Als eerste door het gat bij Ouwerkerk
Mensen
Van huis uit
Onderbelichte rol bij redding van mensen en vee zit vissers dwars
vrijdag 31 januari 2003 PAGINA
Wat zijn ze mooi! Een grote schaal met bloeiende ama
ryllissen is een echte blikvanger in onze huiskamer.
Buiten is het nog winter, maar binnen is het al volop
lente. Een van de jongens bracht een aantal weken ge
leden wat amaryllisboïlen mee. Ik heb ze in een grote
glazen pot gezet, aangedrukt met aarde en ajgedekt met
groen mos. In een hoekje van de kamer zijn ze gegroeid;
eerst kwamen de knoppen tevoorschijn en daarna de
stelen. Afgelopen week heb ik de schaal een ereplekje
gegeven: midden op de salontafel. Je ziet de knoppen
zwellen van dag tot dag. We dachten allemaal dat er
witte bloemen tevoorschijn zouden komen omdat de
knoppen heel licht van kleur waren. Maar tot ieders
verrassing verscheen er bij het openspringen van de eer
ste knop een felroze trompet met een wit hart.
Inmiddels staat de schaal in volle bloei. Het is een lust
voor het oog. Als Cor thuis komt uit school gaat hij
dadelijk naar de bloemenpracht kijken. Hij voelt er
eens aan, telt voor de zoveelste keer de bloemen en zegt:
„Mooi hè, mam.Er staan drie bollen in de schaal,
waaruit zes stengels gegroeid zijn. Aan elke stengel zit
ten drie of vier bloemen. In totaal meer dan twintig!
Het is werkelijk bijzonder om te zien met wat voor een
verborgen kracht zo'n plant groeit en tot bloei komt.
Toch zijn de bloemen maar een paar dagen op hun
mooist.
Meestal mik ik de bollen als ze uitgebloeid zijn in de
vuilnisbak, maar deze zijn zo mooi dat ik van plan ben
ze te bewaren. Ik las een vrij eenvoudig recept dat het
proberen zeker waard is. Allereerst een waarschuwing:
de plant is behoorlijk giftig. Pas op met sap; was mes en
handen na het afsnijden van uitgebloeide stengels. Snij
de bloemstengel als hij uitgebloeid is met een scherp
mesje af ongeveer 2 centimeter boven de bol. Zorg dat
de bladeren hierbij niet beschadigd worden. Het beste
kun je een stevig kartonnetje of een plastic kaartje (bij
voorbeeld een afgedankte telefoonkaart) tussen desten
gel en de uitbottende bladeren schuiven, zodat het mes
alleen de stengel afsnijdt, zonder andere delen zelfs
maar te kunnen raken. Dep het sap dat uit de afgesne
den holle stengel stroomt weg met bijvoorbeeld keuken
papier. Laat het stengelstukje daarna rustig indrogen.
Na ongeveer twee weken is het totaal verdroogd en kun
je het zo lostrekken. Laat de bladeren groeien, want
juist die geven de bol nieuw voedsel. Doe af en toe wat
plantenvoedsel door het gietwater. In de herfst zullen
de bladeren geel worden en kun je ze voorzichtig los
trekken (niet forceren). Als alle bladeren van de bol af
zijn, is deze in een rustperiode gekomen. Je kunt de
plant het beste droog houden en wegzetten op een koe
le plaats in de kelder of in een donkere kast. Vergeet
niet na een of twee maanden de bol weer tevoorschijn
te halen.
Verwijder dode, verdroogde wortels. Doe hetzelfde
met de oude rokken van de bol, die bruin en vliezig
zijn, totdat er nog eentje omheen zit die de bol be
schermt, en zet de plant in verse potgrond. Eventuele
kleine bollen die aan de grote vastzitten kun je het bes
te voorzichtig losmaken, want ze nemen voedsel uit de
hoofdbol, waardoor deze minder kans heeft om weer te
gaan bloeien. Zet de plant op een warm plekje en houd
de grond vochtig. Als het goed is, gaat de bol na onge
veer een of twee weken weer tekenen van leven verto
nen. Er kunnen bindpunten verschijnen, maar het is
ook best mogelijk dat de bloeistengel als eerste omhoog
komt. Ik ben erg benieuwd of het gaat lukken.
Enkele weken geleden zijn we met ons gezin naar de
bloemententoonstelling "Midwinter flora" geweest die
elk jaar in januari in ons dorp wordt georganiseerd.
Deze tentoonstelling is eigenlijk bedoeld voor bollen-
kwekers, maar de toegang is voor iedereen vrij. Er ston
den ook prachtige creaties van amaryllissen bij. Opge
maakt met gekleurde rijshoutjes waren het echte
kunstwerken.
Gisteren was bij ons thuis een stengel geknakt door de
zwaarte van een van de bloemen. De jongens hebben
blijkbaar inspiratie op de tentoonstelling opgedaan,
want met wat houtjes werd de stengel weer rechtop ge
zet en gespalkt. Ik hoop dat het helpt en dat we nog een
enkele dag van de bloemenpracht kunnen genieten
voordat we overgaan tot het overblijfexperiment.
Reformatorisch Dagblad
te halen. Ook andere boten volgden hem.
In totaal heeft Koster 360 mensen naar
Yerseke gebracht. „Zij hadden nauwelijks
spullen bij zich", vertelt Jacob Visser. „Er zat
een mannetje op de boot met een tas tegen
zijn borst geklemd. Deze had hij overhaast
van de kapstok gegrist in de verwachting dat
er iets waardevols in zat. Ik vroeg hem wat
hij bij zich had. Toen de man zijn tas open
deed bleken er echter alleen klerenhangertjes
in te zitten..."
Toen alle mensen in veiligheid waren ge
bracht, begonnen de vissers met het eva
cueren van vee dat de ramp had overleefd.
Tot hun ergernis zagen ze dat militairen de
dieren in het rampgebied doodschoten. Een
alarmsignaal richting de overheid maakte
hieraan een einde.
Na de ramp werd er door de vissers weinig
meer over hun reddingswerk gesproken. „Ze
zagen het als hun plicht en daarom hebben
ze er weinig bekendheid aan gegeven. Ze wil
den zich niet op de borst kloppen", aldus Ja
cob Visser.
In Ouwerkerk is als dank voor de hulp een
straat vernoemd naar Hubrecht Koster. On
danks zijn grote inzet vertelde de visser thuis
weinig over de ramp, zegt mevrouw M. C.
Verwijs-Koster, de dochter van de inmiddels
overleden schipper van de YE 4. „De hulp
was gewoon nodig en daarom deden de vis
sers het."
Wat de vissers wel dwarszit, is dat het beeld
bestaat dat vooral militairen en helikopter
piloten een centrale rol speelden in het red
dingswerk. Marineboten en buitenlandse
helikopters zouden vele mensen hebben ge
red, terwijl zij in de eerste dagen na de ramp
nog niet eens in het gebied waren.
Beeldvorming
In het standaardwerk "De ramp" van de
journalist Kees Slager stelt deze dat de mede
deling van de Nederlandse Territoriaal Be
velhebber dat er 2200 mensen door buiten
landse helikopters zouden zijn gered,
onmogelijk kan kloppen. Die honderden
mensen zijn vanaf dinsdag niet gered maar
geëvacueerd. Dat wil zeggen dat ze vanaf een
geïsoleerde, maar niet levensgevaarlijke
plaats naar een nog veiliger en vooral aange
namer plaats zijn gevlogen.
Uit een enquête die kort na de ramp onder
evacués is gehouden, blijkt dat 50 procent
met een boot, 30 procent zonder transport
middel en 7 procent met een motorvoertuig
is gered. Helikopters en amfibievoertuigen
worden bijna niet genoemd.
De onjuiste beeldvorming wordt nog ver
sterkt door de media. Pas vanaf dinsdag ko
men zij in het rampgebied, met als gevolg
dat de dan gearriveerde helikopters en mari
neboten veel aandacht krijgen. Jacob Visser
vindt het jammer. „Zelf heb ik tijdens de
eerste dagen in Ouwerkerk geen militair ge
zien.
Het stoort mij dat de vissers als de helden
van het eerste uur min of meer in de verge
telheid zijn geraakt, terwijl zij met risico van
eigen leven en materiaal op pad zijn gegaan.
Het gaat mij er niet om dat ze een onder
scheiding moeten krijgen, maar het is wel
belangrijk dat hun optreden wordt ge
noemd."
Jacob Visser heet in werkelijk anders. Hij wil
niet met zijn echte naam in de krant, omdat hij
liever op de achtergrond wil blijven.
Het zit de vissers toch wel een beetje
dwars. Het beeld bestaat dat militairen en
helikopterpiloten een belangrijke rol
speelden bij het reddingswerk, maar het
waren met name de vissers die veel men
sen hebben gered. Hubrecht Koster uit
Yerseke zorgde met zijn mosselschip zelfs
voor een huzarenstukje.
H. van den Berge
Traag rollen de golven tegen de Ooster-
scheldedijk bij Yerseke. In de verte is het ei
land Tholen vaag te zien. De dijk vormt bij
dit sombere weer slechts een grijze streep.
Het waait stevig, maar niemand maakt zich
nu zorgen over het water. Dat was vijftig jaar
geleden wel anders.
Op zaterdagavond 31 januari 1953 ging Ja
cob Visser tegen elven even kijken bij het ha
ventje van Yerseke. „Er liepen meer mensen.
Het water stond erg hoog. Ik schrok. Het
moest eb zijn, maar het leek wel vloed. We
maakten ons grote zorgen. Snel hebben we
heel Yerseke gealarmeerd dat er gevaar
dreigde."
Opgedreven door de noordwesterstorm
beukten de golven onophoudelijk tegen de
dijk. Uit voorzorg werden in de dijkopening
richting de haven vloedbalken geplaatst en
met zandzakken verstevigd. Maar het water
bleef komen. „We dachten dat het mis zou
gaan, want om half zes zou het pas vloed
zijn.. Maar omstreeks half vijf zagen we het
water ineens zo'n dertig centimeter zakken.
We waren ontzettend opgelucht. Op het
nippertje was een ramp voorkomen. Achter
af bleek dat de daling was veroorzaakt door
dijkdoorbraken op Schouwen-Duiveland,
Tholen en in West-Brabant."
Ineens deed het gerucht de ronde dat de
polder bij het nabijgelegen Kruiningen vol
liep. Met man en macht sleepten de vissers
roeibootjes, motorvletten en alles wat varen
kon die kant op. Nog voor zes uur zondag
morgen gingen de eerste vissers de polder in.
De hele zondag zijn ze druk bezig geweest
met het redden van mensen die op de daken
van huizen en boerderijen zaten.
Voor velen kwam de hulp te Iaat. Een
vrouw die onmiddellijk na de ramp haar va
der belde om te vragen hoe het ging, kreeg
hem inderdaad aan de lijn. Maar opeens
hoorde ze een geweldig gekraak, gevolgd
door een vreselijke gil. En ze begreep dat het
huisje van haar ouders was ingestort.
Mosselschip
Wat er elders in het Zuidwesten aan de
hand was, wist op Yerseke niemand. Dat
veranderde toen in de nacht van zondag op
maandag vlak bij het dorp een dak met daar
op een vader met twee zoons, van wie er één
onderweg was gestorven, aanspoelde. Zij
bleken van Schouwen-Duiveland te komen
en waren door een gat in de dijk bij Ouwer
kerk de Oosterschelde opgezogen. Bijna 24
uur hadden ze rondgedobberd voordat ze bij
Yerseke aan land kwamen.
De vissers besloten maandagmorgen vroeg
met hun schepen in de Oosterschelde naar
drenkelingen te gaan zoeken. Ook zouden ze
proberen Schouwen-Duiveland te bereiken.
Een van de eersten die vertrok was Hubrecht
Koster (47) met zijn mosselschip, de YE 4
"Beatrix". Aan boord was ook de jonge Ja
cob Visser. „Er stond behoorlijk wat wind.
Onderweg kwamen we van alles tegen.
Kadavers, stukken van woningen en boerde
rijen, het was echt onvoorstelbaar."
Vreselijke puinhoop
Halverwege de Oosterschelde kwam Hu
brecht Koster de ZZ 8 van mosselschipper
Ben Schot uit Zierikzee tegen. Deze was op
verzoek van zijn burgemeester onderweg
naar Zuid-Beveland om daar om hulp te
vragen, want over de ramp op Schouwen-
Duiveland was toen nog steeds niets bekend.
„Ben Schot vroeg of er nog bootjes op Yerse
ke waren. Koster vroeg de reden. En toen
hoorden we dat heel Schouwen-Duiveland
onder water stond."
De YE 4 voer gelijk naar Ouwerkerk. „Daar
zagen we het gat in de dijk. Koster heeft een
paar keer geprobeerd naar binnen te varen,
maar dat lukte niet omdat het laag water
was." Het schip koerste daarna richting Sta-
venisse, want daar scheen het ook erg te zijn.
Toen ze er aankwamen, zagen ze een vrese
lijke puinhoop.
Samen met verschillende Thoolse vissers
ging Koster naar het dorp. Sommige overle
venden dachten dat ze kwamen stelen, maar
snel werd de mensen duidelijk gemaakt dat
de vissers hen juist kwamen redden. Met een
boot vol vluchtelingen keerde de YE 4 naar
Yerseke terug.
Na de mensen te hebben afgezet, ging Kos
ter gelijk weer richting Ouwerkerk. Het was
inmiddels hoog water. Met een verrekijker
zagen ze dat er mensen vanaf dijken, huizen
en boerderijen stonden te zwaaien met witte
vlaggen. Voor het gat in de dijk voer de YE 4
een paar keer op en neer. Toen besloot de
schipper te proberen naar binnen te gaan.
Verschillende opvarenden vonden het te ge
vaarlijk, maar Koster wilde de mensen die in
Hubrecht Koster uit Yerseke ging als eerste
met zijn mosselschip door het gat in de dijk bij
Ouwerkerk. Foto rd
nood zaten helpen. Hij riep: „Hou je vast, we
gaan."
In het dijkgat dook de boot voorover. „We
voelden een behoorlijke klap en toen richtte
het schip zich weer op. We gingen als eerste
door het gat van Ouwerkerk. In de polder
zagen we mensen op daken en zelfs in bo
men zitten. Het was gevaarlijk om daar te
varen, want we wisten niet waar er onder
water obstakels waren. Het was een grote
chaos. We zijn gelijk naar Ouwerkerk ge
gaan, waar een kantonnier aan boord kwam
om de weg te wijzen. Overal pikten we men
sen op."
Alarmsignaal
Met 110 overlevenden op zijn schip voer
Koster tegen de avond terug door het gat
naar Yerseke. De volgende dagen ging de
YE 4 steeds naar Ouwerkerk om mensen op
Wieg en watersnood
Zoals de Britse koningin Elizabeth in fe
bruari 1953 naar het oosten van Enge
land snelde om de slachtoffers van de
watersnood bij te staan, zo lieten ook de
Oranjes zich in Nederland tijdens die
dramatische dagen beslist niet onbe
tuigd. Koningin Juliana en prinses Bea
trix bezochten de getroffen gebieden en
deden er alles aan de gedupeerden te
helpen. Het koninklijke jacht Piet Hein
veranderde in een hospitaalschip en
evacués konden terecht op Paleis Het
Loo. Prins Bemhard mobiliseerde stad
en land inclusief het buitenland voor
reddingswerk. Last but not least door
kruiste de op leeftijd gekomen prinses
Wilhelmina twee dagen het door
watersnood getroffen „arme Zeeland",
haar lievelingsprovincie naast Gelder
land.
Mej. J. L. M. M. Geldens, haar secreta
resse, schreef het volgende op. „Ineens
passeerde ons een boot met evacué's,
een vrouw herkende haar en riep: „Daar
heb je de ouwe Koninginne." Het klonk
over het water en drong door merg en
been. De mannen namen hun petten af
en een andere vrouw gaf een schreeuw:
„Och Koninginne, het is zo errig."" De
Oranjes waren er en leden mee met hun
volk.
Achter de Poolse wieg die op Paleis
Het Loo Nationaal Museum staat,
schuilt een bijzonder verhaal dat herin
nert aan de verschrikkingen van de wa
tersnood. In februari 1938 werd uit
naam van de directie van het Poolse
met z'n 12-en, 6 volwassenen en 6 kin
deren, op de wagen."
Na veel wederwaardigheden en een
vermoeiende reis belandden Leen en
Anna Bij de Vaate met drie kleine kin
deren (Kees, Jannie en Joke) ten slotte
waar ze zijn moesten, op Voskuilen in
Woudenberg. „Op het gemeentehuis
aangekomen kon je gaan zoeken naar
wat je kon gebruiken. Maar m'n oog viel
op een wieg en nog zozeer niet de wieg
maar het wollen dekentje dat er in lag.
Zo mooi, dat had ik nog nooit gezien.
Helaas heb ik dat niet meer. Ik stond er
zeker het mooie van af te kijken dat Me
vrouw van de burgemeester Hosang
kwam vragen of ik een baby had. Ja, één
van 6 weken. Toen vertelde ze dat de
wieg door Koningin Juliana geschonken
was aan het Rode Kruis en daar op het
gemeentehuis was terechtgekomen. Ik
kon hem krijgen, maar dan moest hij
binnen een uur opgehaald zijn."
De familie Van den Bosch is er blijkens
de brief van Anna Bij de'Vaate trots op
geweest dat er een koninklijke wieg in
huis heeft gestaan. Anna's dochter Joke
was 6 januari 1953 geboren en heeft er
altijd in geslapen. De wieg verhuisde
mee terug naar Zeeland en later hebben
er nog twee kinderen in gelegen, vertelt
mevrouw Bij de Vaate. Op 22 juni 1954
bracht koningin Juliana een bezoek aan
het barakkenkamp waar Zeeuwse gedu
peerden van de watersnood tot zeker
eind december .1955 woonden. Anna
heeft koningin Juliana toen persoonlijk
voor de wieg bedankt. Daar ging overi
gens het nodige aan vooraf. Ze moest
uitgebreid toestemming vragen om de
Koningin toe te spreken - dat gebeurde
via de politie, de burgemeester en de
commissaris van de Koningin. Haar
werd verteld wat ze wel en wat ze niet
mocht zeggen. Met haar dochtertje op
de arm en een foto van de wieg bedank
te Anna Bij de Vaate Hare Majesteit in
keurige bewoordingen voor de konink
lijke wieg. „In de plaatselijke krant stond
dat ik de vrijmoedigheid had de Konin
gin aan te spreken. Ik dacht: ze moesten
eens weten hoeveel moeite het heeft ge
kost."
Anna schonk de wieg aan haar dochter
Joke, die tijdens een bezoek aan Het Loo
in gesprek raakte over de bijzondere
wieg. Het museum was geïnteresseerd in
de wieg. Er volgde een onderzoek naar
de herkomst en uiteindelijk kwam de
wieg -in bruikleen gegeven door Joke
Bij de Vaate- op Het Loo terecht. Het
afgiftebewijs van 5 oktober 1998 herin
nert daaraan. Nu staat de gerestaureerde
wieg volgens mevrouw Bij de Vaate in
gepakt te wachten totdat er te zijner tijd
een Juliana-kamer wordt ingericht.
Agenda
Koningin Beatrix is morgen op Goeree-
Overflakkee en Schouwen-Duiveland
aanwezig bij de nationale herdenking
van de watersnoodramp van 1953.
Prinses Maxima zal op 6 februari in
Rotterdam de naamgeving verrichten
van het nieuwe vakantiehospitaalschip,
de "Prins Willem-Alexander".
Anna met Kees en Jannie bij de Poolse
wieg waar Joke in ligt, 1953.
Tijdens de watersnood kwam Anna,
inmiddels getrouwd met Leen Bij de
Vaate, bij de haar bekende familie Van
den Bosch terecht, met wie ze per brief
contact had onderhouden. Anna woon
de met haar gezin in De Val vlak bij
Zierikzee. Haar familie sloeg in 1953 op
de vlucht voor het oprukkende water.
Citaat uit een brief: „We waren bijna bij
Zierikzee op het moment dat de tractor
ging sputteren, de motor kwam onder
water, maar heeft het nog net gehaald.
Naar Zierikzee is het 2 km. We zaten
Staatsbosbeheer een wieg aan prinses
Juliana overhandigd. Het was een ge
schenk ter gelegenheid van de geboorte
van koningin Beatrix, 31 januari 1938.
De wieg was een herinnering aan de hu
welijksreis die prinses Juliana en prins
Bemhard in 1937 als eerste naar Polen
had gevoerd. Daar was hun verblijf „te
midden der Poolsche wouden" zo pret
tig en vererend geweest.
De wieg was een ontwerp van de be
kende Poolse architect ing. Jan Bogu-
slawski, de man die op de Parijse we
reldtentoonstelling in 1937 een grand
prix in de wacht had gesleept. Het
beeldhouwwerk aan de wieg was van
Stanislaw Sikora. Het zijden weefsel van
het matras werd vervaardigd door de
firma Lad en het stiksel van de sluier
kwam uit ateliers van de firma Inicja-
tywy. Het ging in alle opzichten om een
heel bijzondere wieg, want hij bevatte
een gebeeldhouwde voet in zwart eiken
hout. De vier gedraaide poten waren
van ahornhout, weer versierd met bie
zen van notenhout. Op de ahorn spijlen
waren sterren aangebracht. Het hoof
deinde van de wieg werd gemarkeerd
door twee wapenschilden. Op twee ver
gulde stalen dragers rustte de kroon, ge
vormd door acht duifjes die elk op een
ring van ahorn zaten. Deze duifjes hiel
den in hun snavels de chiffondraperie
op, waarin met witte zijde bladmotieven
waren gestikt naar de verschillende
boomsoorten die in Polen groeiden.
De wieg werd op Paleis Soestdijk aan
geboden - bij de wieg hoorde zelfs een
Op 22 juni 1954 bedankt Anna Bij de
Vaate (hier op de rug gezien) koningin
Juliana voor de wieg en de hulp. Anna
draagt Joke bij zich. Foto's Anna Bij de Vaate
liedje. „De houtsnyder van Polen ijverde
aan/ het ahornen wiegje voor Beatrix.
Zal het prinsesje daar rustig in slapen
gaan? Zeer zeker en gewis. De bla
deren vallen op de wiege-sluier. Zij wor
den verweven met zijde en lint. En vo
gels keerden haastig weer uit het
Zuiden. Om een kroon te zijn boven het
Koningskind."
Omdat prinses Juliana zoveel cadeaus
kreeg, gaf zij de wieg aan het Rode
Kruis. Vijftien jaar later kwam de wieg
op wonderlijke wijze tevoorschijn in
Woudenberg en wel t ijdens de evacuatie
van de slachtoffers van de watersnood.
In een brief gedateerd februari 1953
schrijft Anna Bij de Vaate (1924) uit
Zierikzee het volgende. Zij was als jong
meisje in de Tweede Wereldoorlog bij
de familie Van den Bosch in Wouden
berg geweest en werkte daar op de boer
derij. „We waren in Zierikzee door het
water verdreven, want de Duitsers had
den de dijken doorgestoken. In Rotter
dam leden we honger en dus trokken we
naar Gelderland om eten te bemachti
gen."