watersnoodc
Van de mentaliteit
van de Zeeuwen ben ik
niet onder de indruk
geraakt"
INHOUD
PAGINA 18
Hubrecht Koster
zocht met zijn mos
selschip drenkelin
gen in de Ooster-
schelde.
PAGINA 19
Oud-premiers over
hun relatie met ko
ningin Beatrix.
PAGINA 20
Emigratie naar Ca
nada hielp echtpaar
De Kok bij verwer
king van de water
snood.
PAGINA 21
Prof. Vermeulen:
Leraren moeten
weer beroepstrots
uitstralen.
PAGINA 23
Neutralisering
staatsscholen maakt
gereformeerd on
derwijs in Zuid-Afri-
ka broodnodig.
Eindredactie: Michiel Bakker
Soldaten halen zakken meel van een zolder in Zierikzee. Foto Spaarnestad Fotoarchief
De ramp van 1953 bezorgde de lich
ting 1952-2 van de commando's een
blijvend etiket. Als eersten trokken de
20-jarige jongens naar het over
stroomde gebied, om dijken te dichten
en getroffen Zeeuwen te evacueren.
Dankbaarheid was vaak ver te zoeken.
„In het veerhuis van Zijpe konden we
een kop koffie kopen. Let wel: kopen!"
Huib de Vries
De nacht van zaterdag 31 januari op
zondag 1 februari 1953 begon voor Wim
Gubbels zonder bijzonderheden. Het
woei stevig in Roosendaal, maar dat was
de dienstplichtige commando uit Arn
hem, die een week eerder zijn groene ba
ret had verworven, wel gewend. „We
hadden drie maanden zware training
achter de rug, grotendeels in open veld.
Van een beetje wind lag niemand wak
ker."
Vanwege licht arrest was hij het bewus
te weekend niet op verlof. Onbewust
van het drama dat zich enkele tientallen
kilometers verderop afspeelde, zocht hij
zijn bed op. Veel rust werd hem niet ge
gund. „Om een uur of twee werden we
wakker gemaakt door de sergeant van de
week, Siem Boons, met de mededeling
dat we onmiddellijk moesten aantreden.
Er was een dijk doorgebroken. Gewa
pend met een schop werden we in
vrachtwagens naar Fijnaart gebracht. In
het pikkedonker zagen we de boel aan.
Het stormde ontzettend en het enige
wat je zag was een vlakte woest stro
mend water, waartegen je niets kon be
ginnen. We zijn algauw weer terugge
gaan naar de kazerne."
Kruidenier
In de morgen werd duidelijk dat er
meer was doorgebroken dan één dijk.
„Opnieuw zijn we naar het overstro
mingsgebied gestuurd, nu met roeibo
ten. Onze eerste opdracht was de evacu
atie van Oud-Vossemeer op Tholen. Het
stormde nog steeds enorm, en het water
ging tekeer als een wilde. Vanaf een dijk
die intact was gebleven, is een van ons in
zijn ondergoed, met een bos touw op
zijn rug, door het water naar het dorp
geworsteld. Langs die lijn moesten we de
boot optrekken, want roeien was onmo
gelijk door de storm en de stroming.
Een kameraad uit Didam, ene Willem-
sen, is verdronken. Die jongen stond op
een stukje dijk dat ineens werd wegge
slagen, zo ging het nog tekeer."
Terwijl de kadavers van verdronken
vee rond de boot dreven, controleerden
de commando's woning na woning op
de aanwezigheid van dorpelingen. „Ze
ker de eerste dagen was het een provi
sorisch gedoe. Dankbaarheid was bij de
meeste geredden ver te zoeken. Op een
gegeven moment kwamen we bij een
kruidenierswinkel die helemaal blank
stond. Toen wij met de boot arriveerden,
kwam de eigenaar, die erboven woonde,
naar beneden. Onze mededeling dat hij
weg moest, stuitte op nogal wat tegen
stand.
Van een rek met kruidenierswaar stak
alleen de bovenste plank boven het wa
ter uit. Daarop stonden van die stolp-
flessen met snoep. Ik vroeg de man of
hij voor ons wat eetbaars had, want we
hadden al bijna twee dagen niks genut
tigd. Haalde hij drié snoepjes uit die fles.
Ondertussen deed hij niet anders dan
mekkeren over zijn nieuwe auto. Tot ik
tegen hem zei: „Meneer, ik hoor dat u
boven ook nog een vrouw en kinderen
hebt. Die zijn volgens mij belangrijker
dan een auto." Het kostte echt moeite
om hem dat aan het verstand te bren
gen."
Oud-commando Leo Schrans uit Oss
ziet nog de chaos voor zich waarmee hij
werd geconfronteerd. „Overal dreven
dode beesten, huisraad, stukken hout en
massa's uien. Vanuit huizen hoorde je
mensen roepen. Het vreemde was dat ze
allemaal uitsluitend aan zichzelf leken te
denken. Je zou verwachten dat mensen
in zo'n situatie gezamenlijk proberen te
redden wat er te redden valt, maar het
was ieder voor zich."
Bende
De hoofdonderwijzer van Rilland,
woonachtig in een groot herenhuis, had
met z'n gezin de zolder betrokken, waar
hij ook wenste te blijven. „Het water
stond tot de dakgoot, dus voor zijn ge
voel zat hij daar veilig. Terwijl het nog
steeds stormde en twee keer per dag het
water opkwam. Eerst hebben we gepro
beerd hem met praten tot rede te bren
gen, maar dat lukte niet. Toen heeft ser
geant Kersenboom hem aan kop en kont
naar beneden gegooid. De rest van de fa
milie volgde daarna uit zichzelf."
Bij Zijpe werd de ploeg van Schrans
ondergebracht in een oude rijnaak, na
bij het veerhuis. „In die schuit waren
koeienhuiden vervoerd, waardoor het
verschrikkelijk stonk. Er is daar nog een
vrouw bevallen, op onze paardendekens.
Ik probeer haar nu op te sporen, via ie
mand in Tholen. Als ze nog leeft, zal zij
achter in de zeventig zijn en wordt haar
kindje over een paar dagen vijftig."
Stengun
Na Oud-Vossemeer volgden Rilland en
Bruinisse, waar een deel van de dorpe
lingen zich bewust had schuilgehouden
om in hun eigen woning te kunnen blij
ven. „Met zachte dwang moesten we ze
verwijderen", herinnert Gubbels zich.
„In één huis zagen we een doodskist
drijven. Dat vond ik wel een beetje lugu
ber.
In Rilland stond het water zo hoog dat
de stoelzitting en het bureaublad in het
treinstationnetje net droog waren geble
ven. Ik kreeg opdracht daar te blijven,
om zo nodig de telefoon op te nemen. Ik
zie me nog zitten met m'n benen op het
bureau, zo koud als een steen. Schuin te
genover dat station had je een kroegje.
Om warm te worden heb ik daar een
fles drank weggekaapt. Bij de kruidenier
heb ik een ruit ingeslagen, zodat ik een
pakje sigaretten en een paar dozen bon
bons kon pakken. Toen m'n kameraden
me 's avonds kwamen ophalen, zeiden
Als 20-jarige jongens trokken Wim
Gubbels (l.) en Leo Schrans naar het over
stroomde gebied, om dijken te dichten en
getrojfen Zeeuwen te evacueren. „Zeker
de eerste dagen was het een provisorisch
gedoe. Dankbaarheid ivas bij de meeste
geredden ver te zoeken."
Foto RD, Anton Dommerholt
ze: Joh, Gubbels, wat kijk jij raar uit je
ogen."
Net als Schrans werd de oud-comman
do uit Rosmalen ook bij Zijpe ingezet.
„In het veerhuis konden we een kopje
koffie kopen. Let wel: kopen! Van de
mentaliteit van de Zeeuwen ben ik niet
onder de indruk geraakt. In Bruinisse
ging de mare: „Daar komen de com
mando's aan, dochters weg en kasten
dicht." De volgende dag was dat praatje
al tot de kazerne doorgedrongen. Toen
we weer moesten aantreden, had luite
nant Thijssen de stengun om de nek
hangen. De eerste de beste die werd be
trapt op diefstal, zou hij ter plekke neer
schieten. Om te onderstrepen dat het
geen grapje was, gaf hij een roffel in de
lucht. Zo gingen we het rampgebied
weer in."
Zandzakken
In Oosterland troffen de commando's
niemand meer aan. Daarmee eindigde
tegelijk hun taak als evacuatieploeg.
„Toen begon de zandzakkenperiode.
Dat vond ik het ergste van alles. Uren
achtereen stond je zakken door te geven
om gaten te dichten die maar niet klei
ner leken te worden. Weken zijn we zo
bezig geweest, terwijl de voedselaanvoer
abominabel was."
Leo Schrans kreeg vanwege zijn be
scheiden lengte een alternatieve taak. Hij
werd toegevoegd aan de Amerikanen, die
met amfibievoertuigen door Zeeland
trokken om lichamen en kadavers te ber
gen. De jonge Nederlandse commando
zat in de put voor in de Duck, om zo no
dig te waarschuwen voor obstakels. „Het
water sloeg voortdurend over de boeg.
Tot m'n middel stond ik in het ijskoude
water. De Amerikanen haalden met een
stok waaraan een haak was bevestigd de
lichamen binnen. De meeste lichamen
waren totaal opgezwollen en zagen er
verschrikkelijk uit."
De verhouding tussen de Nederlandse
en de Amerikaanse militairen was wat
ambivalent. Aan de ene kant werd de
hulp van de yankees gewaardeerd, tege
lijk bepaalden ze de Nederlanders bij de
armoedige uitrusting van het eigen le
ger. „Die mannen hadden goede voer
tuigen, prima vaartuigen, eten en drin
ken in overvloed, sigaretten en
kauwgum voor tussen de maaltijden.
Wij hadden niks. Zero! Die jongens had
den een mooi tenue en prachtige para
schoenen, wij liepen in afdankertjes van
de Engelsen en op van die gepinde kist
jes rond."
Infectie
Meteen na het watersnooddrama werd
de lichting 1952-2 afgevoerd naar
Zeeuws-Vlaanderen, voor een veldoefe-
ning in Axel. De commando's zeulden er
tot de knieën door de modder. Leo
Schrans, die tijdens een tocht zijn
scheenbeen openstootte, liep daardoor
een venijnige infectie op. Aanvankelijk
schonk hij er niet veel aandacht aan. „Je
was commando, dan moest je niet te
kleinzerig doen." Na een maand zette de
infectie in alle hevigheid door. Vier we
ken lag de 20-jarige militair in een
Haags ziekenhuis. Blijvende schade
hield hij er niet aan over. In later jaren
zou hij een massa medailles verwerven
met langeafstandswandelingen, over de
gehele wereld.
De herinnering aan de watersnood
houdt de oud-werknemer van Unox le
vend door jaarlijks met enkele oud
kameraden in Didam een krans te leg
gen bij het graf van Willemsen. „Altijd
op 1 februari. We doen dat zonder me
deweten van anderen, gewoon als jon
gens onder elkaar."
Op 21 december vorig jaar kwam de
watersnoodcompagnie voor het eerst
sinds vijftig jaar bijeen, in het Arnhemse
Bronbeek. Een van de gespreksonder
werpen tijdens de reünie was het ont
breken van enige vorm van waardering
voor de inzet na de ramp. Al bleek die er
onder de burgerij toch wel te zijn ge
weest. Oud-commando Niek Heizen-
berg deelde kopieën uit van een poëtisch
commentaar.van ene Charles Dirks, dat
destijds door De Telegraaf werd gepu
bliceerd:
De groene baret
Nauwelijks was een noodkreet door het
land gegaan,
of de commando-troepen rukten aan.
De soldaten met de groene baret
werden het eerste ingezet.
Zij gingen direct naar het rampgebied
henen,
om daadwerkelijk hulp te verlenen.
Zij redden mensen, dieren en hielpen
aan de dijk
en brachten het 'nu of nooit' in praktijk.
Kranten roemen hen, terwijl duizenden
over hen praten,
over die flinke kerels: de meest geharde
soldaten.
Zij hebben zich gegeven,
met miskenning van eigen leven.
Vaak ontkleed sprongen zij in de stroom,
om mensen te redden uit water, huizen
en boom.
Fijne soldaten, in hun ijver niet te rem
men,
als zij ons hielpen met door tranen ver
stikte stemmen.
Laat ons overste Beets toeroepen:
"Leve de commando-troepen".
Licht gerust uw hoed of pet,
voor een soldaat met een groene baret.
„Nou ja, zo hoeft het nou ook weer
niet", is het onderkoelde commentaar
van Wim Gubbels. Intussen hangt het
rijmsel ingelijst en wel in het fraaie ap
partement van de gepensioneerde res-
taurantmanager.
Niks gehad
Openlijk toegeven aan het gevoel mis
kend te zijn, doen de oud-commando's
van de watersnoodcompagnie niet. Dat
is hun eer te na. Maar achter hun woor
den schrijnt de frustratie. „Militairen
van andere krijgsmachtonderdelen kre
gen extra verlof, wij hebben niks gehad",
zegt Leo Schrans. „Nog geen bedankje.
Mensen die een kindje uit het kanaal ha
len, ontvangen een zilveren penning van
het Carnegy-fonds. Al hadden ze ons
maar een blikken plaatje gegeven..."
Het uitblijven daarvan was voor de in
woner van Oss reden om zelf wat te re
gelen. „In '67 kwam ik voor een reünie
weer in de kazerne. In de officiersmess
hing een Delfts blauw bord, geschonken
door de inwoners van Roosendaal, ter
herinnering aan het optreden van de
commando's tijdens de watersnood. Dat
heb ik meegenomen en thuis opgehan
gen. Vijf jaar later heb ik het weer terug
gegeven."
Al kwam er dan nimmer een onder
scheiding, zelfs geen herinneringsme
daille, het belangrijkste symbool van
zijn inzet voor volk en vaderland valt de
gepensioneerde Unox-man niet te ont
nemen. Op een witstenen kop in de
woonkamer rust zijn groene baret. De
voering is grotendeels vergaan, maar
vanbuiten toont het hoofddeksel na vijf
tig jaar nog redelijk. „Die blijft hier altijd
staan en wee degene die eraan komt."
De aankomst van militaire hulpverleners in Nieuwe-Tonge. Foto spaarnestad Fotoarchief