onszelf nog steeds omlaag We pompen De laag gemaakte landen Filosofie is nooit actueel Fotograferen zonder diafragma Een verlegen Sinéad O'Connor Van Doorn over islampolitiek Ephimenco In de nacht van zaterdag op zondag, exact vijftig jaar geleden, braken de dijken door in Zuidwest- Nederland. Zeker 1836 mensen kwamen om. Het waterstaatkundig antwoord op de ramp lag voor de hand: versterking van de dijken, verkorting van de kustlijn. Maar nog tijdens de uitvoering rezen de twijfels. Omgaan met water Hans Schmit De ramp lcwam in 1953 voor de deskundigen niet als een don derslag bij heldere hemel. De eilan den in het zuidwesten van Neder land waren omgeven door zeven honderd kilometer zwakke en ver waarloosde dijken. De in die dagen gezaghebbende wa terbouwkundige ir. Johan van Veen, zegt prof.dr. Henk Saeijs, waarschuw de al vanaf de jaren dertig herhaalde lijk in woord en geschrift voor de deplorabele toestand van de dijken en voor de grote risico's die daaraan waren verbonden. Maar zijn woorden vonden in die jaren weinig gehoor. De prioriteiten lagen elders. „Zoals altijd", voegt Henk Saeijs (67) er aan toe. Hij was van beginjaren ze ventig tot 1982 hoofd van de milieu dienst van de Deltawerken en tot zijn pensionering drie jaar terug onder meer hoofdingenieur-directeur van de directie Noordzee en daarna van de directie Zeeland van Rijkswater staat. Saeijs vreest dat de Nederlanders een vergeetachtig volk zijn: „Steeds weer vergeten we dat zestig procent van Nederland ver beneden de zeespiegel ligt en dat absolute veiligheid niet be staat. Een ramp herinnert ons daar aan, maar na verloop van tijd ver dwijnt dat besef en weten we wel be tere bestemmingen voor ons geld." De ramp van 1953 leidde echter di rect tot grote voortvarendheid: nog in de rampmaand werd de Deltacom missie ingesteld. Ir. Van Veen kon, als secretaris van die commissie, zijn plannen voor afsluiting van de zeega ten uit zijn bureau halen. Volgens het Deltaplan zouden vijf zeegaten volle dig worden afgesloten; alleen de Wes- terschelde en de Nieuwe Waterweg bleven ten behoeve van de scheep-, vaart open. In november 1957 werd de Deltawet met grote eensgezind heid in de Tweede Kamer aangeno men en kon de Deltadienst van Rijks waterstaat aan de slag. Met uitzondering de Zeeuwse vissers die hun oester- en mosselcultuur in de Oosterschelde dreigden te verlie zen, zette vrijwel niemand vraagte kens bij de plannen. Dat veranderde echter vrij plotseling aan het eind van de jaren zestig en het begin van de ja ren zeventig. In 1967 werd de studie groep 'Open Oosterschelde' opgericht en in 1973 kondigde het kabinet-Den Uyl in de regeringsverklaring een commissie aan die zich zou buigen over eventuele aanpassingen aan de Oosterschelde-kering. Eerder al was een commissie ingesteld die moest adviseren over he t wel of niet inpol deren van de Waddenzee. Er vond in die jaren een belangrijke trendbreuk in het denken over water plaats, zegt Henk Saeijs. „Water werd lange tijd gezien als een exclusieve grondstof voor de mens. Om te drin ken, om op te varen en in te lozen. Men benaderde water antropocen trisch, vanuit de mens. Steeds meer mensen realiseerden zich echter dat er een eind moet komen aan de onge breidelde vervuiling, dat water niet eindeloos kan worden gebruikt als goedkope opvang, verdunner, verwer ker en afvoer van afval. Het eeuwen oude uitgangspunt: bescherm de mens tegen het water, kreeg er een zusje bij: bescherm het water tegen de mens. In die jaren kwam de wetge ving tegen de watervervuiling tot stand en begon de grote schoonmaak van het oppervlaktewater." „Daarnaast realiseerden steeds meer mensen zich dat de antropocentri sche benadering vervangen dient te worden door een ecocentrische, waar bij het ecosysteem centraal staat en de wensen van de mens worden afge stemd op de mogelijkheden van de ecosystemen. Er groeide ook meer be wustzijn over de waarde van zoute watersystemen zoals zeearmen en kustzeeën. De Zuiderzeewerken en de Deltawerken lieten zien dat afsluiting van zoute watersystemen een even ruïneus effect kan hebben als vervui ling." Want wat gebeurde er? In plaats van die gezonde, biologisch rijke en hoog productieve zeearmen, kreeg Neder land in de jaren zeventig overbemes- te, met giftig Rijnwater vervuilde zoetwatermeren. „Zeearmen zijn van grote waarde: ecologisch, sociaal, eco nomisch en uit oogpunt van de na tuur. Maar van dit kapitaal was in een eeuw tijd al zestig procent vernietigd. Ondanks alle inspanningen zijn veel watersystemen nog ontregeld Dat leidde eind jaren zeventig tot het historische besluit om in de monding van de Oosterschelde een beweegbare stormvloedkering te bouwen. Dat was niet alleen een compromis tussen vei ligheid en milieu. Het was een com plete trendbreuk in het denken over water." Die trendbreuk voltrok zich niet al leen in de samenleving, maar ook binnen Rijkswaterstaat, tot die tijd vaak gezien als een staat binnen de staat. In 1974 kreeg Rijkswaterstaat een nieuwe directeur-generaal, ir. J.W. Tops, die dat jaar in een vraaggesprek in Trouw zei dat er geen behoefte meer was aan spectaculaire werken. Rijkswaterstaat zou niet langer het exclusieve domein zijn van civiele in genieurs. Naast 350 ingenieurs werk ten toen al 150 andere academici bij de dienst, onder wie biologen, geolo gen, economen en psychologen. Henk Saeijs was een van die biologen. Toen eenmaal het bewustzijn was doorgebroken dat de zoutwatersyste men te waardevol waren om buiten te sluiten, werd het interessant, zegt Saeijs. „Er ontstond in de delta een grote verscheidenheid aan milieuty pen: de Westerschelde bleef een estu arium, een zeearm. De Oosterschelde kreeg een zout gedempt getij, de Gre- velingen werd een zout meer, het Veerse Meer werd brak en het Ha- ringliet/Hollands Diep zoet." „Het Grevelingenmeer zou een zoet waterbekken voor de landbouw wor den, maar halverwege de jaren ze ventig brak het inzicht door dat een zoute Grevelingen waardevol kan zijn. De plannen veranderden. De Grevelingen bleef zout en de natuur kreeg binnen bepaalde grenzen de ruimte op de droogvallende platen en in de ondiepe gebieden. Dat zorgde voor verrassingen. Er ontstonden gro te zeegrasvelden, het water werd zeer helder door filterende schaal- en schelpdiertjes. De Zeeuwse platte oes ter, die elders het loodje legde, wist in de Grevelingen te overleven." Het 'nieuwe' Grevelingenmeer was de eerste ervaring met een ander water beheer: de watersysteembenadering. „Je bent in dialoog met het systeem, laat de natuur haar gang gaan. Je meet en stelt bij en leert zodoende het sys teem steeds beter begrijpen. Het is echter niet overal goed gegaan, zoals bijvoorbeeld in het Krammer/Volke rak, waar afgelopen jaar grote vogel sterfte optrad door blauwalgen. Dat is het gevolg van het inlaten van met fosfaat vervuild water vanuit Noord- Brabant en fosfaat dat uit de bodem vrijkomt. Zolang je dat doet, is het dweilen met de kraan open. Het enige dat helpt is er weer een zout meer van te maken." De abrupte overgangen van zoet naar zout, zoals bij de Afsluitdijk, de Ha- ringvlietsluizen en het Volkerak/Zoommeer, zijn volgens de bioloog ecologisch en economisch 'oninteressant'. „Ik pleit er dan ook al lange tijd voor de vruchtbare, geleide lijke overgangen van zoet naar zout waar mogelijk te herstellen of te ver beteren." Toch heeft Nederland de oude stok paardjes nog niet definitief in de kast gezet, zegt Saeijs. „We pompen ons zelf nog steeds omlaag, we zien water nog steeds als een 'vijand' waartegen we 'strijd' moeten leveren. We leggen nog steeds kades aan langs rivieren en bouwen nog steeds huizen in de vloedvlaktes van de Maas en de Waal. In het stroomgebied van de Rijn zijn zo'n 480 dammen, stuwen en schut- kolken aangelegd die ongecoördi neerd worden bediend. Er is geen eenheid in de besluitvorming en die besluitvorming is vaak ook nog op portunistisch." „Ondanks alle inspanningen zijn de meeste Nederlandse watersystemen nog zo ontregeld dat het de moeite waard zou zijn een ecologisch herstel programma op te zetten. Maar aan de andere kant is er veel gewonnen: het inzicht dat we anders moeten om gaan met water." TrOUW ZATERDAG 1 deVerdiepin FEBRUARI 2003 De Alexanderstraat in 's Gravendeel, kort na de ramp (links) en vijftig jaar later (rechts). De foto's zijn afkomstig uit het fotoboek 'De Ramp, 1 februari 1953, vijftig jaar later', van uitgeverij.De Verbeelding Amsterdam. FOTO'S ED VAN W1JK/NFA EN GÉ DUBBELMAN Stormvloeden Willem Schoonen f p de 26ste december verhief wzich een vreselijke wervel wind, zodat de golven van de zee verre de grenzen en oevers over schreden en jammerlijk een ontel bare menigte mensen in de aan grenzende landgoederen en neder zettingen tezamen met de gebou wen wegnamen. Ook vlotten op zee werden vernield en men zag een vlam van vuur boven de gehele zee.' Aldus de getuigenis van Gerwald te Gendt bij Nijmegen, van wat de zwaarste stormvloed van de negende eeuw zou blijken. Het jaar: 838. De getuigenis is terug te vinden in het standaardwerk van de geograaf J. Buisman, 'Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, deel 1 Buisman maakt korte metten met de hardnekkige gedachte dat de Neder landen voortdurend door water wer den bedreigd omdat ze ver beneden zeeniveau lagen. Rond 800 lag het westen van Nederland vele meters bó ven zeeniveau. De kustlijn lag kilome ters verder naar het westen dan nu het geval is. En achter de duinen strekte zich een uitgebreid, hooggele gen veengebied uit. Dat het westen tot ver beneden zeeni veau is gedaald is te wijten aan de mens. In de negende eeuw werd van uit de duinstreken begonnen met het droogleggen van het veen om het ge schikt te maken voor akkerbouw. „Het ingrijpen van de mens heeft Ne derland kwetsbaar gemaakt", zegt weerhistoricus Ad Vermaas, die een overzicht maakte van stormvloeden die Nederland hebben geteisterd. Rond 800 had Nederland een gesloten kust v?n Vlaanderen tot en met Vlie land, met bescheiden zeearmen in het huidige Zeeland en enkele rivier mondingen (zie kaart 1). In de duinstrook was de mens veilig. Daar waren de nederzettingen. Hoe wel ze met weinigen waren, zo'n tien per vierkante kilometer, groeide de bevolkingsdruk in de duinstreek. Er was behoefte aan voedsel en dus aan landbouwgrond. Men begon vanuit de duingebieden het uitgestrekte veen te ontginnen. Om het veen geschikt te maken voor akkerbouw moest het worden ontwaterd. Gevolg daarvan was dat het veen ging inklinken, waardoor er dieper ontwaterd moest, waardoor het veen verder inklonk. De Hollandse bodem daalde met een meter per eeuw. Het veengebied werd kwetsbaar voor stormvloeden. Die de den zich dan ook regelmatig voor. Buisman wist in de historische bron nen niet minder dan vijf omvangrijke stormvloeden te traceren alleen al in de twaalfde eeuw. Het aanzien van Nederland was tegen die tijd ingrijpend veranderd (zie kaart 2). De kustlijn was naar het oos ten verschoven. Texel en Vlieland wa ren eilanden geworden. Van de kop van Noord-Holland restten alleen nog de eilandjes Callantsoog en Wielin gen. West-Friesland had nog droge voeten, maar tussen Alkmaar en Am sterdam lag meer water dan land. In Zuidwest-Nederland waren de be scheiden zeearmen grote grijpers ge worden, die tot ver landinwaarts reik ten. In die twaalfde eeuw werd ook de Zui derzee geboren. Voordien was die het 'Almere', een meer dat alleen via een nauwe geul met de Noordzee in ver binding stond (zie kaart 1). Door het gat dat viel tussen Texel en Noord- Holland, drukte vanaf de twaalfde eeuw de Noordzee zich naar binnen. De Zuiderzee was aanvankelijk on diep en nog zoet. Maar door de getij denwerking en stormvloeden werd die meer en meer een zee. In 1170 deed zich al zo'n grote stormvloed voor dat Utrecht kon genieten van eb en vloed en er binnen de stadsmuren wijting werd gevangen. Vervolg op pagina 19 I PAGINA 13 religie&filosofie 14 zelfkritiek 15 kunst 21 podium 23 Daar zitten we dan tegenover elkaar. Het rode lampje op de microfoons nog gedoofd en tussen ons de im mensiteit van een tafel als de onein digheid van een verharde oceaan. Donderdagavond twee voor negen in registratiekamer 7, waar het pro gramma Mozlim Exprezz van de Ne derlandse Moslim Omroep op het punt staat te beginnen. Ik kijk naar het gezicht van mijn gesprekpart ners, waarop een lichte schaduw van spanning heen en weer golft. Ahmed Dadou, initiatiefnemer van het Ma nifest Koerswijziging en Ali B., rap per, auteur van het lied KutMarokka- nen. Wat zouden ze denken? Daar heb je dan die man, die tegenstander die ons initiatief met zijn open brief probeert kapot te schrijven? Of heb ben ze die sites bezocht waar mijn naam de laatste dagen aan fascisme en racisme en nog erger wordt ge koppeld? Ahmed Dadou heeft een droeve zachtheid in zijn blik die hij met zijn verzekerde en glanzende re toriek probeert te maskeren. Ook zijn lichaamstaal is doordrenkt van gevoeligheid. Ali B. is feller. In zijn bloed stroomt de revolte, in zijn ogen glinstert de overtuiging van het engagement Door de luidsprekers galmen de reacties van Marokkaanse luisteraars de studio binnen. We pro beren elkaar te overtuigen, bestrij den elkaar, moeten elkaar op som mige punten toch tegemoetkomen. Het is hard werken om je spreektijd te veroveren. Voor je het weet wordt die door de overkant weggezogen en dan moetje weer hard strijden om hem terug te halen. „Die tekst van jouw lied: 'ze haten ons, willen ons zwartmaken', kan echt niet. Zo breng je mensen niet nader tot elkaar." „En jij, je ziet alleen wat je wilt zien in ons Manifest. Nu willen we een positief signaal afgeven en het is nog niet goed." „Eerst aan de problemen werken dan komt de verbetering van het imago vanzelf." „Hoe kan dat met een eenzijdige en vijandige pers?" Luisteraars bemoei en zich er hard mee. In de snelkook pan van de studio kolken de deci bels. Deze worsteling is niets anders dan een innige verstrengeling. Je voelt en ruikt elkaar en het begint te wennen. Hé, weetje Ahmed, geen haar op mijn hoofd die aan je goede bedoeling twijfelt. Ja Sylvain, je ziet het verkeerd, maar misschien willen we toch hetzelfde. Tien uur. De mi crofoons zijn nu dicht maar niet de monden. Hier een klap op een schouder, daar een hand die een arm zachtjes grijpt. Eens zullen we het vandaag zeker niet worden. Hoeveel dagen telt een jaar? Buiten rilt de nacht. In een jasje van witte zucht jes. Sylvain Ephimenco r

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 1