Zeeland ging rustig slapen Mohammed is mijn idool Het was de straf van God Imams over hun inburgering Voetbal heeft helden nodig Schouten deVër In de nacht van zaterdag op zondag, exact vijf tigjaar geleden, braken de dijken door in Zuid west Nederland. Zeker 1835 mensen kwamen om. In de Verdieping blikt vandaag en morgen te rug op de grootste natuurramp in Nederland van de afgelopen eeuw. journalist en historicus Kees Slager analyseert het falen van de over heid. Die schoot in 1953 zowel voor, tijdens als na de ramp op bijna alle fronten tekort. Elders in deze bijlage: de overlevenden en de waters- noodpreek van dominee Mallan. Watersnoodramp Hans Masselink Het is die 31ste januari 1953 een zaterdag als alle zaterdagen. Het is de dag waarop de familiefeestjes worden gevierd, naar het speciale radioprogramma voor de jarige prinses Beatrix (15) wordt geluis terd, het plaatselijk café, de kaart club en de toneelvereniging wordt bezocht, het meisje thuis haar vrij er op bezoek krijgt. Na een hele week werk tot de zater dagmiddag aan toe worden de zinnen verzet - over het algemeen met geen of matig alcoholgebruik, een enkele bessenjenever of boerenjongen. Men gaat wat later naar bed dan door de week. Als altijd zal er weer een zon dag van rust en kerkengang volgen, met daarna een nieuwe zesdaagse werkweek. Althans, zo is de gedachte in Zuidwest-Nederland (Zeeland, West-Brabant en een groot deel van Zuid-Holland) op die 31ste januari 1953. Kees Slager, journalist, is in die tijd veertien en woont in het veilige Scherpenisse (Tholen). Hij kan zich die sobere sfeer goed herinneren bij hem thuis in het arbeidersgezin. De watersnoodramp die zich in die nacht van zaterdag op zondag voltrekt, moet geheel tegen de achtergrond van die wat saaie, door schaarste be heerste naoorlogse tijd worden ge zien. Veel, heel veel loopt er fout die rampzalige dagen. Nu, vijftig jaar la ter, zouden vele verantwoordelijken aan de schandpaal zijn genageld voor een dergelijk falen. In 1953 is daar geen sprake van. „Toen was er een sfeer van leed en dappere kerels, nu is er de sfeer van plichtsverzuim en nalatigheid, als er zich een ramp voltrekt", zegt Kees Slager, auteur van het standaardwerk 'De ramp, een reconstructie van de watersnood van 1953'. „Nu worden direct de verantwoordelijken ge zocht, zoals bij Volendam en Ensche de, een burgemeester krijgt meteen de wind van voren. Dat was destijds nauwelijks aan de orde." In zijn Zeeuwse huisje probeert Slager op een rij te zetten wat er destijds mis ging en waardoor. Om te beginnen: de communicatie middelen zijn in 1953 nog ?eer ge brekkig. Weinig mensen hebben een telefoon. Om iemand te bellen ga je naar het plaatselijke postkantoor. De telefoonleidingen lopen via palen bo ven de grond en zijn zeer kwetsbaar. Sommige mensen hebben ook nog geen radio. Slager: „Een tante van ons had een radio, dat was bijzonder. Ze had die in haar fietstas bij zich. Draadomroep kenden we niet, dat was een stads verschijnsel." De Nederlandse zenders Hilversum I en II stoppen in 1953 nog om twaalf uur 's avonds hun uitzendingen. De politieman rijdt op zijn dienstfiets, een enkeling kan zich een bromfiets, motor of auto veroorloven. Een dorp als Ouwerkerk (Schouwen-Duiveland) telt volgens Slager hooguit vier of vijf auto's. In heel Nederland is er welge teld één helikopter. Op die zaterdag zijn de meeste men sen niet echt bang. Het waait hard, la ter gaat dat over in een storm, het wa ter spettert op sommige plaatsen spectaculair over de dijken. Maar dat is geen reden om zich ernstige zorgen te maken. Het KNMI in De Bilt denkt daar ietsje anders over. 'Flink hoog water', luidt de melding. Op zaterdag middag is het zelfs 'gevaarlijk hoog water'. De storm vanuit het noord- noordwesten heeft in Schotland flink huisgehouden, weet het metereolo- gisch instituut. „Meer dan een mil joen bomen waren daar geknapt door de storm die onze kant op kwam", zegt Slager. Het KNMI verwacht mate riële schade als deze storm ons land bereikt. Maar naar mogelijke over stromingen wordt niet direct verwe- Trouw VRIJDAG 31 JANUARI 2003 Hulpverleners aan het werk in 's Gravendeel. zen. Dijken en stormvloedkeringen, daar zijn andere instanties voor ver antwoordelijk. De Stormvloedwaar schuwingsdienst, ook in De Bilt, stuurt alleen telegrammen naar de dertig betalende abonnees. Niet be taald, dan ook geen waarschuwing, is het motto. En dat terwijl er alleen in Zeeland al 297 waterschappen zijn in die tijd. De meeste hebben geen abon nement: op Schouwen-Duiveland, Tholen, Noord- en Zuid-Beveland, Sint-Philipsland en Goeree-Overflak- kee komt daarom geen waarschu wing binnen. De Tweede Wereldoorlog zit nog vers in het geheugen. In 1953 houdt men er niet zo van om paniek te zaaien, die paniek is er onder de bezetters al genoeg geweest. En de Zeeuwen we ten wat het betekent als het land on der water staat, dat hadden ze in 1944 onder de Duitsers al meege maakt. Voor een overstroming van een poldertje meer of minder zijn ze niet zo bang. De toestand van de dijken, die al voor de oorlog onder de maat was, ver slechterde sterk die oorlogsjaren. De Duitsers deden weinig aan onder houd. Ze maakten gaten in de werin gen voor hun verdedigingslinie. Ook na de oorlog is er weinig oog voor die zwakke dijken. Sommige bewoners gaan gewoon tuinieren op de binnen dijken, scheppen het gras weg, ver bouwen er him groenten. Rijks- en Provinciale Waterstaat zijn ronduit laks, ook al lopen er bij deze instanties klokkenluiders rond die wel hardop zeggen hoe de dijken er voor staan. Zoals ingenieur Johan van Veen, die in een interview met Ekevier-joumalist H. Looman in 1952 waarschuwt voor de mogelijkheid Redden van vee. roept: „Het gaat fout. het gaat fout". Maar de dijkgraaf van hetzelfde ge bied ziet het minder somber in. Hij gaat samen met de tandarts op konij nenjacht. Op sommige plaatsen worden voor de zekerheid de vloedplanken in de cou pures van de dijken aangelegd, maar niet alle planken zijn nog van vol doende kwaliteit om zware druk te weerstaan. In Breskens zijn de plan ken zelfs onvindbaar. Die avond stormt het enorm. Met de fiets is niet op te tomen tegen die noordnoordwester. Tenzij je de wind mee hebt, vertelt Kees Slager. De jeugdleider van de Christelijke Jonge lingen Vereniging bijvoorbeeld, die 's avonds vanuit Zierikzee naar Capelle (geheel verwoest door de ramp) komt fietsen, hoeft die drieëenhalve kilo meter niet te trappen. Voor velen is het een gewone zater dagavond, gezellig met elkaar, terwijl het buiten spookt in het duister. Er zijn weinig lantaarnpalen, alleen het licht van de vuurtorens scheert over de eilanden en af en toe komt de vol le maan door de wolken. „Het gros van de bevolking realiseerde zich niet welke gevaren er konden dreigen. De mensen die die nacht niet rustig wa ren gaan slapen, waren een uitzonde ring", zegt Kees Slager. Alleen in Willemstad, Ooltgensplaat en Sint Annaland wordt wel bijtijds gewaarschuwd. „Dit zijn de goede voorbeelden", zegt Slager. „De burge meesters wisten van wanten, ze had den dan ook in de oorlog in een knok ploeg gezeten. In Sint Annaland wer den de mensen zelfs uit hun huizen gesleept." Andere burgemeesters ma ken zich niet zo druk. De burgemees ter van Dreischor is aan het bridgen die avond; in Oude Tonge moet de sla pende burgervader om drie uur 's nachts gewekt worden, er gaat een straatsteen door de ruit van de slaap kamer; in het stadje Tholen reageert de burgemeester niet als met een ijze ren pin op de ramen wordt getikt; in Kruiningen zendt de burgervader in pyjama een verontruste werkman weg, al staat hij even later wel twee commiezen die per auto komen te woord. Hij stuurt hen met een kluitje in het riet, met als gevolg dat de be woners van het plaatsje veel te laat worden gewaarschuwd. FOTO'S ED VAN WIJK/NFA In Sint-Philipsland is de burgemeester volstrekt de kluts kwijt. Hij loopt de volgende ochtend doelloos op een dijk. „Wat eengaeten! Wat een gaeten!", roept hij. In Veere blijft de burgemeester wakker op zijn bed lig gen. Hij prijst later een van zijn wet houders: „Gelukkig maar dat er men sen zijn die bijzonder geschikt zijn en flink zijn in de uren des gevaars. Ik zelf heb dat bepaald niet in mijn bloed zitten." Zo zijn er nog tiental len verhalen over het falend en wei nig doortastende optreden van de au toriteiten te noemen. „De kwaliteit van de burgemeesters was in sommi ge gevallen bedroevend", zegt Slager. Op de krantenredacties rinkelt om 04.28 uur de bel van de ANP-telex, ten teken dat er iets ernstigs aan de hand is. En dat terwijl om 03.00 uur overal de dijken het beginnen te begeven, vooral de lagere dijken die in de luw te liggen aan de zuidkant van de ei landen. De kranten zijn in de nacht van zaterdag op zondag niet bemand. Alleen de radio kan wat doen en brengt op zondagochtend bij het eer ste nieuws van acht uur de noodbe- richten uit Zuidwest-Nederland. Het ANP roept de militairen op naar hun garnizoen te gaan, wat volgens Slager in sommige gevallen tot gevolg had dat militairen uit het bedreigde gebied in West-Brabant zich eerst op hun legerplaats in Oost-Brabant moesten vervoegen om vandaar later weer naar hun eigen gebied in het westen te reizen. Het hoge dodental van 1835 slacht offers bij de watersnoodramp heeft ook te maken met de vaak slechte toestand van de huizen. Kleine arbei derswoningen met éénsteensmuren bezwijken snel onder de druk van het water. Mensen die op het dak van de ze huisjes hun toevlucht zoeken, heb ben het in veel gevallen niet gehaald. Zo bezwijkt in Oosterhuis op zondag middag bij de nieuwe vloedgolf een rijtje van acht arbeidershuisjes. Veel bewoners verdrinken in het koude water. De reddingsacties komen traag op gang. De enige helikopter mag zon dag vanwege het zware weer niet vlie gen. Vanuit Gilze-Rijen stijgen zon- Slechts 30 van de 297 waterschappen krijgen een alarmtelegram van een nieuwe Sint-Elisabethsvloed. „Onze dijken tellen zoveel kwetsbare en gevaarlijke plaatsen dat een zeer zware stormvloed er grote bressen in zal slaan." Van Veen zegt dat ze niet naar hem willen luisteren, hem be schouwen als een Cassandra, een sombere waarzegger. „Maar het kdn gebeuren. Morgen zelfs. Hier leven miljoenen mensen vele meters bene den de zeespiegel zonder te beseffen wat dat betekent als rampspoed toe slaat." Elsevier wil het interview niet publice ren. Hoofdredacteur W. de Keizer zegt tegen journalist Looman: „Dit volk heeft net vijfjaar onder de knoet van de nazi's gezeten. Wij zijn hard bezig om de zaak weer op te bouwen en op dat moment kom jij vertellen dat we allemaal verzuipen. Dat is paniekzaai- erij en daar doe ik niet aan mee." Kees Slager vertelt dat bij de ramp juist de riskante dijken van polders waar je overstromingen zou kunnen verwachten, de zogeheten calamiteu- ze polders, het over het algemeen goed hebben gehouden. Van de 20 bleven er 14 gespaard. Die dijken werden wel onderhouden. Slager: „De ramp heeft zich juist voltrokken op de plekken waar zij niet werd ver wacht". Niets aan de hand, rustig blijven, dat is de sfeer van 1953. De grootste zorg is in die tijd de rode communistische dreiging uit het oosten. Daar zijn ze in politiek Den Haag vooral mee be zig. Beslist niet met zwakke dijken aan de Nederlandse westkust. Zuidwest-Nederland amuseert zich die zaterdag, de wind en het water ten spijt. In cafés wordt erover ge praat, maar niet meer dan dat. Een enkeling, zoals polderopzichter Kees Luchtenburg in Battenoord - die met eigen ogen ziet hoe woest het water van de Grevelingen tekeergaat - In Tholen reageert de burgemeester niet op het beuken op zijn raam dagmiddag wel vliegtuigen op. Maar vreemd genoeg wordt Schouwen-Dui veland, het zwaarst getroffen gebied, niet opgemerkt. Dat komt waar schijnlijk doordat de bewoners van dit eiland zelf niet in staat zijn om hulp te vragen. Zelfs op maandagmor gen is er hier nog geen enkele red dingsactie van buitenaf. De centrale overheid in Den Haag re ageert allerminst doeltreffend. Minis ter-president Willem Drees gaat die zondag naar het getroffen Dordrecht en minister Beel van binnenlandse za ken naar West-Brabant, maar er is geen speciaal kabinetsberaad. Er zijn geen goede waarschuwingssys temen in die tijd en van rampenplan nen heeft men nog niet gehoord. De schuldvraag komt achteraf nauwe lijks aan de orde. In de Tweede Kamer weet SGP'er dominee P. Zandt wie de schuldige is: het zondige volk werd gestraft door Gods hand. CPN'er Henk Gortzak wijst als een eenling op het plichtsverzuim van de regering, die volgens hem te veel geld heeft uitge geven aan bewapening en te weinig aan de versterking van de dijken. Hij vraagt om een parlementaire enquê te. Maar Gortzak is een verfoeilijk communist en alles wat de commu nisten roepen in de Kamer wordt in die tijd meteen weggewuifd. Kees Slager, De ramp, een reconstructie van de watersnood van 1953. Uitgebreide en herziene uitgave. Uitgeverij Atlas. 29,95 euro. In het Nederlands Fotomuseum. Witte de Withstraat 63. Rotterdam (www.nederlandsfotomuseum.nl), is nog tot 9 maart de tentoonstelling "De Ramp" te zien. Ook het Spaamestad Fotoarchief (Groot Heiligland 47, Haarlem) heeft een expositie over de watersnood ramp: 'Verdronken land'. Die is t/m 11 mei te zien. PAGINA 11 i religie&fïlosofie 112 I watersnood 113 j leven 115 podium 118 Als zelfbenoemd EU-inspecteur zou ik zeggen: Estland is het verst. Dat land kan ongeveer ongemerkt onze gemeenschap binnengeschoven wor den. In Riga moest ik nog flink wat bedelaars afschudden met mijn on weerstaanbare (en vooral ook onbe grijpelijke) 'ne paldies', nee dank u. En in Litouwen zag ik ze nog bij he vige sneeuwval met paard en wagen in de weer op het land. Maar Estland is al grotendeels Westland. Niet toe vallig wordt haar hoofdstad Tallinn wel een buitenwijk van Helsinki ge noemd. Het binnenstad.je kan zo de Efteling in. met lieve kerken, smalle, kronkelende stegen en noeste sneeuwruimers. Het doet wat Duits aan, maar dat moet dan maar. Zei ik binnenstad-je? Haal dat -'je' er maar af. de binnenstad van Tallinn is de grootste oude binnenstad die op de lijst van Unesco-erfgoed staat, een ju weeltje. In tegenspraak met het vori ge was mijn hotelbed er overigens van een verrassende, on-Europese snit. Tot nu toe kreeg ik. als reizende eenling, steeds tweepersoonskamers toegewezen met grote warme kus sens en dikke donsbedden. Maar in 'Kolmapaev' stond het kleinste bed dat ik sinds mijn kinderjaren heb be slapen, voor me klaar. Het stond bo vendien midden in de kamer, waar door het nog nietiger leek en zelfs iets van een baar wegkreeg. Ik aar zelde om er op te gaan liggen en te recht, want ik bleek er aan alle kan ten uit te steken, elke handbeweging kwam buitensbeds terecht en ik moest kiezen of ik met mijn hoofd dan wel met mijn voeten wilde uit steken. Toch sliep ik er uitstekend in, mis schien door mijn ijzeren wil om ge durende deze dagen toch vooral het oud-Europa-gevoel te ondergaan. Ook mijn wijze van verplaatsen past daarbij. Voor het eerst sinds jaren sta ik weer op koude, tochtige terminals te wachten op onleesbare bussen met eentalig personeel, of moet ik een trein in die over vierhonderd ki lometer zestien uur denkt te doen. Maai' het meest ouderwets aan deze streken is iets waarop ik met gere kend had: de opmerkelijke hoeveel heid bont die men draagt en mag dragen zonder een pot verf over zich uitgestort te krijgen. Een land voor Pim Fortuyn. Zelfs armetierige vrouwtjes lopen hier gauw in een vos of twintig. Hoe we dat er op tijd uitkrijgen, weet ik nog niet. Me dunkt dat geharnaste groene partij en zegenrijk werk kunnen verrich ten. Rob Schouten

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 1