Sen muur van water achter de nevel katholiekelJ Reformatorisch Dagblad vrijdag 31 januari 2003 paginal Achter de nevel boven het landschap ziet hij hem komen. Een brede muur van water die ge stadig het land verovert. Oud-aannemer Ph. de Koning uit Papendrecht herinnert zich het schouwspel in de vroege ochtend van 1 februari 1953 nog levendig. „Het was beklemmend. De avond ervoor hadden we nog grappen gemaakt over de storm. Niemand kon toen bedenken dat dit zou gebeuren." Albert-Jan Regterschot Vanuit zijn appartement langs de dijk bij Papen drecht kijkt hij precies op de plaats waar het gebeur de. Waar nu een stevige, metershoge dijk ligt, gaap te vijf decennia geleden een enorm gat. De Koning, toen 22, nu 72 jaar, deed in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 geen oog dicht. „Het begon al 's avonds. Windkracht 10. Ik was toen bij een oom en tante in Kinderdijk. De wind gierde om het huis. Op dat moment diste ik nog trots het verhaal op van het kindje in het biezen mandje dat na een stormvloed in Kinderdijk kwam aandrij ven. Even ging ik met mijn oom buiten kijken. Op de dijk lagen toen al takken van bomen, en bepaald niet de kleinste. We liepen naar het Nanegat in Papen drecht. Dat was een beruchte locatie. Als er kwelwa ter door de dijk kwam, gebeurde het daar altijd het eerst. Ik weet nog hoe angstig de stem van mijn oom klonk toen we daar kwamen. Achter de dijk stond al een flinke plas water. Maar aan de andere kant bleek het water nog net zo hoog te staan als bij de vloed, eerder die avond. Het tij was dus niet gekeerd. Voor mijn oom stond toen al vast dat het mis zou gaan. Ik twijfelde nog." Toen De Koning later op de avond aankwam bij zijn ouderlijk huis in Papendrecht, waren daar al maatregelen genomen. Voor de bewoners van de dijkwoning was het niet ongewoon dat het water in de kelder stond. „We duwden een prop in het af voerkanaal om het water tegen te houden. Dat was een aantal keren per jaar nodig." In de koude winter nacht van 31 januari haalde de familie echter ook de meubels weg van de begane grond. Alleen een zwa re tafel ging niet mee naar boven. Daarna begon het lange wachten. De Koning: „Ik ben de hele nacht wakker geweest, net als de meeste mensen die op de dijk woonden. Binnendijks, in het dorp Papendrecht, sliepen de meesten." Torenklok Rond zes uur 's ochtends werd duidelijk dat de dijk was gebroken. „De brandweer kwam luid bellend langsrijden en de torenklok begon te luiden. De dijk bleek langzaam verzwakt te zijn doordat de golven er overheen sloegen. Daardoor verdween aan de ach terkant steeds meer van het dijklichaam, waarna het uiteindelijk doorbrak. Ik ben daarna samen met mijn oom naar familie gegaan die zo'n 5 kilometer ver derop in een boerderij woonde. We gingen lopend. Een auto was er niet, fietsen was onmogelijk vanwe ge de harde wind. Toen we aankwamen, was men net begonnen met melken. Niemand wilde geloven dat de di jk was doorgebroken." Met de nodige overredingskracht wist De Koning de boer zover te krijgen een aantal koeien mee te ge ven. „Het plan was om die naar de Merwededijk te brengen. Wat we toen nog niet wisten, was dat er ook bij Sliedrecht een gat in de dijk was geslagen." De tocht bleek niet eenvoudig. „Het was ijskoud, nog steeds waaide het enorm, het sneeuwde en het ha gelde. Je zag geen hand voor ogen. Bovendien waren de koeien erg onrustig. Een van de dieren was toch tig en wilde voortdurend de andere bespringen. Uit eindelijk hebben we de koeien bij een boer op de dijk achtergelaten. Later op de dag is zelfs een school ingericht als stal voor de vele geëvacueerde beesten." Adembenemend Dat het menens was, bleek toen De Koning vanaf de dijk het water zag naderen. „Een adembenemend schouwspel. Het kwam niet snel, maar wel gesta dig. Je moet je voorstellen dat de openingen in de dijk bij Papendrecht en Sliedrecht een soort trech ter vormden. Daarna verspreidde het water zich over een breder landschap. Daardoor duurde het gerui me tijd voordat je er verderop in de Alblasser- waard iets van merkte." Later op de dag ging De Koning zandzakken vullen bij het gat in Papen drecht. „Het water stroomde daar met een enorme snelheid de polder in. Enkele honderden meters ver derop kwam daardoor een kind van een jaar oud om het leven. Het werd meegesleurd door de stroming toen de ouders naar de dijk vluchtten." Het kind was een van de in totaal vijf slachtoffers die in de Alblasserwaard vielen. De Koning wijt dat relatief lage aantal vooral aan de snelheid waarmee het water steeg. Hoe verder in de polder, hoe langza mer dat ging. „Vanwege de verschillen in hoogte van het landschap kwam het daar nauwelijks hoger dan een meter." Doordat het gat bij Sliedrecht nog de zelfde dag werd gedicht en dat bij Papendrecht in de week na de watersnood, kon snel begonnen worden met het leegpompen van de waard. Zes weken later was al het water weg. Niet uniek Zo'n vijfjaar geleden begon De Koning zich te ver diepen in de geschiedenis van overstromingen in zijn Omgeving; Al gauw kwam hij erachter dat de ge beurtenissen van 1953 niet uniek waren. „De achter liggende eeuwen is hier elf keer een stormvloed ge weest vanaf zee en 23 keer een overstroming van de rivier. De laatste grote overstroming voor die van 1953 had plaats in 1820." Op veel plaatsen is heden ten dage nog zichtbaar waar de dijk ooit doorbrak. De Koning: „Je herkent het aan de bochten in de dijk, die soms op de vreemdste plaatsen liggen. Dat komt doordat direct achter een doorbraak een nieu- ,we dijk werd gelegd. In de dijkvakken die het meest te lijden hadden, wemelt het daarom van de boch ten." De Koning denkt dat de Alblasserwaard vijftig jaar geleden ondanks alles nog voor erger bewaard is ge bleven. Daar zijn volgens hem een aantal redenen voor. „Allereerst hadden we hier, in tegenstelling tot Zeeland, te maken met zoet water. Daardoor was de landbouwgrond al snel na de ramp weer bruikbaar. Bovendien waren de gaten in de dijk weer vlot ge dicht. Een dorpel in de doorbraak bij Papendrecht voorkwam dat er nog opnieuw water binnenstroom de nadat de storm was gaan liggen. En de storm op 1 februari haalde 'slechts' windkracht 10. Het had dus nog erger gekund." Zes weken na de ramp was de Alblasserwaard weer droog. Doordat de schade beperkt was gebleven, kwam het leven van alledag weer snel op gang. „Het leek alsof iedereen weer snel wilde vergeten wat er was gebeurd. De watersnood was hier niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis." -A. Op de plaats waar in 1953 het water de A Iblasserwaard instroomde, ligt nu een stevige dijk. Foto RD a. Met behulp van zinkstuk- ken werd in de dagen na de ramp het gat bij Papendrecht gedicht. Foto ANP jf I LLUSTRATIEj

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3