De staat, dat
zijn de dijken
Di
Watersnood
is vergeten ramp
Opinie
watersnood 1953
g nrc handelsblad
Zaterdag i februari Zondag 2 februari 2003
In kinderboeken en streekromans
over de watersnoodramp van 1953
is de dijk geen ding, maar een
levend weaen. Wij zijn gehouden
de dijk te helpen. Het noodlot van
een verwaarloosde dijk
confronteert de mensen met hun
zelfzuchtigheid die de ondergang
inluidt. Dat staat in de boeken die
Herman Vuijsje heeft gelezen.
Ik heb een kleine verzameling kinder
boeken en streekromans over de wa
tersnood van '53. Het zijn kloeke de
len, ingebonden, voorzien van titels als
Toen de stormvloed kwam, ln de greep van de
waterwolf, Storm over Nederland en God schud
de de wateren. Ook inhoudelijk lijken die
boeken op elkaar. Nederland was nog lam
geslagen. Keer op keer werd de verbijste
rende nietigheid van de mensen tegenover
het natuurgeweld verwoord en herhaald -
alsof deze recitatie achteraf het onbegrip
van de overlevenden had kunnen vermin
deren. Steeds worden de mensjes beschre
ven als klein, ondergeschikt, afhankelijk
en gehoorzaam: aan de gemeenschap, de
kerk, het land, de dijk. Vooral aan de dijk,
als het erop aankwam.
De dijk is geen ding in deze boeken. Het
is een levend wezen. In rustige tijden een
logge reus, een ruige lobbes, met een groe
ne kruin en een schouder van basalt. De
'waker' houdt ons veilig in zij n arm omslo
ten, verderop ligt de slaper te dutten. Tot
ook de zee tot leven komt en 'haar diepe
stem verheft.' De zee - dat is een leger van
watersoldaten, die bij storm met begerige
tongen aan de dijk komen likken. Een ver
toornd monster met honderdduizenden
beweeglijke ruggen. „Het waterbeest
kruipt omhoog tegen de dijk en het vreet
een stuk uit z'n lende."
Dan ligt de dijk „met zijn lange kronke
lende lijf te sidderen onder de harde sla
gen. Een kampvechter, die reeds geveld
was maar de strijd nog niet opgaf." Dan
schreeuwt hij, stuiptrekkend, zieltogend,
om hulp. Maar wie zou hem kunnen bij
staan in dit uur van zijn torment? Wij, en
geen enkel gerucht en zij raakten de kruin
niet... het was vlakbij de plek waar hij ja
ren geleden door de zee was verzwolgen.
Later begreep ik dat De Witte Dijkgraaf
een vrije bewerking is van Theodor Storms
klassieke novelle Der Schimmelreiter, die
zich afspeelt aan de Duitse Noordzeekust.
De omstandigheden waren daar feodaal en
de dijkgraaf vertegenwoordigde een grote
macht. Hij besliste overleven en dood, was
vaak grootgrondbezitter en had de recht
spraak in handen. Maar hij moest ook op
treden in het belang van de ingelanden.
Door die spanning raakte zijn verschij
ning omweven met angstaanjagende my
then en vertellingen. Zo raakte de gedre
ven jonge dijkgraaf en dijkenbouwer uit
Storms verhaal in de ban van hebzucht en
machtsbegeerte. Hij verzaakte zijn taak en
ging bij een springvloed aan die begeerte
ten onder.
In Nederland, met zijn veel democrati
scher traditie, werd de verhouding tussen
dijkgraaf en ingelanden al vroeg geregeld
door de vorming van waterschappen. De
dijkgraaf is voorzitter van het dagelijks be
stuur van een waterschap. Toch vertoonde
het stelsel, zoals in 1953 bleek, grote te
kortkomingen. Honderden Zeeuwse en
Zuid-Hollandse polderautoriteiten keken
alleen naar hun eigen stukje dijk. De in
stanties waren versnipperd; regionaal op
portunisme vierde hoogtij. „De dijk bevei
ligt het eiland tegen het woedende water,
en hij sluit onze polder af van de rest van
de wereld", zo staat het te lezen in God
schudde de wateren. „Dat was wel het
voornaamste: bij de dijk hield de wereld
op."
Sinds de vingerwijzing van '53 hebben
we de organisatie van de waterkering in
Nederland bij de tijd gebracht. Water
schappen zijn uitgegroeid tot grote con
glomeraten. Hun democratisch gehalte is
6i,n wiiuun. ,r v, w., toegenomen: allerlei belangen worden te-
wij alleen. „Het was of hij de handen uit- gen elkaar afgewogen. Toch is er een
strekte naar de mensen die zich opmaak- krachtig en slagvaardig bestuur, dat -ge-
ten om hem te helpen in zijn meedogenlo
ze strijd."
Wij mensen zijn gehouden de dijk te
helpen. Er is een bijna religieuze verwe
venheid tussen hem en ons: „Wij en de dijk
zijn één, wij hebben hem gemaakt en hij
ons. De huizen die onderlangs de dijk
staan, zijn als kleine rustige dieren naast
hebben 'dijkplicht5. De dijk is groot en
machtig en heeft 'recht'. Wie zijn dijk
plicht verzaakt, wie de dijk niet geeft wat
hem toekomt, die zal door de dijk worden
uitgestoten.
Het noodlot van een verwaarloosde dijk
confronteert de mensen met hun begeerte
en hun hoogmoed. Met hun zelfzuchtig
heid, die, vermenigvuldigd met de baat
zucht van hun buren en magen, de onder
gang van allen heeft bewerkstelligd. Ook
dit bittere inzicht wordt steeds weer be
klaagd in de boeken die kort na de ramp
zijn geschreven:
„Het is jouw schuld", bulderde de zee.
„Het is jouw schuld", loeide de orkaan.
„Het is jouw schuld", kreunde de dijk.
Eersteling en pronkstuk van mijn
1953-bibliotheekje, waar ik als jo
chie al bij griezelde, is een boekje uit
de Avontuur en Techniek-reeks. Het ver
scheen in 1954 en gaat over De Witte Dijk
graaf. Had hij een duister verbond gesloten
met de elementen? Bij nacht en ontij zag
men hem over de dijk stuiven, zijn lange
witte baard wapperend in de storm. Maar
de hoeven van zijn witte hengst maakten
hoord alle meningen - besluiten neemt:
het waterschapsbestuur onder leiding van
de dijkgraaf, op de vingers gekeken door
Rijkswaterstaat.
In de Wet op de Waterkering zijn de ver
antwoordelijkheden voor onze veiligheid
eenduidig toegeschreven. De belangrijk
ste primaire waterkeringen, zoals^de Del-
gelegde veiligheidsnormen. Dit gebeurt
via de provincies volgens een streng hië
rarchisch systeem.
e Wet op de Waterkering werd in
1996 van kracht. Na de ramp is dus
ruim veertig jaar gewerkt aan een
sterk en op wetgeving gebaseerd systeem
dat ons uit de greep van de waterwolf moet
houden. In diezelfde periode verdween
het besef van nietigheid, afhankelijkheid
en plichtsbetrachting dat in het leven van
Nederlanders altijd zo'n belangrijke rol
had gespeeld. Het diepe gevoel van mach
teloosheid en onderworpenheid maakte
plaats voor een even diep geloof in zelf
standigheid en autonomie.
Misschien kwam het daardoor dat we bij
het ontwikkelen van ons algemeen be
stuurlijk systeem precies de tegengestelde
richting zijn ingeslagen als in de waterke
ring. In het openbaar bestuur gingen we
de afgelopen decennia met volle kracht
back to the future. We riepen 'poldermodel',
maar hebben per abuis het oude model
overgenomen - het model dat de ramp van
'53 veroorzaakte door versnippering, ver
waarloosd toezicht, financiële kortzich-
Het valt te hopen dat de
herdenking van de
watersnoodramp, vandaag
50 jaar geleden, ertoe
bijdraagt dat deze ramp
haar legitieme plaats krijgt
in het collectieve geheugen
van de Nederlandse
bevolking, betogen
Uri Rosenthal en G. Saeijs.
den er alles aan om de situatie in
het land zo spoedig mogelijk te
normaliseren. Daarbij stond het
voortzetten van de wederopbouw
van de industriële capaciteit voor
op. De regering beschouwde het
als een geluk bij een ongeluk dat de
ramp een agrarisch gebied had ge
troffen en de industriële productie
niet had aangetast. De blik moest
op de toekomst gericht zijn, al te
veel en te lang terugblikken was
uit den boze. Met uitzondering
van de CPN, voelde niemand in
Den Haag voor een parlementaire
enquête.
In de getroffen regio's konden
de meeste autoriteiten volstaan
met een opsomming van wat zij
zeiden gedaan te hebben. Er waren
in die tijd ook geen verenigingen
Veel beschouwingen over de
watersnoodramp van febru
ari 1953 wekken de indruk
dat de ramp steeds in het middel
punt van de belangstelling heeft - -
gestaan. In het NOS-journaal van van slachtoffers en nabestaanden
woensdagavond 29 januari leidde die de autoriteiten kapittelden. De
Philip Freriks een item in met de
mededeling dat twee gebeurtenis
sen in het collectieve geheugen van
de Nederlandse bevolking gegrift
staan: de oorlog en de watersnood
ramp. Freriks voegde er met de no
dige nadruk aan toe dat de waters
nood van 1953 voor ons allen steeds
kortweg 'de ramp' is geweest. De
ruime aandacht voor de nationale
herdenkingvanvijftigjaar Waters
noodramp lijkt dit te bevestigen.
Laten we de mythe van een ge
deelde herinnering van de Neder
landse bevolking aan de Tweede
Wereldoorlog hier voor wat ze is.
Slechte toestand
van de dijken was
al jaren bekend
Hier, Jan, hier!.... Daar was ik vanmiddag al bang voor!
Illustratie van Jan Lutz uit het boek De dijken breken van Cor Bruijn.
Maar het heeft er alle schijn van dat
vijftig jaar na dato nu ook nog een
collectieve mythe wordt gecreëerd
van 'de ramp' die vanaf februari
1953 voor alle Nederlanders steeds
een ijkpunt en richtsnoer voor hun
doen en laten zou zijn geweest. De
werkelijkheid van de watersnood
ramp is immers volstrekt anders.
De ramp is eerder te typeren als de
vergeten ramp. De gehele geschie
denis van de ramp - van de misken
ning van de slechte toestand van de
zeewering en de rampbestrijding
in de eerste dagen van februari tot
en met de politieke en waterstaat
kundige gang van zaken na de
ramp - stond in het teken van het
grote vergeten.
Voor de ramp. De slechte toestand
tijd bekend. Sinds het begin van de een groot deel van'<Sa wer<j £j0o
jaren dertig werden rapporten ge- gelaten aanvaard; eenderWCJlenr
fatale vraag of er minder doden
zouden zijn gevallen bij een meer
doeltreffend optreden van de auto
riteiten en hulpverleners, werd
niet gesteld. Het antwoord dat
men met de toen beschikbare mid
delen de bevolking op verschillen
de plaatsen in elk geval eerder had
kunnen waarschuwen en daarmee
tientallen levens had kunnen red
den, bleef uit.
Van een ramp naar Hollands glorie.
Al aan het begin van de tweede
week na het onheil verschoof de
aandacht - van de rampspoed naar
de grote werken die een herhaling
voor eens en altijd zouden moeten
voorkomen: de Deltawerken als
symbool van het vaste voornemen
dat dit nooit meer zou mogen ge
beuren. Rationeel beschouwd ma
nifesteert de zichtbare herinne
ring aan de ramp zich in de Delta
werken. Maar er is veel voor te zeg
gen dat de glorie van de blinkende
Deltawerken de herinnering aan
de ellende van de ramp voor lange
tijd weggedrukt heeft.
Megaramp. De watersnoodramp
heeft een zo groot aantal slachtof
fers geëist dat zij in de rampenge
schiedenis van ons land een geheel
eigen plaats heeft gekregen. Het
aantal doden bij latere rampen - de
Bijlmerramp, Enschede, Volen-
dam - stond daarmee in geen enke
le verhouding. Bij die ongevallen
en rampen was iedere vergelijking
met de watersnoodramp dan ook
buiten de orde. Daarmee raakte de
watersnoodramp ook in de vader
landse rampgeschiedenis in de ver
getelheid.
Dat latere rampen nu juist volop
in de belangstelling zijn gekomen
en dat wij voortdurend daaraan
herinnerd worden, heeft alles te
mer-dWeranderenH" -°n~
tigheid en onmacht van de centrale instan
ties.
Net als in het waterschapsmodel wordt
in het bestuurlijke poldermodel door tal
loze partijen overlegd - maar we zijn daar
bij iets vergeten: een sterk uitvoerend en
toezicht houdend bestuur onder leiding
van de dijkgraaf. Zo'n autoritaire figuur
vonden we eng, die hadden we niet meer
nodig. Voortaan waren we mans genoeg
om onze eigen hoefslag te onderhouden.
Ergens in de jaren zeventig is de dijkgraaf
op een donkere nacht uit het gemeen-
landshuis gehaald, waarna nooit meer iets
van hem is vernomen.
Nu de plaatselijke boeren en burgers het
voor het zeggen hadden gekregen, gingen
financiële overwegingen een belangrijker
rol spelen bij de organisatie van het open
baar bestuur. Het dijkbeheer werd gepri
vatiseerd en ook de dijkbewaking werd
overgedaan aan een particuliere firma.
Daardoor kon het dijkgeschot omlaag, de
belasting die de ingelanden moeten beta
len tot onderhoud van de dijken. Van het
uitgespaarde geld werden koeien bijge-
kocht en stallen gebouwd.
De polders in Nederland lagen er rijk en
bloeiend bij, de boeren werden schatrijk
door wat het land hun gaf. Maar stilaan be
gon de dijkte lekken. Bij de boer verderop.
In de volgende polder. Daar deden ze er
niets aan, dus lieten wij het ook maar zo
toen het op onze eigen hoefslag ging sijpe
len. Door Godes goedertierenheid zijn we
nog gespaard gebleven voor een fataal
giertij en een dijkval die de hele polder
wegvaagt. Wel waren enkele ernstige dijk
doorbraken het gevolg, waarbij halve dor
pen door cle vloedgolf zijn weggespoeld.
Het heeft ons op hoge kosten gejaagd -
veel hoger dan die van regelmatig en ver
antwoord onderhoud en toezicht waren
geweest. Niet alleen financiële kosten, ook
onherstelbare menselijke kosten. Tiental
len slachtoffers, onder wie veel kinderen,
zijn de afgelopen jaren verdwenen in de
diepte van de kolk.
„Het is jouw schuld loeide de orkaan.
„Het is jouw schuld", bulderde de zee.
„Het is jouw schuld", kreunde de dijk.
Nu zouden we wel weer een sterke dijk
graaf willen om ons bestuurlijk poldermo
del van nieuwe daadkracht te voorzien.
Maar waar halen we die vandaan?
Al wat we aantreffen is een ruiter met
een lange witte baard, wapperend in de
storm... een spookfiguur, galopperend
over de dijk, vlakbij de plek waar we hem
met vereende krachten in de golven heb
ben gegooid.
Herman Vuijsje is socioloog.
schreven die niets aan duidelijk
heid te wensen overlieten. Vanaf
1940 hielden ingenieurs van Rijks
waterstaat rekening met storm
vloedstanden die bij de ramp in
1953 bij lange na niet gehaald wer
den. De media durfden een jaar
voor de ramp de onwelkome bood
schap van een klokkenluider niet
aan; die werd pas vijfentwintig jaar
later gepubliceerd.
De ramp. Hoe verklaarbaar ook,
het grote vergeten is ook tijdens de
ramp een bepalende factor ge
weest. De autoriteiten richtten
zich na kennisneming van de eer
ste berichten vooral op de dreiging
in Zuid-Holland en West-Brabant.
Ze handelden naar het gezegde
'Geen nieuws is goed nieuws'. De
eerste sporadische berichten van
uit Zeeland werden onderschat.
Schouwen-Duiveland was gedu
rende bijna een etmaal het verge
ten eiland.
Na de ramp. De autoriteiten de-
overlevenden zag er de hand
Heeren in. Latere rampen leverden
het tegendeel van gelatenheid op:
de ongekende uitvergroting van
het onheil.
Misschien willen we, juist om
dat we die latere rampen zo groot
voorstellen, de megaramp van 1953
maar het liefst vergeten.
Hopelijk draagt de nationale
herdenking vijftig jaar na dato er
toe bij de ramp eindelijk haar legi
tieme plaats in het collectieve ge
heugen van de Nederlandse bevol
king te geven. Daarbij is niemand
gediend met een vertekend beeld
van hoe ons land al die tijd met de
herinnering aan de ramp is omge-
Prof.dr V. Rosenthal en drs. G. Saeijs
zijn voorzitter respectievelijk onderzoe
ker bij het COT, Instituut voor Veilig
heids- en Crisismanagement. Zij publi
ceerden recentelijkGetuige de ramp: de
watersnood 1953 in crisisperspectief.
BRIEVEN
Watersnoodramp
In de artikelen over de waters
nood ramp heb ik nog geen verwij
zing gezien naar het vertrouwelij
ke en grootscheepse sociaal-we
tenschappelijke onderzoek dat
kort na de ramp werd gehouden.
Het Instiutuut voor Sociaal On
derzoek van het Nederlandse Volk
(in 1960 opgegaan in het huidige
SISWO) kreeg destijds het verzoek
(en het geld) van het Amerikaanse
'Committee on Disaster Studies'
om dit onderzoek te coördineren.
In de deelstudies werd ondermeer
het wegvallen en het herstel van
de communicatielijnen, de op
vang van de evacués in gastgezin
nen en de (des)integratie van de so
ciale structuur in drie plaatsen
(Kortgene, Kruiningen en Zierik-
zee) onderzocht. Alcen het samen
vattende overzicht van de hand
van de latere hoogleraar sociologie
Joop Ellemers (De februari-ramp. So
ciologie van een samenleving in nood,
1956) verscheen echter in het Ne
derlands.
De studies waren niet alleen
vanwege de wijze van financiering
uit buitenlands wetenschapsbud
get opmerkelijk. Veel meer dan
toen vaak gebruikelijk hanteerden
de auteurs ook theorievorming uit
de VS. Dit is bijvoorbeeld goed te
zien in het deel van Lolle Nauta en
Piet van Strien, later hoogleraar fi
losofie respectievelijk psychologie,
die het lokale leiderschap in Kort
gene bestudeerden.
De multidisciplinaire aanpak en
het gebruik van nieuwe statisti
sche methoden op basis van kwan
titatief survey-onderzoek(in de
deelstudie van Cor Lammers, later
ook al hoogleraar sociologie) wa
ren eveneens opmerkelijk. De on
derzoeken leverden naast veel
kennis, bijvoorbeeld over de soms
weinig verheffende rol van de lo
kale gezagsdragers, aldus een
fraaie bijdrage aan de verdere ont
wikkeling van de sociale weten
schappen in Nederland. De pre
sentatie door de jonge onderzoe
kers, waarvan er enkele geruime
tijd in het getroffen gebied verble
ven, is ook na vijftig jaar nog
steeds erg lezenswaardig.
Jeroen Winkels,
Maastricht
Ibsen
In zijn column van 27 januari ver
onderstelt Frits Abrahams dat Ib
sen in 1891 een zinnetje als 'Ja, ach
terlangs, dat vind ik altijd heel op
windend' niet zou hebben aange
durfd. Maar het staat er wel dege
lijk. Ibsen gebruikt het woord
'bagveien' en dat kan zowel ach
terom, of zo men wil: achterlangs,
als geheime doorgang betekenen.
In zijn briljante enscenering van
HeddaGabler greep regisseur
Frans Strijards deze passage des
tijds aan om van het betreffende
personage een liefhebber van de
herenliefde te maken.
Of Ibsen dat indertijd allemaal
ook zelf zo bedacht heeft? Wie
weet. In ieder geval had Freud een
hoge pet op van zijn Noorse tijd
genoot. Hij schreef een uitvoerige
analyse van Ibscns Rosmersholm
(1886), waar hij op de achtergrond
een verborgen, incestueuze vader-
dochterrelatie mee zag spelen.
Rob van der Zalm,
Theater Instituut Nederland
Taalvaardigheid
IRené Appel legt de lat zeer
hoog, wanneer het schriftelijk
taalgebruik van premier Balken
ende, gebezigd in diens brief aan
de koningin, aan een nader onder
zoek wordt onderworpen (NRC
Handelsblad, 28 januari). Zo
wordt onder meer het gebruik van
een aanvoegende wijs (ik moge u
daarop het volgende antwoorden)
verfoeid. Er zou geen sprake zijn
van een wens of een vergelijkbare
modaliteit, die het gebruik van de
ze constructie rechtvaardigt. Op
merkelijk is, dat een hoogleraar
taalverwerving Nederlands niet
I ziet, dat aan de gewraakte en
gênant genoemde plechtstatige
formule wel degelijk een wens ten
grondslag ligt. Dat stemt al even
treurig, al dient de strijd tegen de
minachting van de Nederlandse
taal met man en macht gestreden
te worden.
I Drs. A. Van Dijk,
Groningen
2 Het is voor mij onbegrijpelijk
dat René Appel in zijn redelijk
strenge commentaar op het ge
schreven taalgebruik van Balken
ende een regelrechte fout niet
heeft gesignaleerd: in plaats van
'bereidwilligheid' had de premier
dienen te schrijven 'bereidheid'
(om de onderhandelingsgesprek-
ken aan te gaan).
j. van Braam Houckgeest,
Tonden
3 Ook over de gesproken woor
den van Balkenende is iets te
zeggen. In de teksten die hij de
laatste weken op de televisie heeft
gebezigd, valt op dat hij tientallen
keren gebruik heeft gemaakt van
de zinsnede 'Als het gaat om',
meestal aan het begin van een zin.
Balkenende gaf hiermee onge
merkt slechts een 'voorwaardelij
ke mening'.
Nu past dit misschien een we
tenschapper die zich niet op voor
hand wil vastleggen, maar maakt
bij een politicus de indruk dat de
ze om de hete brij heend raait. Het
is te hopen dat deze manier van
praten geen voorbode is van 'voor
waardelijk regeren'.
Hans Hartsuiker,
Almere
Aanval Irak
Iln NRC Handelsblad van
27 januari betoogt Thomas
Lippman dat olie geen rol speelt
bij de Amerikaanse afweging om
Irak aan te vallen. Zijn argumen
ten zijn zwak, om niet te zeggen
onnozel.
Lippman zegt dat de VS, om aan
olie te komen, helemaal geen zor
gen hoeven te hebben, zelfs niet
als er een VS-vijandig regime in
Saoedi-Arabië zou komen.
Olie is immers inwisselbaar op de
markt en daardoor vrij verkrijg
baar.
Echter, het veiligstellen van een
ongestoorde oliestroom richting
VS staat nog steeds centraal in de
doelstellingen van de VS. Om die
reden zijn ze militair sterk aanwe
zig in het Golfgebicd, en zeker
niet om het woestijnzand dat daar
te vinden is.
Als het dan om de olie ging, be
toogt Lippman, hadden de VS toch
allang de economische sancties te
gen Irak kunnen laten opheffen en
zo de oliestroom doen toenemen?
Het gaat echter niet alleen om de
olie sec, maar om de ruil van in
dustriële goederen voor olie.
Toen de sjah nog de dienst uit
maakte in Iran, leverden de VS de
totale bewapening voor dat land.
Dat versterkte de Amerikaanse
oorlogsindustrie en daarmee haar
macht in de wereld.
Toen de sjah verdreven werd en
Khomeini zich vijandig opstelde
jegens de VS trachtte dat land een
wereldwijd embargo in te stellen
tegen Iran. Dat is echter niet ge
lukt. En wat zien we? Rusland le
vert wapens en kerncentrales voor
olie. Japan en China worden afne
mers van olie uit Iran en leveren in
ruil daarvoor producten.
De VS zijn er in Iran niet in ge
slaagd de lucratieve handel terug
te winnen. En ze ervaren Iran
'ff»1
daardoor nog steeds als een drei
ging. Een economische dreiging
dus!
Het is duidelijk dat oliebelan-
gen ruimer gezien moeten wor
den. Nu al praat men op het Witte
Huis over de manier waarop Irak
de kosten van deze oorlog en de
erop volgende bezetting en weder
opbouw aan de VS zal vergoeden.
Met olie dus.
Het hele VN-circus heeft de
schijn van een spel dat gespeeld
moet worden om een aanval op
Irak acceptabel te maken voor de
wereldgemeenschap.
Philippe Boucher,
Midlaren
Tekening: Bill Day
2 Nederland heeft nog geen stel
ling genomen in de kwestie-
Irak. Maar wat is nu eigenlijk de
beste politiek-strategischc keuze
voor Nederland in de kwestie-
Irak, zodanig dat onze belangen
het beste worden gewaarborgd?
Bij de beantwoording van deze
vraag is realiteitszin geboden. De
invloed op de VS is beperkt. Euro
pa heeft zich vanuit de optiek van
de VS in hoge mate gemarginali
seerd. Verder is enige diepgang bij
de beantwoording van deze vraag
noodzakelijk. Nu is vaak sprake
van oversimplificatie: je bent voor
of tegen oorlog. Bovendien over
heersen emoties, zoals de reacties
op de uitspraak van Rumsfeld over
het 'Oude Europa' in NRC Han
delsblad van 25 januari illustre
ren.
Voor Nederland staan bij be
doelde keuze onder andere rela
ties met andere Europese landen,
de eenheid van Europa en de rela
tie van Nederland en Europa met
de VS op het spel. Solidariteit met
de VS moet in beginsel altijd wor
den nagestreefd.
'Afzijdig blijven' of een keuze
voor de Duits-Franse opstelling
zal leiden tot diskwalificatie door
de VS en het Verenigd Koninkrijk.
Een ondubbelzinnige keuze voor
de VS daarentegen zal de Europese
t
eenwording ook niet bevorderen
en kan een onbedoelde stimulans
voor een aanval op Irak inhouden.
De VS moeten nu juist worden ge
stimuleerd om te blijven zoeken
naar een geweldloze oplossing van
j dekwestie-Irak.
I Er is echter nog een tussenweg
denkbaar: aansluiting zoeken bij
het Verenigd Koninkrijk, hetgeen
eventuele deelname aan gevechts
handelingen in Irak kan implice-
I ren, mocht de eerstvolgende rap-
portage aan de Veiligheidsraad
wederom onbevredigend zijn.
I Hierbij zou kunnen worden ge
dacht aan de inzet van F-16's en
Patriot-1 uch tverded igingssy te
men of gespecialiseerde grond
troepen. Op deze wijze kan de no
dige invloed op de VS worden uit
geoefend en de eenheid van Euro
pa het beste worden gewaarborgd.
Met deze keuze worden Neder
landse belangen het beste gediend
en kan worden voorkomen dat
Osama Bin Laden uiteindelijk de
enige winnaar is in de kwestie-
Irak.
Drs. Ingo Piepers,
Amsterdam
3 Het interview met Collin Po
well (NRC Handelsblad 21 ja
nuari) doet bij mij toch werkelijk
de vraag rijzen met wat voor fi
guur we hier nu te maken hebben.
Hoe kan een hoge vertegenwoor
diger van de Amerikaanse rege
ring met droge ogen beweren, dat
het 'Iralc-na-de oorlog' een land
zou moeten zijn „dat in vrede leeft
met z'n buren, dat massavernieti
gingswapens afschaft" en „z'n
geld gebruikt om de noden van de
bevolking te lenigen en (het) niet
aan wapens verspilt", terwijl men
in de Verenigde Staten zélf bij lan
ge na nog niet een dergelijk ont
wikkelingsstadium heeft bereikt?
Nikos Kathaimaktos,
Rotterdam