Pepermuntijsjes en popcorn Ontembare lust Waanzin, alcohol en dope in Afrika Als gekauwd glas Vrijdag 31 januari 2003 deVo 1 li.skl*ant Geestige roman over een pechvogel JARENLANG leek de Duitstalige literatuur muurvast te zitten. Met uitzondering van an mensen als Patrick Süskind Das Parfüm) en Bern- hard Schlink (Der Vorleser) slaagden nieuwe auteurs er nauwelijks in om uit de schaduw van literaire reuzen als Heinrich Böll, Günter Grass en Inge borg Bachmann te treden. Maar onge veer halverwege de jaren negentig kwam er een ware boom van echte verhalenvertellers, met een scherp waarnemingsvermogen en veel humor. Hans-Ulrich Treichel wordt als een van de grootste talenten van deze nieu we literatuur beschouwd. Tot zes jaar geleden publiceerde de nu 35-jarige li teratuurwetenschapper vooral gedich ten. In 1998 verscheen De Verlorene, een prachtige novelle over de emotio nele armoede van een gezin in de jaren vijftig, geschreven vanuit het perspec tief van een kind. Het boek werd een internationaal succes; het werd in 21 talen vertaald. De held van Tristanakkoord, Trei- chels tweede roman, is een jonge onze kere man, net als in De goddeloze Amor, zijn meest recente boek. Bij deze roman gaat het duidelijk niet om de plot, maar om de luchtige, onderhou dende manier van schrijven. Der irdische Amor speelt in de jaren tachtig. Hoofdfiguur Albert is een Ber- lijnse student kunstgeschiedenis die sinds hij kan denken op voet van oorlog staat met het leven. Als puber las hij veel Kropotkin, de Russische anarchist communist, die zijn leven wijdde aan theorieën over sociale gerechtigheid. Maar Kropotkin schreef ook over die ren. Hij had bijvoorbeeld een verkla ring voor het feit dat er zo weinig val ken en zo veel eenden zijn, hoewel valken kunnen vliegen en jagen, en een den alleen maar zwemmen en wagge len. Maar eenden helpen elkaar, terwijl valken dat niet in hun hoofd halen. Het resultaat is dat valken een kleine min derheid vormen en eenden een wereld wijd 'netwerk'. Niks survival of the fit test. Kropotkin riep de mensen op om elkaar altijd te helpen. Een beetje hulp had de pechvogel Al- bert ook wel kunnen gebruiken. Maar in het hele boek duikt er niemand op die deze rol op zich wil nemen. Hij is eenzaam, deze Albert, en zijn ontemba re geslachtsdrift maakt het er niet mak kelijker op. Zijn eerste liefdeservaring, met Ka- tharina, die op dezelfde kostschool zit als hij, is veelbelovend. Ze vrijen in het bosje naast de school en Albert voelt zich een gelukkig bosmens in Oost- Hessen. De herfstkou maakt abrupt een einde aan hun afspraakjes; de nieuwe ontmoetingsplaats wordt de eetzaal. Al- bert en Katharina zitten avondenlang op kunstleren bezoekersstoelen, bege leid door het gebrom van de drankauto maat. Als de conservatieve ouders van Katharina zich ook nog met het jonge stel gaan bemoeien, eindigt de eerste liefde snel. Je kunt de puber-ellende haast horen, zien en ruiken. Albert blijft gefascineerd door vrijwel alle vrouwen, maar het veroveren gaat hem slecht af. Ook zijn studie kunstge schiedenis wil niet vlotten. Na een mis lukte poging om in Rome te gaan stude ren, keert hij gedesillusioneerd terug naar Berlijn. Zijn intellectueel gewor stel leidt tot geslaagde kunstsatirische scènes. Hij wil afstuderen op Caravag- gio's amore vincitore, de zegevierende Amor Deze lieftallige blote jongeling met vleugels blaakt van zelfvertrouwen, een eigenschap die Albert volledig moet missen. Voor hem is niets vanzelfspre kend; vol verbazing en als een buiten staander kijkt hij naar zichzelf en de wereld. Treichel wisselt actuele gebeurtenis sen af met terugblikken. Hij schrijft met veel ironie, maar wordt nergens cy nisch. Door de genegenheid waarmee hij zijn figuren neerzet kweekt hij be grip: al faalt Albert in bijna alles, je kijkt als lezer niet op hem neer. In een louche Berlijnse bar vol Ita liaanse valsspelers ontmoet hij de Sar- dische schoonheid Elena, die behalve mooi vooral gesloten is. Het contrast tussen Alberts studentenwereld en het licht criminele milieu waarin Elena zich beweegt, levert mooie beelden op. Trei chel speelt met tegenstellingen en laat graag zien dat veel dingen anders zijn dan ze lijken. Via Elena komt Albert uiteindelijk opnieuw in Italië terecht. Zij wil een schoonheidssalon in haar geboorte plaats Carbonia beginnen en Albert mag mee. Carbonia blijkt het tegendeel van een schilderachtig Italiaans dorp te zijn Eigenlijk beseft Albert dat hij al vanaf het eerste moment dat hij Elena's studio annex huiskamer binnenkwam, een spandoek in zijn hersens had zien wapperen met de tekst: 'Ik wil nooit van mijn leven in een Sardische schoonheidssalon wonen.' Maar ja, in Alberts hoofd wapperen constant zin nen, hij kan er onmogelijk elke keer naar luisteren. Moet je soms wel doen, blijkt maar weer. Albert ziet Elena plotseling totaal an ders, in haar eigen omgeving is zij niet meer de mysterieuze femme fatale; ze heeft haar diploma voor schoonheids specialiste ingelijst en draagt op het strand een soort kiel. Bovendien heeft hij tijdens een uitje de geologiestudente Klara (in bikini) leren kennen en hij verheugt zich op een nieuw avontuur. Albert heeft niets geleerd, waarschijn lijk zal hij op deze manier nog jaren aanrommelen en de ene teleurstelling na de andere te verduren krijgen. En geen mens of eend in de buurt om hem het licht te laten zien. De aarde is waar achtig onverbiddelijk voor deze onno zele hals vol hemelse verlangens. Treichel beschrijft Alberts strijd vir tuoos en geestig. Daardoor lijkt het mis schien allemaal wat minder erg dan het is. Dat is een keuze, en geen tekortko ming van de roman: De goddeloze Amor is geen diepte-psychologisch werk waarin gedrag wordt uitgelegd. De diepte wordt soms even aangestipt, en dat is genoeg. Andrea Kluitmann Hans-Ulrich Treichel: De goddeloze Amor. Vertaald uit het Duits door Nelleke van Maaren. Ambo; 189 pagina's; 22,90. ISBN 90 263 1773 5. na jaren. Verschillende mensen hebben 'contact' met haar. Susie zelf wandelt ondertussen vrolijk tussen de aardse taferelen door en ziet tot haar genoegen hoe Lindsey en haar vriendje met el kaar naar bed gaan. Uiteindelijk kruipt Susie tijdelijk in het lichaam van ene Ruth. Toen Susies ziel na haar dood de aarde verliet, raak te ze Ruth al even aan. Nu, jaren later, is Ruth de vriendin van Ray Singh, op wie Susie ooit verliefd was. Door zich in Ruths lichaam te verplaatsen, slaagt Su sie er dan toch in de ervaring deelachtig te worden waarnaar ze al tijden ver langde: vrijen met Ray Singh. Die haar al vrijend natuurlijk herkent en haar bij haar naam noemt. Tegen het einde van het boek consta teert Susie: 'Terwijl ik mijn familie champagne zag drinken, dacht ik eraan hoe hun levens sinds mijn dood waren voortgegaan of ook achteruit gegaan. Maar toen Samuel zo dapper was om Lindsey in een kamer vol familie te kussen, zag ik dat ze erdoor werd opge tild, ver van mijn dood vandaan. Dit was het liefderijk geraamte dat zich in mijn afwezigheid had gevormd: de ban den - sommige breekbaar, andere met grote inspanning gesmeed, maar vaak van grote schoonheid - die na mijn dood waren ontstaan.' De pedagogische boodschap van het boek is duidelijk, heel erg duidelijk: het verliezen van een kind, een zusje, een vriendin is vreselijk, ondermijnend, de structief. Maar de gemeenschappelijke liefde voor de overledene en het ge meenschappelijke verdriet bieden ook een basis om samen verder te gaan. En leeft, zo bezien, de overledene dan niet toch een beetje voort? Susie: 'De gebeurtenissen die door mijn dood werden opgewekt, waren slechts de botten van een lichaam dat op een onverwacht moment in de toe komst weer één geheel zou worden. De prijs voor dit wonderbaarlijke lichaam, zoals ik het zou gaan beschouwen, was mijn leven geweest.' Het is uit psychosociaal oogpunt niet zo moeilijk te verklaren waarom een boek met een dergelijke boodschap in de nadagen van de traumatische 11de september in de Verenigde Staten zo'n succes is geworden. In De wijde hemel wordt het kwaad gestraft, keren de ver doolden op hun schreden terug en heeft het verdriet achteraf zijn functie. Susie komt nog net niet voorgoed terug op aarde, maar het scheelt maar een haar tje, en op de slotpagina's overheerst de geur van moeders appeltaart: het sym bool van het gelukkige gezin, die hoek steen van de Amerikaanse samenleving. Het ontbreekt er nog maar aan dat ie mand 'eind goed, al goed' mompelt. De wijde hemel is het prototype van een feelgood-roman. De filmrechten zijn inmiddels uiteraard verkocht. Al lezend hoor je de violen al. En ruik je de gesuikerde popcorn. Hans Bouman Alice Sebold: De wijde hemel. Vertaald uit het Engels door Molly van Gelder. De Bezige Bij; 346 pagina's; 18,50. ISBN 90 234 0178 6. Debuut van Alice Sebold is het prototype van een 'feelgood'-roman WAT DOE je wanneer je, niet lang na het publicitai re geweld rond Circus Donna Tartt, een brief ont vangt van dezelfde uitge verij met de mededeling dat er nu een werkelijk 'uitzonderlijk' boek is ver schenen? 'Een briljante roman ontroerend, licht van toon, perfect in balans en met een meesterlijke controle over de materie', om precies te zijn. Een boek dat de 'indrukwekkende verkoop successen' van Jonathan Franzen, Don na Tartt en nog enkele succesauteurs dan ook verre heeft overtroffen. Zo'n boek laat je, om je te bescher men tegen een al te overdadig bombar dement van literair topgeweld, even lig gen. Om het meesterwerk vervolgens in alle rust een eerlijke kans te geven. De roman in kwestie is De wijde he mel (The Lovely Bones), de debuutro man van de Amerikaanse schrijfster .Mice Sebold. In 1999 verscheen van haar het autobiografische Lucky, waar in zij verslag deed van een traumatische gebeurtenis: in 1981 was ze, als eerste jaars aan de Syracuse University, ver kracht in een tunnel, waarvan ze later hoorde dat er een meisje was vermoord en in stukken gehakt. Het is op zijn zachtst gezegd aanne melijk dat deze ervaring ook ten grond slag ligt aan De wijde hemel. Verteller en hoofdpersoon van deze roman is de 14-jarige Susie Salmon, die op 6 de cember 1973 door haar buurman wordt verkracht, vermoord, in stukken gehakt en in een zinkput gedumpt. Ze vertelt haar verhaal vanuit de hemel, waar ze in de positie verkeert om de activiteiten en gedachten van de mensen die ze op aarde achterliet op de voet te volgen. Sebolds boek begint veelbelovend. De toon waarop Susie spreekt is fris, direct en onopgesmukt De gruwelijke gebeur tenissen worden ingehouden maar toch indringend beschreven. De beeldspraak is treffend: 'Ik voelde me een zee, waar in hij stond te pissen en te schijten.' Hoewel het een waagstuk is om een boek vanuit het standpunt van een overledene te schrijven, en en passant een aardig inkijkje te bieden in hoe de hemel nu eigenlijk in elkaar steekt, slaagt Sebold er verrassend goed in de lezer zijn aanvankelijke scepsis te laten opschorten. Susies hemel blijkt, con form sommige occulte en religieuze theorieën op dit gebied, gewoon te zijn wat je ervan verwacht. Dus kent Susies hemel een middelbare school met uit sluitend modebladen als schoolboeken, zijn pepermuntijsjes er het hele jaar door verkrijbaar (en niet alleen in de zomer), en woont ze samen met een huisgenootje in een half vrijstaand huis. Ze heeft ook een intakerFranny, een vrouw van in de veertig die bij leven sociaal werkster was en nu een baan heeft waarin ze zowaar waardering on dervindt. Van Franny leert Susie dal haar huidige omgeving nog maar een voorstadium is van de 'echte' hemel, die pas bereikbaar wordt wanneer ze af stand heeft genomen van de aarde en haar bewoners. Maar daar is Susie nog lang niet aan toe. Met grote betrokkenheid volgt ze wat er in haar voormalige woonomge Alice Sebold ving gebeurt. Ze ziet hoe haar vader gebukt gaat onder het verlies van zijn dochter. Hoe hij er (terecht) van over tuigd is dat meneer Harvey, de buur man, Susies moordenaar is, en tot zijn frustratie moet zien dat de politie hier voor geen bewijzen vindt, zodat Harvey vrijuit gaat Op een gegeven moment valt Susies vader zelfs haar beste vrien din Clarissa aan omdat hij denkt dat het meneer Harvey is 'Meneer Salmon heeft ze niet meer allemaal op een rij tje', concludeert de omgeving. Susie ziet hoe haar moeders wereld geheel onderuit is gehaald. Ooit had zij een academische loopbaan, die ze op gaf om een gezin te stichten. Nu twijfelt ze aan de juistheid van die beslissing Ze pleegt overspel met een van de poli tiefunctionarissen die bij het moordon- derzoek betrokken zijn, en vlucht uit eindelijk naar Californië Susie ziet hoe niemand naar haar één jaar jongere zusje Lindsey kan kijken zonder meteen aan haar te denken. En hoe Lindsey met het licht uit doucht om zichzelf maar niet te hoeven zien, want ook zij moet bij de aanblik van haar lichaam telkens aan Susie denken. Lindsey gaat zichzelf beschouwen als een soort surrogaat-Susie, terwijl Susie op haar beurt jaloers is op haar zusje, FOTO JERRY BAUER die wél de kans krijgt om op te groeien, afspraakjes te maken met jongens, seks met hen te hebben Want haar ver krachting heeft Susies nieuwsgierigheid en verlangen naar dit aspect van het leven niet doen verdwijnen. Nadat eerst de desintegratie van Su sies gezin is geschetst, verandert gaan deweg de toon van de roman. Want het is duidelijk niet alleen Sebolds bedoe ling verdriet te beschrijven en te analy seren, maar ook om hoop te bieden. Dus voelen alle betrokkenen voortdu rend Susies aanwezigheid, en dat gege ven sterkt hen. Er wordt geen gesprek gevoerd of Susies naam valt, zelfs nog De claustrofobie van een gezin op safari HOE ONBENULLIG en mislei dend mag een titel zijn? Afri kaans safaridagboek scoort hoog. In eerste instantie denk je aan iets a la Kuki Gallman: een tenenkrommen de lofzang op nobel en wild Afrika. Dat beeld wordt versterkt door de omslag van deze Nederlandse vertaling: het sil houet van een eenzame krijger tegen een zonsondergang. Maar al op de eerste bladzijde wordt duidelijk dat de Canadees Robert Sed- lack iets heel anders voor ogen stond: westerse familiepsychose, haat en liefde tussen vader, moeder en zoon, psycho logische oorlogsvoering. Vol slang en gevloek. Dit alles tegen het decor van de wrede Afrikaanse wildernis. Het verhaal begint als de hoofdper soon, de 19-jarige Richard Clark, met pa en ma in het vliegtuig zit, op weg naar Kenia voor een safari van drie weken Een hysterische familie, zo blijkt. Zoon, vader en moeder zitten niet bij elkaar, omdat de kans dat er een blijft leven als het vliegtuig neerstort dan groter is. Ma huilt, pa slurpt whisky en Richard gaat naar het toilet om een joint te roken. Waarmee de toon is ge zet. Ma blijkt suïcidaal, pa een sadisti sche alcoholist en Richard heeft zich op de reis voorbereid door dertig gram wiet, drie flesjes hasjolie, vijftien gram hasj en zes gram heroïne mee te nemen. Dat wil zeggen: hij heeft deze dope- vooraad in de koffer van zijn moeder gestopt. De familie gaat op reis in de hoop dat ma over haar depressies heen raakt en het gezin weer als hoeksteen van de samenleving kan functioneren. Een pri- vé-safari nog wel, met een eigen Keni- aanse gids, de mysterieuze Gabriel. Richard doet zijn verhaal in de vorm van een dagboek, waarin hij de gebeur tenissen met kille afstandelijkheid be schrijft en regelmatig terugkijkt op zijn jeugd in Canada, zodat we langzaam maar zeker een indruk krijgen hoe een en ander is gekomen. Richard heeft twee complexen: zijn hazenlip en seks. Elk vrouwelijk gebaar interpreteert hij als een poging tot verleiding. Zelfs zijn moeder ontkomt niet aan die obsessie. Tussendoor strooit hij met nihilistische bespiegelingen over kerk, gezin en drugs. Hij is een typische Generatie X'er, ziet zichzelf als een loser die 'over al een mening over heeft'. Sedlack schrijft gortdroog en bij vla gen ontzettend grappig - tenminste, voor wie van zwarte ironie houdt. Hij is de meester van de groteske metafoor. Als Richard 's avonds in een restaurant in de bush even naar het toilet moet en een paar minuten later weer terug aan tafel komt, kijkt ma hem aan 'met de opgeluchte glimlach van een moeder wier zoon net is teruggekeerd van drie jaar mosterdgas, gevechten van man te gen man, beroerde rantsoenen, ratten, modder en loopgravenoorlog'. Maar naarmate de safari vordert, ver andert de toon De humor wordt omi neus. Zeker nadat Richard op een eiland in het Baringomeer oog in oog is komen te staan met de 'krokodillen- man' die de doden bewaakt en hem toeschreeuwt: 'Jij zoeken waarheid hier. Jij zoeken vrijheid. Maar jij stinken naar dood en leugens. Ga weg uit Afri ka. Jullie levens zijn in gevaar.' De gezinsleden drijven steeds verder uit elkaar. Iedere dag wordt ma waan zinniger. En iedere keer lijkt het mo ment aangebroken om spoorslags naar Nairobi terug te keren en het vliegtuig naar huis te pakken. Maar allen houden krampachtig vast aan de idee dat de safari moet worden voltooid Pa neemt steeds meer alcohol tot zich Richard brengt grote delen van de tijd masturbe rend, drinkend en heroïne rokend in zijn kamer door. Ook hij verkeert op de rand van gekte. Gids Gabriel maakt alles alleen maar erger Oude familiege heimen worden geopenbaard. Tezamen stevenen de Clarks af op de apotheose Het debuut van Sedlack (1963) is deels gebaseerd op een safari die de auteur zelf op 20-jarige leeftijd maakte en optekende in een dagboek. En hoe wel hij in het voorwoord schrijft dat de inhoud van het boek niet moet worden De open wond-poëzie van Eva Gerlach verward met de reis die hij in 1983 maakte, blijkt uit interviews dat het au tobiografische element aanzienlijk is. Sedlacks moeder maakte tijdens de reis 'een moeilijke periode' door en zoonlief was volgens eigen zeggen 'een drinken de alcoholicus en een gebruikende drugsverslaafde'. Het was nooit Sedlacks bedoeling om de aantekeningen tot roman te verwer ken. Maar nadat hij in New York aan lager wal was geraakt en jarenlang te vergeefs in Los Angeles had geprobeerd filmscenario's te slijten, haalde hij dat dagboek weer tevoorschijn. En gouden greep. Het boek werd ver taald, en Sedlack werd genomineerd voor de Commonwealth Writers Prize. Natuurlijk valt er genoeg op aan te mer ken. De krachttermen zijn soms te dicht op elkaar gestapeld. En Richards bene velde brein spoort niet met het fantasti sche geheugen dat hem in staat stelt zich dialogen letterlijk te herinneren. De kracht van het boek zit in de set ting: de claustrofobie van een privé- safari waarin iedereen elkaar op de lip zit, in hete busjes of afgelegen lodges. Om de reizigers heen is het onbereken bare Afrika, ontdaan van alle zachtheid en bescherming. Vluchten kan niet. Het is een situatie waarin mensen extreem met zichzelf worden geconfronteerd, hetgeen door Richard op onbarmharti ge wijze wordt opgetekend. Maar uiteindelijk worden de nihilisti sche analyses ook hem te veel. De mys ticus wint het van de existentialist. 'Geef mij de maan, gedeeltelijk verscho len achter de wolken. Geef mij de nevel. Geef mij de mist. Geef mij het mysterie. Misschien dat het me niet vrijmaakt. Maar ik vind dat vrijheid en waarheid overschat worden', luidt de slotalinea. Er is nog hoop voor Generatie X. Fred de Vries Robert Sedlack: Afrikaans Safaridagboek. Vertaald uit het Engels door Kathleen Rutten. De Geus; 383 pagina's, 22.50. ISBN 90 445 0216 6. EVA Gerlach is op drift geraakt. Schreef zij vroeger vormvaste ge dichten waarvan een lichtelijk saaie weemoed uitging, sinds enkele ja ren heeft ook zij het experiment ont dekt, en met verbluffende gevolgen. Toen haar in 2000 de P C. Hooftprijs werd uitgereikt, had ze juist de bundel Solstitium gepubliceerd, die door zijn ongrijpbare combinatie van Schots landschap, oeroude rituelen en een troebel soort seksualiteit een dreigende sfeer ademde. Daartoe droegen zeker ook de schilderijen van de Maastrichtse kunstenares Marianne Aartsen bij, die naasttde gedichten waren afgedrukt. Het prachtig uitgegeven boek vormde een hoogtepunt in Gerlachs oeuvre. De twee nieuwe boeken van Gerlach die deze week zijn verschenen, vormen een waardig vervolg op Solstitium. Het bundeltje Daar ligt het werd in op dracht van Poetry International ge schreven ter gelegenheid van de vierde Gedichtendag en bevat slechts tien ge dichten. Dit is het eerste: Daar ligt het en het heeft zijn sokken uit te zien aan tenen in godweet gedoopt in zeven dekens heeft het zich gerold ADVERTENTIE waaronder het zich krabt het heeft een huid waarover dingen lopen het staat bol van op zijn rug te vangen wat daar was en een soort zingen komt eruit gekro pen dat door je lichaam maalt als ge kauwd glas. Het is een bijna traditioneel rijmend, metrisch regelmatig gedicht, waarvan de lezer zich niettemin buitengewoon ongemakkelijk gaat voelen. Wat ligt daar in die zeven dekens? Is het een met luizen overdekte zwerver die zich kreunend ligt te krabben? Maar de tweede regel roept met de woorden 'godweet' en 'gedoopt' religieuze asso ciaties op, terwijl het geluid dat 'het' maakt als een zingen wordt aangeduid. Bovendien heeft dat zingen een fysiek ingrijpend effect op de luisteraar. Gaat het hier niet veeleer over de onzichtba re gruwel die ons allen omgeeft en die de bron is van aangrijpende poëzie? In de loop van het bundeltje komt 'het' enkele malen terug, in verschillen de gedaanten. Er zijn gedichten over een hond die op agressieve wijze om liefde bedelt (zie Cicero van vorige week), over een dode vader wiens as na verstrooiing terugwaait, over een moei zaam vrijend paar dat verantwoordelijk is voor het evenwicht van de wereld. De gebeurtenissen voltrekken zich als in dromen, en getuigen van een angst die steeds net niet in paniek omslaat In het laatste gedicht ligt 'het' niet meer in een portiek, zoals gesuggereerd aan het begin van de bundel, maar in de wasmand, de keukenla, de krantenbak. Als je het zoekt, verplaatst het zich, 'en als je schreeuwt houdt het niet meer/ op zoals vroeger': zelfs in de zinsbouw zijn 'het' en 'je' aan elkaar gelijk gewor den. Dit is een nachtmerrie waaruit geen ontwaken mogelijk is. Je probeert 'het' te overstemmen door zelf heel hard te gaan krabben, maar dan veran dert 'het' zijn tactiek door voortdurend slikgeluiden te gaan maken. Probeer je het aan te spreken, dan vertoont het zich niet, 'de kamer blijft rustig/ en het ligt in zijn hoek en slikt.' In Jaagpad staan op de linkerpagina's schilderijen van Marianne Aartsen, die tot stand zijn gekomen naar aanleiding van een drietal reizen in Wesl-Afrika. Op veel schilderijen zien we rudimen taire menselijke figuren in het land schap opgaan, hazen zwemmen als vis sen door de lucht, onduidelijke wezens buigen zich over een rivier heen of dui ken erin onder. De gedichten die Gerlach erbij schreef, zijn over het algemeen ronduit hermetisch en vereisen dagenlange lec tuur, maar wat direct opvalt is dat het latente surrealisme uit de eerdere bun dels hier tot credo is verheven. Associa ties zijn vaak nog nauwelijks te volgen, en zelfs het vocabulair is door dé droom aangetast 'Stroomput bochelrecht: eentje repelt hoe ook/ in ons, vleugel vlies radflens, toe maar sla// dubbel en los op.' Hoewel deze - wederom voorbeeldig uitgegeven - bundel minder duidelijk een verhaal vertelt dan Solstitium, dringt zich tijdens het lezen onwille keurig het vermoeden op dat aan dit dichterschap een verschrikkelijk ge heim ten grondslag ligt. Regels als deze lijken voer voor psychologen: Je lag wijdopen naast me weet je vroeg je of ze al weg zijn (afgelegde heren hingen boven het marktplein lid na lid onthutst in doodsverstijving opgericht) en waarom wij geen nagels tanden haren vel meer hebben? De eens zo hanteerbare poëzie van Gerlach is een open wond geworden. PietGerbrandy Eva Gerlach: Daar ligt het. De Arbeiderspers; 16 pagina's; 1,50. ISBN 90295 2240 2. Marianne Aartsen/Eva Gerlach: Jaagpad. Glance-aside; 56 pagina's: 24,50. ISBN 90 9016488 X.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 5