Het verdronken land van Stavenisse
1311
Reformatorisch Dagblad
vrijdag 31 januari 2003 pagina 6
-a- In "het Bos" ligt de be
graafplaats van Stavenisse.
Hier liggen de doden, zij die
in de rampnacht het leven lie
ten." Foto's RD, Henk Visscher
1953-2003
Zondagmorgen, 2 februari 1953. Boven Stavenis
se gaat de zon op. „Het was verbijsterend", zeg
gen oude Stavenissers nu nog. Met horten en sto
ten komen, vijftig jaar na dato, de verhalen los.
Met een snik, met een traan, met een zucht die
van heel ver moet komen. „Wat we zagen die
morgen was allemaal water, allemaal wrakhout.
En vele doden." Een ander: „Hier lag een kat,
een hond, daar een koe en een paard." Een der
de, met een dikke brok in de keel: „Een op de
tien dorpsbewoners was weggespoeld. De licha
men lagen overal, op de dijk, in de sloten, in de
bomen, op een zolderbalk. Een kind, een vrouw,
een oude man."
J. van 't Hul
In "het Bos" ligt de begraafplaats van Stavenisse.
Ouderling B. de Ruiter, van de oud gereformeerde
gemeente, wijst met een brede armzwaai aan: „Hier
liggen de doden, zij die in de rampnacht het leven
lieten." De verdronken Stavenissers kregen op de
dodenakker een eigen hoekje, een eigen massagraf.
Ongeveer 75 kleine zerkjes, allemaal identiek,
schurken dicht tegen elkaar. Bij iedere zerk zijn
jonge boompjes geplant. In hard steen zijn treu
rige letters uitgehakt. Allemaal zeer sobere teksten,
allemaal Stavenisser namen: Goedegebuure, Quist,
Leenhouts, Geluk, Hage, Vroegop, Wielaard. Allen
volgden ze in één nacht de oude weg naar het graf.
Wind
Piet de Vos is 82. „Reken maar uit: ik was toen 32."
De Vos woont onder aan de Molendijk. Daar woon
de hij ook in de nacht van de ramp, met z'n vrouw
en twee kinderen. Ze waren nog gewoon naar bed
gegaan. „Och, zo'n beetje wind, dachten we, dat
slaapt wel lekker." Ze sliepen tot twee uur. Toen ge
beurde het. Toen kwam het water.
Niemand had erop gerekend, zegt De Vos. Stave
nisse lag achter de westelijke zeedijk van het eiland
Tholen. „Wie rekende erop dat dijken ook weg kun
nen spoelen? Niemand toch! Die zaterdag werd er
wel veel over het water gesproken. Het stond ge
woon te hoog. Ik zie nóg twee kleine motorbootjes
de haven binnendeinen. O, 0, wat gingen die schuit
jes op en neer. Ik dacht: Dat komt niet goed. Ze ha
len 't niet! Zo gingen de golven tekeer."
Het water in de haven van Stavenisse stond hoog.
En het bleef hoog. „Het ging gewoon niet meer
weg", herinnert De Vos zich. „Het was vloed ge
weest, maar het werd geen eb meer. Heel vreemd. De
haven stond vól met water."
Hij werd 's nachts om twee uur wakker van geroep,
buiten op de dijk. „Toen wist ik'genoeg. We hebben
bij de haven nog zandzakken in de vloedbalken ge
legd. Om drie uur werd het giertij. Hel dorp hield z'n
adem in. Toen liep het water, over de zandzakken
heen, het dorp in. Het was ontzaglijk. Alsof er plot
seling een dikke mist'van water kwam opzetten. Het
was de zee die kwam."
De Vos is naar huis gerend. „Toen ik thuiskwam,
gingen net de klompjes van onze kinderen, bij de
voordeur, drijven. Ik riep: Vrouw, geef me de kinde
ren! En laat verder alles staan!" Het gezin De Vós
vond 's nachts veiligheid bij de overburen. Die
woonden hoger op de dijk.
.a. In Stavenisse was Leen Potappel ouderling van
de oud gereformeerde gemeente. Ouderling B. de
Ruiter: Hij is weggespoeld naar de eeuwigheid. De
Heere nam hem weg in een weg van wervelwind en
storm."
„Mensen werden door het water opgepakt", zegt
De Vos, alsof.ze veertjes waren. „Sommigen kwa
men tot hun eigen verbazing boven op een dak te
recht."
Zoldering
Aan de Kerkstraat woonde het echtpaar Moerland.
De Vos: „Vrouw Moerland wist nog net de trap naar
de zolder te bereiken. Haar man zou nog gauw iets
halen. Toen het water er was, kon hij de deur naar
boven niet meer openkrijgen. Het water was sterker
dan hij. Zij was boven, hij beneden. Toen het water
steeg, is Moerland op een tafel geklommen. En zo
heeft hij, door de zoldering heen, zijn vrouw op de
hoogte gehouden: Het water komt tot rn'n knieën.