Pepermuntijsjes en popcorn
Ontembare lust
Waanzin, alcohol en dope in Afrika Als gekauwd glas
Vrijdag 31 januari 2003 deVo 1 li.skl*ant
Geestige roman over een pechvogel
JARENLANG leek de Duitstalige
literatuur muurvast te zitten. Met
uitzondering van an mensen als
Patrick Süskind Das Parfüm) en Bern-
hard Schlink (Der Vorleser) slaagden
nieuwe auteurs er nauwelijks in om uit
de schaduw van literaire reuzen als
Heinrich Böll, Günter Grass en Inge
borg Bachmann te treden. Maar onge
veer halverwege de jaren negentig
kwam er een ware boom van echte
verhalenvertellers, met een scherp
waarnemingsvermogen en veel humor.
Hans-Ulrich Treichel wordt als een
van de grootste talenten van deze nieu
we literatuur beschouwd. Tot zes jaar
geleden publiceerde de nu 35-jarige li
teratuurwetenschapper vooral gedich
ten. In 1998 verscheen De Verlorene,
een prachtige novelle over de emotio
nele armoede van een gezin in de jaren
vijftig, geschreven vanuit het perspec
tief van een kind. Het boek werd een
internationaal succes; het werd in 21
talen vertaald.
De held van Tristanakkoord, Trei-
chels tweede roman, is een jonge onze
kere man, net als in De goddeloze
Amor, zijn meest recente boek. Bij deze
roman gaat het duidelijk niet om de
plot, maar om de luchtige, onderhou
dende manier van schrijven.
Der irdische Amor speelt in de jaren
tachtig. Hoofdfiguur Albert is een Ber-
lijnse student kunstgeschiedenis die
sinds hij kan denken op voet van oorlog
staat met het leven. Als puber las hij
veel Kropotkin, de Russische anarchist
communist, die zijn leven wijdde aan
theorieën over sociale gerechtigheid.
Maar Kropotkin schreef ook over die
ren. Hij had bijvoorbeeld een verkla
ring voor het feit dat er zo weinig val
ken en zo veel eenden zijn, hoewel
valken kunnen vliegen en jagen, en een
den alleen maar zwemmen en wagge
len. Maar eenden helpen elkaar, terwijl
valken dat niet in hun hoofd halen. Het
resultaat is dat valken een kleine min
derheid vormen en eenden een wereld
wijd 'netwerk'. Niks survival of the fit
test. Kropotkin riep de mensen op om
elkaar altijd te helpen.
Een beetje hulp had de pechvogel Al-
bert ook wel kunnen gebruiken. Maar
in het hele boek duikt er niemand op
die deze rol op zich wil nemen. Hij is
eenzaam, deze Albert, en zijn ontemba
re geslachtsdrift maakt het er niet mak
kelijker op.
Zijn eerste liefdeservaring, met Ka-
tharina, die op dezelfde kostschool zit
als hij, is veelbelovend. Ze vrijen in het
bosje naast de school en Albert voelt
zich een gelukkig bosmens in Oost-
Hessen. De herfstkou maakt abrupt een
einde aan hun afspraakjes; de nieuwe
ontmoetingsplaats wordt de eetzaal. Al-
bert en Katharina zitten avondenlang
op kunstleren bezoekersstoelen, bege
leid door het gebrom van de drankauto
maat. Als de conservatieve ouders van
Katharina zich ook nog met het jonge
stel gaan bemoeien, eindigt de eerste
liefde snel. Je kunt de puber-ellende
haast horen, zien en ruiken.
Albert blijft gefascineerd door vrijwel
alle vrouwen, maar het veroveren gaat
hem slecht af. Ook zijn studie kunstge
schiedenis wil niet vlotten. Na een mis
lukte poging om in Rome te gaan stude
ren, keert hij gedesillusioneerd terug
naar Berlijn. Zijn intellectueel gewor
stel leidt tot geslaagde kunstsatirische
scènes. Hij wil afstuderen op Caravag-
gio's amore vincitore, de zegevierende
Amor Deze lieftallige blote jongeling
met vleugels blaakt van zelfvertrouwen,
een eigenschap die Albert volledig moet
missen. Voor hem is niets vanzelfspre
kend; vol verbazing en als een buiten
staander kijkt hij naar zichzelf en de
wereld.
Treichel wisselt actuele gebeurtenis
sen af met terugblikken. Hij schrijft met
veel ironie, maar wordt nergens cy
nisch. Door de genegenheid waarmee
hij zijn figuren neerzet kweekt hij be
grip: al faalt Albert in bijna alles, je kijkt
als lezer niet op hem neer.
In een louche Berlijnse bar vol Ita
liaanse valsspelers ontmoet hij de Sar-
dische schoonheid Elena, die behalve
mooi vooral gesloten is. Het contrast
tussen Alberts studentenwereld en het
licht criminele milieu waarin Elena zich
beweegt, levert mooie beelden op. Trei
chel speelt met tegenstellingen en laat
graag zien dat veel dingen anders zijn
dan ze lijken.
Via Elena komt Albert uiteindelijk
opnieuw in Italië terecht. Zij wil een
schoonheidssalon in haar geboorte
plaats Carbonia beginnen en Albert
mag mee. Carbonia blijkt het tegendeel
van een schilderachtig Italiaans dorp te
zijn Eigenlijk beseft Albert dat hij al
vanaf het eerste moment dat hij Elena's
studio annex huiskamer binnenkwam,
een spandoek in zijn hersens had zien
wapperen met de tekst: 'Ik wil nooit
van mijn leven in een Sardische
schoonheidssalon wonen.' Maar ja, in
Alberts hoofd wapperen constant zin
nen, hij kan er onmogelijk elke keer
naar luisteren. Moet je soms wel doen,
blijkt maar weer.
Albert ziet Elena plotseling totaal an
ders, in haar eigen omgeving is zij niet
meer de mysterieuze femme fatale; ze
heeft haar diploma voor schoonheids
specialiste ingelijst en draagt op het
strand een soort kiel. Bovendien heeft
hij tijdens een uitje de geologiestudente
Klara (in bikini) leren kennen en hij
verheugt zich op een nieuw avontuur.
Albert heeft niets geleerd, waarschijn
lijk zal hij op deze manier nog jaren
aanrommelen en de ene teleurstelling
na de andere te verduren krijgen. En
geen mens of eend in de buurt om hem
het licht te laten zien. De aarde is waar
achtig onverbiddelijk voor deze onno
zele hals vol hemelse verlangens.
Treichel beschrijft Alberts strijd vir
tuoos en geestig. Daardoor lijkt het mis
schien allemaal wat minder erg dan het
is. Dat is een keuze, en geen tekortko
ming van de roman: De goddeloze
Amor is geen diepte-psychologisch
werk waarin gedrag wordt uitgelegd.
De diepte wordt soms even aangestipt,
en dat is genoeg.
Andrea Kluitmann
Hans-Ulrich Treichel: De goddeloze Amor.
Vertaald uit het Duits door Nelleke van Maaren.
Ambo; 189 pagina's; 22,90.
ISBN 90 263 1773 5.
na jaren. Verschillende mensen hebben
'contact' met haar. Susie zelf wandelt
ondertussen vrolijk tussen de aardse
taferelen door en ziet tot haar genoegen
hoe Lindsey en haar vriendje met el
kaar naar bed gaan.
Uiteindelijk kruipt Susie tijdelijk in
het lichaam van ene Ruth. Toen Susies
ziel na haar dood de aarde verliet, raak
te ze Ruth al even aan. Nu, jaren later, is
Ruth de vriendin van Ray Singh, op wie
Susie ooit verliefd was. Door zich in
Ruths lichaam te verplaatsen, slaagt Su
sie er dan toch in de ervaring deelachtig
te worden waarnaar ze al tijden ver
langde: vrijen met Ray Singh. Die haar
al vrijend natuurlijk herkent en haar bij
haar naam noemt.
Tegen het einde van het boek consta
teert Susie: 'Terwijl ik mijn familie
champagne zag drinken, dacht ik eraan
hoe hun levens sinds mijn dood waren
voortgegaan of ook achteruit gegaan.
Maar toen Samuel zo dapper was om
Lindsey in een kamer vol familie te
kussen, zag ik dat ze erdoor werd opge
tild, ver van mijn dood vandaan. Dit
was het liefderijk geraamte dat zich in
mijn afwezigheid had gevormd: de ban
den - sommige breekbaar, andere met
grote inspanning gesmeed, maar vaak
van grote schoonheid - die na mijn
dood waren ontstaan.'
De pedagogische boodschap van het
boek is duidelijk, heel erg duidelijk: het
verliezen van een kind, een zusje, een
vriendin is vreselijk, ondermijnend, de
structief. Maar de gemeenschappelijke
liefde voor de overledene en het ge
meenschappelijke verdriet bieden ook
een basis om samen verder te gaan. En
leeft, zo bezien, de overledene dan niet
toch een beetje voort?
Susie: 'De gebeurtenissen die door
mijn dood werden opgewekt, waren
slechts de botten van een lichaam dat
op een onverwacht moment in de toe
komst weer één geheel zou worden. De
prijs voor dit wonderbaarlijke lichaam,
zoals ik het zou gaan beschouwen, was
mijn leven geweest.'
Het is uit psychosociaal oogpunt niet
zo moeilijk te verklaren waarom een
boek met een dergelijke boodschap in
de nadagen van de traumatische 11de
september in de Verenigde Staten zo'n
succes is geworden. In De wijde hemel
wordt het kwaad gestraft, keren de ver
doolden op hun schreden terug en heeft
het verdriet achteraf zijn functie. Susie
komt nog net niet voorgoed terug op
aarde, maar het scheelt maar een haar
tje, en op de slotpagina's overheerst de
geur van moeders appeltaart: het sym
bool van het gelukkige gezin, die hoek
steen van de Amerikaanse samenleving.
Het ontbreekt er nog maar aan dat ie
mand 'eind goed, al goed' mompelt.
De wijde hemel is het prototype van
een feelgood-roman. De filmrechten
zijn inmiddels uiteraard verkocht. Al
lezend hoor je de violen al. En ruik je de
gesuikerde popcorn.
Hans Bouman
Alice Sebold: De wijde hemel.
Vertaald uit het Engels door Molly van Gelder.
De Bezige Bij; 346 pagina's; 18,50.
ISBN 90 234 0178 6.
Debuut van Alice Sebold is het prototype van een 'feelgood'-roman
WAT DOE je wanneer je,
niet lang na het publicitai
re geweld rond Circus
Donna Tartt, een brief ont
vangt van dezelfde uitge
verij met de mededeling dat er nu een
werkelijk 'uitzonderlijk' boek is ver
schenen? 'Een briljante roman
ontroerend, licht van toon, perfect in
balans en met een meesterlijke controle
over de materie', om precies te zijn. Een
boek dat de 'indrukwekkende verkoop
successen' van Jonathan Franzen, Don
na Tartt en nog enkele succesauteurs
dan ook verre heeft overtroffen.
Zo'n boek laat je, om je te bescher
men tegen een al te overdadig bombar
dement van literair topgeweld, even lig
gen. Om het meesterwerk vervolgens in
alle rust een eerlijke kans te geven.
De roman in kwestie is De wijde he
mel (The Lovely Bones), de debuutro
man van de Amerikaanse schrijfster
.Mice Sebold. In 1999 verscheen van
haar het autobiografische Lucky, waar
in zij verslag deed van een traumatische
gebeurtenis: in 1981 was ze, als eerste
jaars aan de Syracuse University, ver
kracht in een tunnel, waarvan ze later
hoorde dat er een meisje was vermoord
en in stukken gehakt.
Het is op zijn zachtst gezegd aanne
melijk dat deze ervaring ook ten grond
slag ligt aan De wijde hemel. Verteller
en hoofdpersoon van deze roman is de
14-jarige Susie Salmon, die op 6 de
cember 1973 door haar buurman wordt
verkracht, vermoord, in stukken gehakt
en in een zinkput gedumpt. Ze vertelt
haar verhaal vanuit de hemel, waar ze
in de positie verkeert om de activiteiten
en gedachten van de mensen die ze op
aarde achterliet op de voet te volgen.
Sebolds boek begint veelbelovend. De
toon waarop Susie spreekt is fris, direct
en onopgesmukt De gruwelijke gebeur
tenissen worden ingehouden maar toch
indringend beschreven. De beeldspraak
is treffend: 'Ik voelde me een zee, waar
in hij stond te pissen en te schijten.'
Hoewel het een waagstuk is om een
boek vanuit het standpunt van een
overledene te schrijven, en en passant
een aardig inkijkje te bieden in hoe de
hemel nu eigenlijk in elkaar steekt,
slaagt Sebold er verrassend goed in de
lezer zijn aanvankelijke scepsis te laten
opschorten. Susies hemel blijkt, con
form sommige occulte en religieuze
theorieën op dit gebied, gewoon te zijn
wat je ervan verwacht. Dus kent Susies
hemel een middelbare school met uit
sluitend modebladen als schoolboeken,
zijn pepermuntijsjes er het hele jaar
door verkrijbaar (en niet alleen in de
zomer), en woont ze samen met een
huisgenootje in een half vrijstaand huis.
Ze heeft ook een intakerFranny, een
vrouw van in de veertig die bij leven
sociaal werkster was en nu een baan
heeft waarin ze zowaar waardering on
dervindt. Van Franny leert Susie dal
haar huidige omgeving nog maar een
voorstadium is van de 'echte' hemel, die
pas bereikbaar wordt wanneer ze af
stand heeft genomen van de aarde en
haar bewoners.
Maar daar is Susie nog lang niet aan
toe. Met grote betrokkenheid volgt ze
wat er in haar voormalige woonomge
Alice Sebold
ving gebeurt. Ze ziet hoe haar vader
gebukt gaat onder het verlies van zijn
dochter. Hoe hij er (terecht) van over
tuigd is dat meneer Harvey, de buur
man, Susies moordenaar is, en tot zijn
frustratie moet zien dat de politie hier
voor geen bewijzen vindt, zodat Harvey
vrijuit gaat Op een gegeven moment
valt Susies vader zelfs haar beste vrien
din Clarissa aan omdat hij denkt dat het
meneer Harvey is 'Meneer Salmon
heeft ze niet meer allemaal op een rij
tje', concludeert de omgeving.
Susie ziet hoe haar moeders wereld
geheel onderuit is gehaald. Ooit had zij
een academische loopbaan, die ze op
gaf om een gezin te stichten. Nu twijfelt
ze aan de juistheid van die beslissing
Ze pleegt overspel met een van de poli
tiefunctionarissen die bij het moordon-
derzoek betrokken zijn, en vlucht uit
eindelijk naar Californië
Susie ziet hoe niemand naar haar één
jaar jongere zusje Lindsey kan kijken
zonder meteen aan haar te denken. En
hoe Lindsey met het licht uit doucht om
zichzelf maar niet te hoeven zien, want
ook zij moet bij de aanblik van haar
lichaam telkens aan Susie denken.
Lindsey gaat zichzelf beschouwen als
een soort surrogaat-Susie, terwijl Susie
op haar beurt jaloers is op haar zusje,
FOTO JERRY BAUER
die wél de kans krijgt om op te groeien,
afspraakjes te maken met jongens, seks
met hen te hebben Want haar ver
krachting heeft Susies nieuwsgierigheid
en verlangen naar dit aspect van het
leven niet doen verdwijnen.
Nadat eerst de desintegratie van Su
sies gezin is geschetst, verandert gaan
deweg de toon van de roman. Want het
is duidelijk niet alleen Sebolds bedoe
ling verdriet te beschrijven en te analy
seren, maar ook om hoop te bieden.
Dus voelen alle betrokkenen voortdu
rend Susies aanwezigheid, en dat gege
ven sterkt hen. Er wordt geen gesprek
gevoerd of Susies naam valt, zelfs nog
De claustrofobie van een gezin op safari
HOE ONBENULLIG en mislei
dend mag een titel zijn? Afri
kaans safaridagboek scoort
hoog. In eerste instantie denk je aan iets
a la Kuki Gallman: een tenenkrommen
de lofzang op nobel en wild Afrika. Dat
beeld wordt versterkt door de omslag
van deze Nederlandse vertaling: het sil
houet van een eenzame krijger tegen
een zonsondergang.
Maar al op de eerste bladzijde wordt
duidelijk dat de Canadees Robert Sed-
lack iets heel anders voor ogen stond:
westerse familiepsychose, haat en liefde
tussen vader, moeder en zoon, psycho
logische oorlogsvoering. Vol slang en
gevloek. Dit alles tegen het decor van
de wrede Afrikaanse wildernis.
Het verhaal begint als de hoofdper
soon, de 19-jarige Richard Clark, met
pa en ma in het vliegtuig zit, op weg
naar Kenia voor een safari van drie
weken Een hysterische familie, zo
blijkt. Zoon, vader en moeder zitten
niet bij elkaar, omdat de kans dat er een
blijft leven als het vliegtuig neerstort
dan groter is. Ma huilt, pa slurpt whisky
en Richard gaat naar het toilet om een
joint te roken. Waarmee de toon is ge
zet. Ma blijkt suïcidaal, pa een sadisti
sche alcoholist en Richard heeft zich op
de reis voorbereid door dertig gram
wiet, drie flesjes hasjolie, vijftien gram
hasj en zes gram heroïne mee te nemen.
Dat wil zeggen: hij heeft deze dope-
vooraad in de koffer van zijn moeder
gestopt.
De familie gaat op reis in de hoop dat
ma over haar depressies heen raakt en
het gezin weer als hoeksteen van de
samenleving kan functioneren. Een pri-
vé-safari nog wel, met een eigen Keni-
aanse gids, de mysterieuze Gabriel.
Richard doet zijn verhaal in de vorm
van een dagboek, waarin hij de gebeur
tenissen met kille afstandelijkheid be
schrijft en regelmatig terugkijkt op zijn
jeugd in Canada, zodat we langzaam
maar zeker een indruk krijgen hoe een
en ander is gekomen. Richard heeft
twee complexen: zijn hazenlip en seks.
Elk vrouwelijk gebaar interpreteert hij
als een poging tot verleiding. Zelfs zijn
moeder ontkomt niet aan die obsessie.
Tussendoor strooit hij met nihilistische
bespiegelingen over kerk, gezin en
drugs. Hij is een typische Generatie
X'er, ziet zichzelf als een loser die 'over
al een mening over heeft'.
Sedlack schrijft gortdroog en bij vla
gen ontzettend grappig - tenminste,
voor wie van zwarte ironie houdt. Hij is
de meester van de groteske metafoor.
Als Richard 's avonds in een restaurant
in de bush even naar het toilet moet en
een paar minuten later weer terug aan
tafel komt, kijkt ma hem aan 'met de
opgeluchte glimlach van een moeder
wier zoon net is teruggekeerd van drie
jaar mosterdgas, gevechten van man te
gen man, beroerde rantsoenen, ratten,
modder en loopgravenoorlog'.
Maar naarmate de safari vordert, ver
andert de toon De humor wordt omi
neus. Zeker nadat Richard op een
eiland in het Baringomeer oog in oog is
komen te staan met de 'krokodillen-
man' die de doden bewaakt en hem
toeschreeuwt: 'Jij zoeken waarheid
hier. Jij zoeken vrijheid. Maar jij stinken
naar dood en leugens. Ga weg uit Afri
ka. Jullie levens zijn in gevaar.'
De gezinsleden drijven steeds verder
uit elkaar. Iedere dag wordt ma waan
zinniger. En iedere keer lijkt het mo
ment aangebroken om spoorslags naar
Nairobi terug te keren en het vliegtuig
naar huis te pakken. Maar allen houden
krampachtig vast aan de idee dat de
safari moet worden voltooid Pa neemt
steeds meer alcohol tot zich Richard
brengt grote delen van de tijd masturbe
rend, drinkend en heroïne rokend in
zijn kamer door. Ook hij verkeert op de
rand van gekte. Gids Gabriel maakt
alles alleen maar erger Oude familiege
heimen worden geopenbaard. Tezamen
stevenen de Clarks af op de apotheose
Het debuut van Sedlack (1963) is
deels gebaseerd op een safari die de
auteur zelf op 20-jarige leeftijd maakte
en optekende in een dagboek. En hoe
wel hij in het voorwoord schrijft dat de
inhoud van het boek niet moet worden
De open wond-poëzie van Eva Gerlach
verward met de reis die hij in 1983
maakte, blijkt uit interviews dat het au
tobiografische element aanzienlijk is.
Sedlacks moeder maakte tijdens de reis
'een moeilijke periode' door en zoonlief
was volgens eigen zeggen 'een drinken
de alcoholicus en een gebruikende
drugsverslaafde'.
Het was nooit Sedlacks bedoeling om
de aantekeningen tot roman te verwer
ken. Maar nadat hij in New York aan
lager wal was geraakt en jarenlang te
vergeefs in Los Angeles had geprobeerd
filmscenario's te slijten, haalde hij dat
dagboek weer tevoorschijn.
En gouden greep. Het boek werd ver
taald, en Sedlack werd genomineerd
voor de Commonwealth Writers Prize.
Natuurlijk valt er genoeg op aan te mer
ken. De krachttermen zijn soms te dicht
op elkaar gestapeld. En Richards bene
velde brein spoort niet met het fantasti
sche geheugen dat hem in staat stelt
zich dialogen letterlijk te herinneren.
De kracht van het boek zit in de set
ting: de claustrofobie van een privé-
safari waarin iedereen elkaar op de lip
zit, in hete busjes of afgelegen lodges.
Om de reizigers heen is het onbereken
bare Afrika, ontdaan van alle zachtheid
en bescherming. Vluchten kan niet. Het
is een situatie waarin mensen extreem
met zichzelf worden geconfronteerd,
hetgeen door Richard op onbarmharti
ge wijze wordt opgetekend.
Maar uiteindelijk worden de nihilisti
sche analyses ook hem te veel. De mys
ticus wint het van de existentialist.
'Geef mij de maan, gedeeltelijk verscho
len achter de wolken. Geef mij de nevel.
Geef mij de mist. Geef mij het mysterie.
Misschien dat het me niet vrijmaakt.
Maar ik vind dat vrijheid en waarheid
overschat worden', luidt de slotalinea.
Er is nog hoop voor Generatie X.
Fred de Vries
Robert Sedlack: Afrikaans Safaridagboek.
Vertaald uit het Engels door Kathleen Rutten.
De Geus; 383 pagina's, 22.50.
ISBN 90 445 0216 6.
EVA Gerlach is op drift geraakt.
Schreef zij vroeger vormvaste ge
dichten waarvan een lichtelijk
saaie weemoed uitging, sinds enkele ja
ren heeft ook zij het experiment ont
dekt, en met verbluffende gevolgen.
Toen haar in 2000 de P C. Hooftprijs
werd uitgereikt, had ze juist de bundel
Solstitium gepubliceerd, die door zijn
ongrijpbare combinatie van Schots
landschap, oeroude rituelen en een
troebel soort seksualiteit een dreigende
sfeer ademde. Daartoe droegen zeker
ook de schilderijen van de Maastrichtse
kunstenares Marianne Aartsen bij, die
naasttde gedichten waren afgedrukt.
Het prachtig uitgegeven boek vormde
een hoogtepunt in Gerlachs oeuvre.
De twee nieuwe boeken van Gerlach
die deze week zijn verschenen, vormen
een waardig vervolg op Solstitium. Het
bundeltje Daar ligt het werd in op
dracht van Poetry International ge
schreven ter gelegenheid van de vierde
Gedichtendag en bevat slechts tien ge
dichten. Dit is het eerste:
Daar ligt het en het heeft zijn sokken
uit
te zien aan tenen in godweet gedoopt
in zeven dekens heeft het zich gerold
ADVERTENTIE
waaronder het zich krabt het heeft een
huid
waarover dingen lopen het staat bol
van op zijn rug te vangen wat daar was
en een soort zingen komt eruit gekro
pen
dat door je lichaam maalt als ge
kauwd glas.
Het is een bijna traditioneel rijmend,
metrisch regelmatig gedicht, waarvan
de lezer zich niettemin buitengewoon
ongemakkelijk gaat voelen. Wat ligt
daar in die zeven dekens? Is het een
met luizen overdekte zwerver die zich
kreunend ligt te krabben? Maar de
tweede regel roept met de woorden
'godweet' en 'gedoopt' religieuze asso
ciaties op, terwijl het geluid dat 'het'
maakt als een zingen wordt aangeduid.
Bovendien heeft dat zingen een fysiek
ingrijpend effect op de luisteraar. Gaat
het hier niet veeleer over de onzichtba
re gruwel die ons allen omgeeft en die
de bron is van aangrijpende poëzie?
In de loop van het bundeltje komt
'het' enkele malen terug, in verschillen
de gedaanten. Er zijn gedichten over
een hond die op agressieve wijze om
liefde bedelt (zie Cicero van vorige
week), over een dode vader wiens as na
verstrooiing terugwaait, over een moei
zaam vrijend paar dat verantwoordelijk
is voor het evenwicht van de wereld. De
gebeurtenissen voltrekken zich als in
dromen, en getuigen van een angst die
steeds net niet in paniek omslaat
In het laatste gedicht ligt 'het' niet
meer in een portiek, zoals gesuggereerd
aan het begin van de bundel, maar in de
wasmand, de keukenla, de krantenbak.
Als je het zoekt, verplaatst het zich, 'en
als je schreeuwt houdt het niet meer/
op zoals vroeger': zelfs in de zinsbouw
zijn 'het' en 'je' aan elkaar gelijk gewor
den. Dit is een nachtmerrie waaruit
geen ontwaken mogelijk is. Je probeert
'het' te overstemmen door zelf heel
hard te gaan krabben, maar dan veran
dert 'het' zijn tactiek door voortdurend
slikgeluiden te gaan maken. Probeer je
het aan te spreken, dan vertoont het
zich niet, 'de kamer blijft rustig/ en het
ligt in zijn hoek en slikt.'
In Jaagpad staan op de linkerpagina's
schilderijen van Marianne Aartsen, die
tot stand zijn gekomen naar aanleiding
van een drietal reizen in Wesl-Afrika.
Op veel schilderijen zien we rudimen
taire menselijke figuren in het land
schap opgaan, hazen zwemmen als vis
sen door de lucht, onduidelijke wezens
buigen zich over een rivier heen of dui
ken erin onder.
De gedichten die Gerlach erbij
schreef, zijn over het algemeen ronduit
hermetisch en vereisen dagenlange lec
tuur, maar wat direct opvalt is dat het
latente surrealisme uit de eerdere bun
dels hier tot credo is verheven. Associa
ties zijn vaak nog nauwelijks te volgen,
en zelfs het vocabulair is door dé droom
aangetast 'Stroomput bochelrecht:
eentje repelt hoe ook/ in ons, vleugel
vlies radflens, toe maar sla// dubbel en
los op.'
Hoewel deze - wederom voorbeeldig
uitgegeven - bundel minder duidelijk
een verhaal vertelt dan Solstitium,
dringt zich tijdens het lezen onwille
keurig het vermoeden op dat aan dit
dichterschap een verschrikkelijk ge
heim ten grondslag ligt. Regels als deze
lijken voer voor psychologen:
Je lag wijdopen naast me weet je vroeg
je
of ze al weg zijn (afgelegde heren
hingen boven het marktplein lid na lid
onthutst in doodsverstijving opgericht)
en waarom wij geen nagels tanden
haren
vel meer hebben?
De eens zo hanteerbare poëzie van
Gerlach is een open wond geworden.
PietGerbrandy
Eva Gerlach: Daar ligt het.
De Arbeiderspers; 16 pagina's; 1,50.
ISBN 90295 2240 2.
Marianne Aartsen/Eva Gerlach: Jaagpad.
Glance-aside; 56 pagina's: 24,50.
ISBN 90 9016488 X.