschtanowitz van
de Postcodeloterij). Een plaats aan
tafel kost 148. Er komen al zo'n
200 gasten, maar er is voor enkele
tientallen mensen nog ruimte. De
opbrengst van de avond wordt be
kendgemaakt door demissionair
minister jaap de Hoop Scheffer die
ooit in Ghana op zijn eerste bui
tenlandse diplomatieke post zat.
Nederlandse afdeling van de
Stichting Helping Hands: tel. 070
32413 93, e-mail jvn18@planet.nl.
Zestig jaar geleden werd de
beruchte Birma-spoorweg
aangelegd. Wat is er nog van
over? Tony van der Meulen
ging twee keer kijken, in 1985
en eind vorig jaar. Het is bijna
echt geschiedenis.
door
Tony van der Meulen
In feite was het onmogelijk om de Bir
ma-spoorweg aan te leggen. Rivieren,
rotspartijen, een ondoordringbaar oer
woud en een heftig tropisch klimaat
vormden een natuurlijke samenzwe
ring tegen dit grootste Japanse logistie
ke project uit de Tweede Wereldoor-
log.
Toch was de aanleg ruim zestig jaar ge
leden in volle gang. In de zomer van
1942 had het Keizerlijke Japanse leger
in het onbegaanbare grensgebied tus
sen Thailand en Birma een internatio
naal legioen van meer dan een kwart
miljoen slaven bijeengejaagd. Het wa
ren geallieerde krijgsgevangenen, on
der wie zeventienduizend militairen
van het Koninklijk Nederlandsch In
disch Leger, en een enorme massa
arme koelies. Zij moesten een essenti
eel strategisch probleem oplossen: de
bevoorrading van het Keizerlijk Leger
in Birma. In slechts zestien maanden
werd een spoorlijn van 415 kilometer
aangelegd. Het kon alleen maar luk
ken door geen acht te slaan op men
senlevens. Naar schatting kwamen er
200.000 slaven om.
Anderhalf jaar heeft de lijn gefunctio
neerd. Meteen na de Japanse capitula
tie is het grootste deel van de rails
weer opgebroken en als sloopschroot
verkocht. In Thailand ligt nog zo'n
130 kilometer Birma-spoorlijn, waar
over nu een toeristisch treintje tjoekt.
Niets herinnert meer aan het bloedige
verleden van het project. De brug over
de River Kwai bestaat ook nog. Maar
waar bleef de rest van het spoor? In
1985 is een groepje Nederlandse jour
nalisten er al eens gaan zoeken. Sa
men met een overlevende dwangarbei
der, Ad Silvius uit Tilburg, die zes jaar
na die tocht is overleden.
"Er komen steeds minder mannen die
het zelf hebben meegemaakt", zegt
mevrouw Walwalai, die het boeken
stalletje beheert van het herdenkings
museum in Kanchanaburi, de stad bij
de brug over de River Kwai. Op een ve
randa hangen foto's van veteranen
die zijn teruggekeerd bij De Brug. Wel
doorvoede zestigers, lachende gezich
ten, tevreden toeristen. Uit de meeste
foto's is de kleur al weggebleekt. Het is
een galerij vale mannen, van wie de
laatsten vermoedelijk de komende
tien jaar komen te overlijden. Dan
kan niemand er meer zelf over vertel
len en is het drama dat hier plaats
vond echt geschiedenis geworden.
Drijvende disco's
Vooral in het weekend is de River
Kwai bij De Brug een groot pretpark ge
worden. Bootjes met lawaaierige moto
ren slepen drijvende disco's achter
zich aan. Dansen op het water, met
veel drank en veel geschreeuw. Na
tuurlijk kun je van een druk bevaren ri
vierengebied niet voor eeuwig een her
denkingsplaats maken. Maar juist de
River Kwai is een internationale naam
geworden voor grootschalige oorlogs
misdaden. Die herinnering combi
neert lastig met discoboten.
Het gebonk van de muziek dringt ook
door tot de naburige erebegraafplaats.
Hier liggen bijna 7.000 omgekomen
slaven, onder wie 1896 Nederlanders.
Op hun bronzen platen staat de strijd
bare leeuw van het Koninkrijk der Ne
derlanden.
De Hellevuurkloof was een van de be
ruchtste plekken. Hier moest, voorna
melijk met de hand, een kloof van
driehonderd meter lang door de rot
sen worden gehakt, met een gemiddel
de diepte van twintig meter. De Japan
se uitvoerders werden nerveus omdat
het project met deze beperkte hulp
middelen in féite onuitvoerbaar was.
In een poging het werk via angst en
terreur te versnellen, sloegen de Japan
ners 69 gevangenen dood.
Ook dit bracht de vaart er niet vol
doende in, waarna de werkers dag en
nacht moesten doorgaan, soms acht
tien uur achter elkaar, 's Nachts werd
het werkterrein verlicht met fakkels
die tussen de rotsen zo naargeestig
flakkerden, dat zij aan een hellevuur
deden denken.
In 1985 wisten wij deze historische
plek met veel moeite te bereiken. De
tocht ging eerst in een jeep over een
haast onbegaanbaar zandpad. Daarna
gingen we lopend verder, door een
dicht bos. Na uren zweten in een on
draaglijke hitte kwamen we tenslotte
bij de kloof, die we aanvankelijk niet
als zodanig herkenden, omdat hij in
veertig jaar helemaal vol was gegroeid
met allerlei struiken maar ook hoge
bomen. Ook hier was de rails verdwe
nen, maar we vonden wel allerlei biels
waarvan sommige stukken het tropi
sche klimaat wonderlijk goed hadden
doorstaan. Nu bereiken wij dezelfde
plek met ons minibusje door de atten
te bewegwijzering te volgen. Over
schoongewassen nieuwe sintels wan
delen wij naar de Hellevuurkloof, die
in niets meer doet denken aan wat wij
hier in 1985 aantroffen. Hij is als
nieuw. Nee, eigenlijk nieuwer dan hij
blijkens oude foto's ooit is geweest.
De Hellevuurkloof heeft er destijds,
ondanks alle Japanse terreur, nooit zo
onberispelijk bij gelegen als nu.
Filmsterren
Op 16 oktober 1943 passeerde de eer
ste trein Konkoita. De officiële ope
ningsceremonie werd tien dagen later
gehouden. Er is een enigszins vage
foto van deze historische dag. Een mi
litaire kapel speelde militaire melodie
ën en een Japanse filmploeg legde de
gebeurtenis vast. Terwille van deze op
namen, werden gevangenen die er
nog een beetje toonbaar uitzagen in
nieuwe kleren gestoken: mooie korte
broeken, een schoon shirt en zelfs
schoenen.
Toen de opnamen waren voltooid
moesten zij deze jaloersmakende spul
len weer inleveren bij een Japanse
kwartiermeester. De tijdelijke filmster
ren konden hun eigen schaamlapje
weer omgorden.
Deze historische plek in Konkoita be
zoeken zal niet meer lukken. Veertig
kilometer Birma-spoorlijn is verdwe
nen in een stuwmeer, waaronder Kon
koita. Ook het oude Sanklaburi, het
laatste Thaise stadje voor de Drie Pago
den Pas en de grens met Birma, waar
we in 1985 nog doorheen hebben ge
wandeld, ligt nu gedeeltelijk op de bo
dem van het meer. Verdronken is ook
het uitgestrekte bamboewoud waar
wij de stapels Japanse cementzakken
vonden, die waren verweerd en ver
steend tot een indrukwekkend monu
ment. De Birma-spoorweg is hier nog
definitiever verdwenen dan elders.
Voorbij Sanklaburi voerde achttien
jaar geleden een stoffig pad naar de
Drie Pagoden Pas, die zijn wereldbe
roemdheid dankt aan het feit dat de
ontdekkingsreiziger Marco Polo hier
langs is getrokken. Plekken van naam
en faam vallen in het echt wel vaker te
gen, maar de Drie Pagoden waren in
1985 een ware desillusie: drie rommeli
ge stapels keien met daarop drie enigs
zins afbrokkelende spitsen. Nu ligt
Sanklaburi aan de nieuwe highway
323. Op een mooie rotonde, net bui
ten het stadje, verwijst een groot bord
naar de Drie Pagoden Pas. Dat had op
zichzelf al een voorteken dienen te
zijn, want zo'n bord plaats je niet voor
een paar onbeduidende stapels keien,
hoe historisch ook.
Onze aankomst bij de pas wordt de
apotheose van alle omwentelingen
die wij langs de karige resten van de
Birma-spoorweg in het River Kwai-ge-
bied hebben kunnen waarnemen. De
Drie Pagoden staan niet meer verwaar
loosd in een stoffige vlakte: ze zijn, ge
restaureerd en fel wit geschilderd het
trotse middelpunt van een grote, ge
heel geasfalteerde rotonde. Het is alsof
een verlaten hunenbed, dat je kent
van de Drentse hei, fris gezandstraald
op een verkeersknooppunt blijkt te
staan.
De verlatenheid heeft plaats gemaakt
voor een telefooncel en een grote va
riatie aan eethuisjes en souvenir
kraampjes, plus een soort meubelbou
levard met een keur aan scherpgeprijs-
de teakhouten tafels en stoelen uit My
anmar, zoals Birma nu heet. Vlakbij
de Birmese grenspost is een meter of
tien spoor aangelegd, op nieuwe biels.
Birma-railway!'. lacht een douanier,
maar hij weet ook wel beter.
De knulligheid van het stukje spoor is
haast vertederend. De rails lopen niet
alleen enigszins taps naar elkaar toe,
ze sluiten ook niet goed op elkaar aan.
Dwangarbeider Ad Silvius zou zich
hierover ernstig hebben geschaamd
als overlevende vakman. "Prutswerk.
Dat kan niet van onze ploeg zijn ge
weest". Ook een slaaf heeft zijn trots.